Europese beurs van 913.000 euro voor FEB onderzoek over werkmigranten

De afgelopen jaren is een toename zichtbaar in het aantal arbeiders dat door hun werkgever naar het buitenland wordt uitgezonden. Deze werkgevers zijn meestal onderaannemers of uitzendbureaus gespecialiseerd in werk in het buitenland. Binnen de Europese wetgeving vallen deze uitgezonden werknemers onder de voorwaarden van hun thuisland en niet van het land waarin ze werken. Wat is het effect hiervan op de arbeidsvoorwaarden en het recht op vertegenwoordiging door een vakbond? De European Research Council (ERC) heeft dr. Nathan Lillie van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde een beurs van 913.110 euro toegekend om dit te onderzoeken.

De zogenaamde Starting Grants van de ERC (opgericht door de Europese Commissie) zijn bedoeld ter ondersteuning van veelbelovende onderzoeksleiders. De beurzen worden toegekend via een open competitie, op grond van de academische staat van dienst van de onderzoeker en het innovatieve gehalte van het onderzoeksvoorstel. Volgens de ERC is het voorstel van Lillie gehonoreerd “vanwege zijn grote academische en politieke belang. Werkmigranten in het algemeen en uitgezonden werknemers in het bijzonder nemen een strategische plaats in op de agenda van overheden, vakbonden en internationale organisaties.”

Etnografisch onderzoek naar uitgezonden werkmigranten

Het FEB onderzoeksteam, bestaande uit Lillie, een post doc en twee PhD studenten, zullen zich richten op de groei van “uitgezonden” werkmigranten in de Europese Unie en de gevolgen hiervan voor de industriële sector. Werkgevers kunnen in hoge mate de arbeidsvoorwaarden van het thuisland toepassen op werknemers die uitgezonden worden naar het buitenland. Vakbonden en overheden in het gastland zijn bij wet gebonden aan de vertegenwoordiging van deze werknemers. Door Europese wetgeving en de industriële praktijk is de onafhankelijkheid aangepast, waardoor staten niet meer vrij zijn in het bepalen van de arbeidsvoorwaarden binnen hun grenzen. De FEB onderzoekers veronderstellen dat deze verscheidenheid aan nationale industriële onafhankelijkheid zal leiden tot gefragmenteerde arbeidsmarkten waarin uitgezonden werkmigranten tweederangs werknemers worden die het moeten stellen zonder de rechten en de bescherming die Europese werknemers sinds de Tweede Wereldoorlog genoten hebben.

Het onderzoek omvat onder andere veldwerk in Finland, Duitsland, Nederland, Groot-Brittannië en Brussel. Ervaringen van uitgezonden werkmigranten en ‘autochtone’ collega’s zullen worden opgetekend in een serie interviews. Daarnaast zullen er interviews gehouden worden met managers, vakbondsbestuurders en beleidsmakers, om zo het verband tussen arbeidsmobiliteit, veranderende strategieën van onderaannemers en juridische/politieke veranderingen in de mate van onafhankelijkheid van de industriële sector bloot te leggen.

Nathan Lillie
Dr. Nathan Lillie is expert op het gebeid van Industriële Betrekkingen & Arbeid, en Internationale Betrekkingen. Sinds 2007 is hij universitair docent in International Business and Management aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Hij behaalde zijn PhD aan de the Cornell School of Industrial and Labor Relations in 2003 en werkte van 2004 tot 2007 als Research Fellow aan het Helsinki Collegium for Advanced Studies. Hij publiceerde onder andere het boek “A Global Union for Global Workers: Collective Bargaining and Regulatory Politics in Maritime Shipping” en artikelen over internationale vakbondsamenwerking, maatschappelijk verantwoord ondernemen, vakbondsvertegenwoordiging van werkmigranten en internationale klassevorming. Momenteel doet hij onderzoek naar industriële betrekkingen en de veranderende betekenis van het begrip soevereiniteit.

Noot voor de pers

Voor meer informatie: dr. Nathan Lillie, email: N.A.Lillie rug.nl