The effects of whole-body vibration on brain functions
| Promotie: | T. Oroszi, PhD |
| Wanneer: | 07 februari 2023 |
| Aanvang: | 12:45 |
| Promotors: | prof. dr. E.A. (Eddy) van der Zee, prof. dr. C. Nyakas |
| Copromotor: | dr. S.F. de Boer |
| Waar: | Academiegebouw RUG |
| Faculteit: | Science and Engineering |
Whole Body Vibration, gezondheidswinst door trilplaten
Het hogere risico op ouderdomsziekten en de bijbehorende complicaties doet zich wereldwijd voor en hebben de gezondheidszorgstelsels aanzienlijk belast. Een van de meest effectieve behandelingen voor ouderdomsziekten is actieve lichaamsbeweging waarvan algemeen wordt erkend dat het aanzienlijke voordelen oplevert voor zowel de fysieke als de mentale gezondheid. Maar wat te doen als de patiënten worden belemmerd in het uitvoeren van actieve lichaamsbeweging vanwege beperkingen in hun cognitieve en fysieke mogelijkheden?
Whole Body Vibration (WBV) is een alternatief type oefeninterventies waarbij trilplaten worden gebruikt, en wat vaak aangeduid wordt als een vorm van "passieve beweegoefening" die kan worden toegepast ongeacht de cognitieve en fysieke mogelijkheden van de patiënt. Tamas Oroszi wilde de gedragsaspecten, neurologische en fysiologische aspecten, alsmede de moleculaire en cellulaire mechanismen van WBV onrafelen door gebruik te maken van meerdere preklinische experimenten, waaronder diermodellen voor de ziekte van Alzheimer, gezond ouder worden en postoperatieve achteruitgang.
Oroszi: ‘We ontdekten dat WBV de uitkomsten van angstachtig gedrag, vrijwillige locomotorische activiteit en verschillende aspecten van geheugenfuncties kan verbeteren. Deze bevindingen lijken gepaard te gaan met verbeterde hippocampale neurogenese, hippocampale neuroinflammatie, en glia pathologie. Bovendien werden ook verbeteringen gevonden in de spierkracht en motorische coördinatie, wat gezien wordt als de bekende gevolgen van goed gedoseerde WBV-blootstelling.
Onze gegevens suggereren dat WBV kan worden beschouwd als een relevante ondersteunende oefeningsstrategie om motorische en cognitieve/mentale prestaties te verbeteren. Uit de bevindingen blijkt echter dat de uitkomst van deze experimenten onderling niet altijd gelijk zijn, wat aangeeft dat verdere optimalisatie van de gebruikte WBV-protocollen nodig is. Al met al heeft ons werk aangetoond dat onderzoek naar WBV nog steeds relevant en noodzakelijk is en dat nieuwe doelgroepen en onderzoeksvragen samen zouden moeten gaan met meer aandacht voor translationeel onderzoek.’