Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws

Rede rector magnificus prof. dr. Elmer Sterken

Opening Academisch Jaar 2012/2013

Leden van het College van Bestuur, Dames en Heren,

Gaarne heet ik U allen van harte welkom bij de zitting ter gelegenheid van de Opening van het Academische Jaar 2012/2013. Negen dagen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is het wel heel aantrekkelijk om van deze plaats het gewenste hoger onderwijs- en onderzoekbeleid te schetsen. Er is immers aanleiding genoeg met de recente discussies over bijvoorbeeld de langstudeerboete en de bezuinigingen op de publieke bekostiging van het onderzoek. Maar, ik vind dat we gezamenlijk trots kunnen zijn op de prestaties van Nederlandse universiteiten in het algemeen en zeker van de Rijksuniversiteit Groningen in het bijzonder. We staan hoog op ranglijsten, organiseren onze instellingen uiterst doelmatig en staan volledig ten dienste van de samenleving. Ik maak me wel zorgen over de politieke bereidheid om te investeren in onderwijs en onderzoek. Het is vreemd dat, terwijl men weet dat op de lange termijn onze welvaart grotendeels afhangt van de groei van de arbeidsproductiviteit en onderwijs en onderzoek de drijvende factoren van de arbeidsproductiviteit zijn, de bereidheid op de korte termijn om te investeren in universiteiten en fundamentele kennis zo beperkt is. En dat terwijl onze buurlanden duidelijk wel investeren in het universitaire klimaat. Politici zijn vanwege hun korte benoemingsperiode 'blind' voor de langetermijn argumenten. Universitaire bestuurders moeten derhalve blijven hameren op het belang van universiteiten voor onze verre toekomst. En die toekomst is er in mijn ogen één van een duurzame universiteit die ferm geworteld is in de internationale samenleving. Duurzaam, omdat we onderzoek doen dat de wereld beter maakt. Duurzaam, omdat we studenten opleiden voor een belangrijke rol in de samenleving. Duurzaam, omdat we maatschappelijke problemen oplossen voor de huidige en toekomstige generaties.

De Rijksuniversiteit Groningen zal in 2014 400 jaar bestaan en we zijn nu al volop in voorbereiding om dat feest te vieren. Het 80ste lustrum kent als thema Fo(u)r Infinity en ik laat U het logo wellicht ten overvloede zien. We zijn de afgelopen 400 jaar van groot belang geweest voor onze directe omgeving. Ik zeg wel eens dat, als de RUG zo'n 200 jaar geleden door de Franse overheersers net als de universiteiten van Franeker en Harderwijk gesloten zou zijn, de stad Groningen ook de omvang van Franeker of Harderwijk gehad zou hebben. Als je bovendien alumni van onze universiteit vraagt hoe men terugdenkt aan hun studie dan hebben de Groningers meer met de stad Groningen en de universiteit en of faculteit dan alumni van andere universiteiten. Die 'Groningen ervaring' is iets om trots op te zijn en dat gevoel van de afgelopen eeuwen over te brengen naar de volgende 400 jaar. Fo(u)r Infinity is dus in het geheel gekoppeld aan duurzaamheid.

Duurzaamheid is het thema van mijn toespraak van vandaag. De wereld om ons heen verandert snel en als universitair bestuurder is het een absolute noodzaak om adequaat en tijdig te handelen. Ik vind dat onze eigen bedrijfsvoering ook nog wel wat kunnen winnen als het gaat om de duurzaamheid. Maar ik wil het hier primair over onderwijs en onderzoek hebben. Ik neem U kort mee in een terugblik op het afgelopen seizoen en kijk daarna vooruit naar dit voor onze universiteit belangrijke academische jaar. Het wordt het jaar waarin ons profiel, dat we in mei naar de Staatssecretaris gestuurd hebben, al dan niet goed bevonden wordt, het jaar waarin de prestatie-afspraken bekrachtigd worden, het jaar waarin onze universiteit op 24 september aanstaande Desmond Tutu een eredoctoraat zal verlenen, het jaar waarin we de ASEM, een grote conferentie voor Aziatische en Europese universiteiten, in Groningen organiseren en het jaar waarin we hopelijk heel binnenkort onze Olympische studenten kunnen eren.

Over het afgelopen jaar wil ik kort zijn: het was een uitstekend jaar. Meer studenten, meer studenten die het eerste jaar binnen een jaar afronden, veel meer publicaties en citaties, meer onderzoekssubsidies, we zijn echt heel succesvol in de programma's van de European Research Council geweest, we horen weer bij de beste 25 werkgevers in de Best Places to Work in Academia’ ranking die het vakblad The Scientist jaarlijks publiceert. In de top-25 van 2012 staan naast twintig Amerikaanse universiteiten en onderzoeksinstituten vijf anderen en daar zitten wij gewoon bij. En we hebben een nieuw lid van het College van Bestuur mogen verwelkomen: collega Jan de Jeu. De RUG stijgt verder op de internationale onderzoeksranglijsten, volgens Elsevier zijn we beste universiteit van Nederland, we hebben beroemde alumni die bijvoorbeeld President van De Nederlandsche Bank worden en we worden vaker dan ooit tevoren benaderd voor allerlei nieuwe vormen van internationale samenwerking. Op deze plaats is het voorts aardig om te vermelden dat onze universiteit op plaats 85 in de nieuwe Nature Publishing Index staat. Deze index is gebaseerd op de aantallen publicaties in Nature en de tijdschriften in de Nature familie, waarbij dan voor auteurschap gewogen wordt. We zijn één van de 15 Europese universiteiten in de top-100 en met de Universiteit Utrecht een van de twee Nederlandse instellingen. Kortom we hebben redenen genoeg om trots op onszelf te zijn en dat gevoel werd nog eens versterkt door de prachtige gouden medaille van onze student Epke Zonderland aan het hoogrek tijdens de Olympische Zomerspelen in Londen.

De RUG kijkt vooruit. In het voorjaar hebben wij voor de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een profileringsdocument opgesteld. In dit document wordt besproken hoe de RUG de kwaliteit van onderzoek en onderwijs nog verder verbeteren wil, hoe wij onze kennis willen benutten voor valorisatie, hoe wij bedrijfsmatig willen opereren en hoe de RUG denkt verder te internationaliseren. Ik ga dit document niet voor U voorlezen: U kunt het document veel beter zelf op Uw gemak via Internet inzien. Ik wil het evenwel over twee zaken uitgebreider hebben en onze plannen toelichten. Ten eerste over de modernisering van het onderwijs en ten tweede over de maatschappelijke verankering van ons onderzoek.

Het academisch onderwijs is zoals altijd volop in beweging. In mijn ogen zijn de volgende dieper liggende oorzaken van dit veranderingsproces te duiden:

      De westerse maatschappijen individualiseren. Studenten voelen sterker dan ooit tevoren de druk om als individu te presteren en eisen dan ook meer dan voorheen kwaliteit van het onderwijs.

      De universitaire gemeenschap mondialieert door wegvallende grenzen en deregulering, een groeiend aantal internationale subsidieverstrekkers en lagere transportkosten. Studenten zijn mobieler geworden: zeker in de Europese Hoger Onderwijsruimte. De toenemende mobiliteit leidt tot meer competitie en dus tot een hogere gewenste kwaliteit.

      Door de toenemende druk op de openbare uitgaven is zeker in Nederland de bereidheid van de belastingbetaler om blanco cheques voor het studeren te verstrekken enorm afgenomen.

Samenvattend leiden deze drie ontwikkelingen tot een sterke kwaliteitswens gecombineerd met een grote stijging van de verlangde arbeidsproductiviteit. We moeten het beter doen met minder geld.

Per saldo is de productiviteit van Nederlandse universiteiten de laatste drie decennia enorm gestegen. Dat geldt voor het onderzoek, maar zeker ook voor het onderwijs. De aard van het academisch onderwijs is veranderd en zal ook in de komende jaren nog behoorlijk op de schop gaan. De Rijksuniversiteit Groningen zal de kwaliteit van het onderwijs in de komende jaren sterk verbeteren, beter afstemmen op de wensen van de nieuwe lichtingen studenten en zorgen dat studenten betere kansen hebben in vervolgopleidingen en/of beroepsperspectieven. We streven ‘duurzaam’ onderwijs na. Ik zal enkele van de voorgenomen wijzigingen schetsen.

De universiteit vereist dat een student gelijk vanaf het begin actief participeert in de opleiding, vakken haalt en deel uitmaakt van de academische gemeenschap. Idealiter studeert men in cohorten. Het eerste jaar wordt nog benut om de student in het meest geschikte en gewenste programma te laten deelnemen. Daarna praten we over een vertrouwensrelatie tussen opleiding en student, waarin studievoortgang de norm is. Studenten dienen hun nevenactiviteiten, die van groot belang zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, zo te plannen dat studievoortgang goed mogelijk blijft.

Een groter deel van de nieuwe lichtingen studenten wil een algemene opleiding aan het begin van de studie. Hierdoor wordt de kans op een foutieve keuze verminderd en een eventuele overstap naar een aanliggende richting eenvoudiger. In de komende tijd zal de RUG veel meer algemene bachelorprogramma's aanbieden. Dat neemt niet weg dat we ook voor die studenten, die gelijk een gespecialiseerde bachelor willen kiezen, klaar willen staan. U zult begrijpen dat dat alleen kan als er voldoende studenten zijn die zo'n gespecialiseerd programma willen volgen.

Een deel van de studenten heeft een duidelijke voorkeur voor een zwaarder en uitdagender programma. Voor deze studenten bieden we nu het Honours College en vanaf 2014 zal de RUG ook een University College hebben. Ik heb daar het ‘Oxbridge’-model voor ogen. Studenten die intensief begeleid worden om bewust uitdagende en risicovolle projecten aan te gaan.

Het studeren en leren is en blijft een individuele verantwoordelijkheid van de student zelf. Maar het is van belang om van de fysieke aanwezigheid van medestudenten gebruik te maken. De RUG werkt aan de uitbouw van leergemeenschappen om dit mogelijk te maken. Uiteindelijk is het de bedoeling dat er in een aantal opleidingen jaarklassen komen.

Het is ook onze wens om E-learning te verkennen. Hoe je dit ook wendt of keert, de internationale concurrentie zit niet stil. We gaan verder nadenken over distance learning en wellicht ook open-course ware.

Ik ben ervan overtuigd dat de vorm van het aanbod van het onderwijs ertoe doet. Studenten zijn net mensen: alles geschiedt in principe just-in-time. Dit wetend is het van belang om de studievoortgang regelmatig te toetsen en niet te wachten tot het vak afgelopen is. Studenten zijn gevoelig voor competitie tussen vakken, die tegelijk gedoceerd worden. Die concurrentie leidt vaak tot slechtere tentamenresultaten of zelfs uitstelgedrag. Daarom gaat de RUG voor de meeste opleidingen de programma's zo inrichten dat er maximaal twee vakken tegelijk gevolgd worden.

U zult wellicht denken dat dit allemaal erg schools klinkt. Regelmatiger toetsen, niet te veel vakken tegelijk, wellicht cohorten, leerlijnen in het onderwijs, enzovoort. Waar blijft de zogenaamde ‘academische vrijheid’ en de eigen verantwoordelijkheid van de student? Gaan universiteiten niet te veel op middelbare scholen lijken? Dames en Heren, in mijn ogen worden hier twee zaken verward. De inhoud van het onderwijs is van academisch topniveau, studenten worden continu uitgedaagd door toponderzoekers, door de variatie in gevraagde eindproducten en ik ben overtuigd van de stelling dat de kwaliteit van studenten van nu beter is dan ooit tevoren. Alleen eisen de belastingbetalers, vaak die oud-studenten die lang over hun studie gedaan hebben (ik zal geen voorbeelden noemen), dat studenten hun ware kwaliteit sneller laten zien. Bedrijven en instellingen die roepen om studenten met meer ervaring dan hun studie hebben geen euro over voor de bekostiging van de extra benodigde tijd om extra-curriculaire activiteiten of dubbele studie uit te voeren. Door al die factoren verandert de vorm van het academische onderwijs en dat leidt vaak tot de eerder genoemde verwarring. Ik ben er van overtuigd dat het moderne academische onderwijs, net zoals in vele landen om ons heen, academisch inhoudelijk van topniveau in een strakker keurslijf geprogrammeerd kan worden. De RUG gaat dit de komende jaren verder vorm geven en ik hoop en reken op Uw steun.

Omstreeks het jaar nul leefde er in het Romeinse Rijk een uitvinder, die luisterde naar de naam Heron. We weten niet veel af van deze man. Dat feit op zich, dat we zo weinig van hem afweten, is al veelzeggend en leerzaam. Want uit de geschriften die Heron ons nagelaten heeft en uit de verhalen die er over hem bekend zijn, blijkt dat hij niets meer of minder dan de uitvinding van de stoommachine op zijn naam heeft staan. Ja, u hoort het goed. De stoommachine is niet aan het begin van de industriële revolutie uitgevonden, maar al bijna twee duizend jaar eerder. De Romeinen hebben in die stoommachine echter nooit meer dan een leuk speelgoedje gezien. Ze zijn nooit op het idee gekomen de stoomkracht in te zetten in de sfeer van de productie. Ze hebben hem wel – naar verluidt – gebruikt om een aantal van hun tempels te voorzien van deuren, die automatisch open en dicht gingen, zodat we wel kunnen stellen, dat de Romeinen ook de automaat hebben uitgevonden. Maar de automatisering hebben ze niet uitgevonden: dat is pas in de vorige eeuw gebeurd.

Dames en heren, de uitvinding van de aeolipile, zoals Heron zijn stoommachine noemde en van de magische tempeldeur, leert ons dat er een zeer complexe relatie bestaat tussen techniek en de toepassing en verspreiding daarvan in een samenleving. De op slavenarbeid gebaseerde samenleving van de Romeinen was eenvoudigweg blind voor de arbeid die een stoommachine kan verrichten. De Romeinen waren niet in staat de transitie naar een industriële samenleving te maken, vast als ze zaten in denkpatronen die zich niet verdroegen met industrie en machinekracht. Dat stelt ons voor de vraag: hoe voorkom je zoiets? Hoe kunnen wij voorkomen dat wij de mogelijkheden die wetenschap en techniek ons bieden ongebruikt laten liggen? Deze vraag is relevanter dan ooit. We weten allemaal dat het van groot belang is om de transitie naar een duurzame economie en samenleving te volbrengen, omdat onze ecologische voetafdruk te groot dreigt te worden voor de planeet waarop wij met onze ruim zeven miljard medemensen leven. We hebben ook wel het gevoel dat we in principe de techniek in handen hebben, waarmee we die transitie kunnen realiseren. Maar waarom gebeurt er dan zo weinig? Zou het kunnen zijn, dat ook wij vastgeroest zitten in denkpatronen, die ons verhinderen de mogelijkheden te zien, die onze eigen technologie voor ons geopend heeft?

Wij zijn geen Romeinen meer en onze wetenschappers hoeven niet bang te zijn dat hun de droeve vergetelheid van Heron wacht, wanneer zij in hun onderzoek een doorbraak bewerkstelligen. Onze bedrijven zijn zich er sterk van bewust dat economisch succes identiek is aan kennisvoorsprong op de concurrentie en overheden beseffen dat welvaart en welzijn voor een groot gedeelte afhankelijk zijn van het kennis en scholingsniveau van de burgers. Ieder hoogontwikkeld land kent een groot aantal instituties, die zich bezig houden met de productie van nieuwe kennis of met de exploratie van de mogelijkheden die nieuwe kennis oplevert. Er bestaat zowel onder politici, als onder onderzoekers, bestuurders en zakenmensen een hoge alertheid: ze beseffen dat ze elkaar nodig hebben en dat ze moeten samenwerken om maatschappelijke problemen op te lossen en nieuwe economische groeimogelijkheden te scheppen. In dit opzicht lijkt onze maatschappij totaal niet meer op het Romeinse Rijk.

Maar er is één innovatie die maar niet tot stand komt. En dat is duurzame innovatie: de vernieuwing van de technologische basis van onze samenleving, de omschakeling van verbranding van fossiele brandstoffen naar het gebruik van de in overvloed aanwezige duurzame energiebronnen. Kortom, de innovatieve kracht van onze wetenschap en technologie is groter dan ooit en neemt nog steeds toe, maar ons vermogen om onze innovatieve krachten te richten op de overgang naar een duurzame samenleving ontwikkelt zich slechts in slakkengang. De vraag is: waar ligt dat aan en wat kunnen we eraan doen?

Dames en heren, u hoeft er niet bang voor te zijn dat ik ga proberen vandaag hier deze moeilijke vraag te beantwoorden. Dat zou een al te opvallende vorm van hubris zijn. In plaats daarvan wil ik u laten zien wat de Rijksuniversiteit Groningen er aan doet om deze vraag op de agenda te krijgen. Dat klinkt misschien eigenaardig: dat een universiteit een vraag op de agenda wil krijgen. Maar ik denk dat dit bij uitstek een taak is, die de universiteit op zich moet nemen: het stellen van de juiste vragen. Als ik nog één keer terug mag gaan naar de Romeinen: het grote verschil tussen de West-Europese samenleving en die van de Romeinen is dat in West-Europa sinds de vroege Middeleeuwen universiteiten zijn ontstaan. Universiteiten zijn instituties die zich een grote mate van autonomie verworven hebben en binnen de muren waarvan daardoor zonder storende tussenkomst van allerlei belangengroeperingen of machtsconstellaties nagedacht kan worden. Binnen universiteiten kunnen daardoor vraagstellingen ontwikkeld worden, die daarbuiten wereldvreemd gevonden worden, of onbeleefd, of irrelevant of die om tal van andere redenen net even niet uitkomen. Universiteiten zijn instellingen die het in onze cultuur gegund wordt afstand te nemen om eens te kijken hoe de wereld er dan uit ziet. Een Romeinse onderzoeker zou de vraag gesteld hebben, waarom een echte Romein een slavenbezitter is en of het niet veel beter zou zijn stoomkracht in plaats van slavenspieren in te zetten. Men zou zich wellicht ook meer zorgen over de ethiek gemaakt hebben. Maar zonder die enclaves van het vrije onderzoek kwam het er niet van dit soort vraagstellingen te formuleren. En nu achteraf weten we hoe zonde dat was.

Van universiteiten mag dus verwacht worden, nee, sterker, van universiteiten mag u eisen, dat ze de vraag: hoe bereiken wij dat de samenleving duurzaam wordt, serieus nemen. En serieus nemen betekent: onderzoeksprogramma’s en daaraan gerelateerde onderwijsprogramma’s opzetten, financiering regelen en samenwerking met externe partijen organiseren. Kortom: bestuurlijke energie inzetten, middelen reserveren en – vooral – intellectuele kracht organiseren. Makkelijk is dat allemaal niet. Duurzaamheid is een complex begrip, dat ook nog eens sterk omstreden is. En middelen zijn schaars. Maar toch: de samenleving mag van ons eisen dat wij onze unieke positie in de westerse maatschappij gebruiken om het doornige pad naar de duurzame samenleving te exploreren en om er aan mee te helpen dat pad zo begaanbaar mogelijk te maken.

Onze universiteit draagt aan drie thema's bij op het gebied van duurzaamheid. Ten eerste Healthy Ageing. We zijn trots op het nieuwe ERIBA-gebouw en zeker op de wetenschappers die het gebouw gaan bewonen en onderzoek verrichten op het gebied van de biologie van het ouder worden. We zijn ook trots op de opzet van de Lifelines database, waarin straks gegevens van 170 duizend inwoners van Noord Nederland opgeslagen liggen. Hiermee komen we door meten tot weten, en krijgen inzicht in de relatieve belangrijkheid van genetische aanleg en levensstijl met betrekking tot gezondheid en ziekte. Ten tweede Energie. We zijn volop bezig om de Energy Academy verder vorm te geven en de bouw van een nieuw gebouw op de Zernike Campus kan hopelijk spoedig starten. We doen dat niet alleen en ik wil benadrukken dat de banden met andere instituties en organisaties van groot belang is voor het slagen van dit soort projecten. We hebben de contacten met onze omgeving meer dan ooit nodig. We moeten uitleggen waar we mee bezig zijn en ik wil U een fraai voorbeeld hier niet onthouden. Van 16 tot en met 18 augustus heeft de RUG voor het eerst meegedaan met Llowlab. Llowlab is een onderdeel van het bekende Lowlands-festival. Er wordt een eiland in vijver op het festivalterrein in Biddinghuizen gebouwd en universiteiten en kennisinstellingen laten nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wetenschap, innovatie en duurzaamheid zien. Op de foto ziet U onze Kees Hummelen, hoogleraar organische chemie, met hoed, want dames en heren, het was erg warm die dagen, Llowlab betreden. Kees Hummelen heeft aldaar bijgedragen aan de RUG-vertegenwoordiging die zich vooral concentreerde rond nano-science. Naar schatting hebben tien duizend mensen het Llowlab-eiland bezocht en de boodschap van onder andere Kees Hummelen over de innovaties in de zonnecellen kunnen aanschouwen. Ik wil U maar meegeven, dat het van belang is om niet in de ivoren toren alleen te blijven, maar onze kennis ook zeker te delen.

Het derde initiatief hebben we Sustainable Society genoemd. Dit initiatief is er expliciet op gericht het probleemgebied te bestuderen, dat ik vandaag centraal heb gesteld. Hoe kunnen we onze samenleving duurzaam maken? Hoe kunnen we bewerkstelligen dat individuen, organisaties, overheden en bedrijven de doelstelling van duurzaamheid zo belangrijk gaan vinden, dat ze daar net zo intensief en net zo vanzelfsprekend mee bezig zijn als met de doelstellingen van efficiency en rendement? Waar liggen onze Romeinse blinde vlekken en hoe kunnen we onszelf daarvan genezen? Vorig jaar heb ik op deze plaats aangekondigd dat we het derde thema Sustainable Society bij de kop zouden gaan nemen en ik ben er trots op dat we na een jaar denken een Groningse afbakening en concretisering van onze inspanningen hebben kunnen schetsen. U hoort van ons!

Dames en heren, waar zijn universiteiten voor? Wat is ons bestaansrecht? Waarom zou de belastingbetaler er geld in willen stoppen? Ik heb er op gewezen dat universiteiten al vanaf de Middeleeuwen een belangrijk onderdeel van de West-Europese cultuur zijn. De Europeanen beseffen hoe belangrijk het is dat er instituties zijn, waarin op enige afstand van het dagelijkse gewoel onderzoek verricht wordt en waarin de vrijheid gekoesterd wordt om lastige vragen te stellen. Wat deze verworvenheid in de praktijk betekent, wil ik graag met een klein voorbeeld toelichten. Om alle misverstand uit te sluiten: dit is slechts één van de vele voorbeelden die ik zou kunnen geven. Het gaat over onze studenten. In 2010 heeft een team van Groningse studenten in Boston een gouden medaille gewonnen in de prestigieuze International Genetically Engineered Machine wedstrijd (iGEM). Die prijs hebben ze indertijd gewonnen met een genetisch gefabriceerde machine, die bestond uit een bacterie, die kan dienen om als milieuvriendelijke coating ongewenste aangroei op schepen tegen te gaan. Die schepen kunnen dan sneller varen en ze gebruiken dan nog minder CO2 uitstotende energie ook. Nogmaals: ik zou veel meer voorbeelden kunnen geven van dit soort prestaties die door onze studenten worden verricht. Wat ik ermee wil zeggen is: dit is waar universiteiten voor zijn. Voor de opleiding van mensen die fundamentele kennis bezitten en die de creativiteit en hartstocht hebben, waarmee die kennis omgezet kan worden in technologie die onze mogelijkheden vergroot en die tegelijk onze ecologische voetafdruk verkleint. Dames en heren, de Rijksuniversiteit Groningen ziet het als haar kerntaak mensen op te leiden en te vormen, die van deze hartstocht bezield zijn en die zeggen: de wereld duurzaam maken, Yes we can.

Ik dank u voor uw aandacht.

Laatst gewijzigd:13 maart 2020 01:52