Skip to ContentSkip to Navigation
About us Faculty of Law Research Centres of Expertise Groningen Centre for Health Law
Header image Groningen Centre for Health Law

De multidisciplinaire aanpak van zoönosen

Date:15 July 2022

mr. drs. Thom Geertsema, Docent / Onderzoeker Vakgroep Privaatrecht en Notarieel rechtt.p.c.geertsema rug.nl

Het onlangs gepresenteerde ‘Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid’ van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is een goede stap om het gevaar en de risico’s van zoönosen onder de aandacht te brengen. Het nationaal actieplan zoals dat er nu ligt is ambitieus. Dit komt mede vanwege de diverse partijen met elk hun eigen rol in de aanpak van zoönosen. Het is daarom zeker een stap vooruit om deze kwestie vanuit een One Health benadering aan te pakken.

Op 6 juli jl. was het wereld zoönosendag. Een belangrijke dag om het gevaar en de risico’s van zoönosen onder de aandacht te brengen. Zoönosen zijn infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan. Enkele bekende voorbeelden van infectieziekten die afkomstig zijn van dierlijke oorsprong zijn de ziekte van Lyme [1], Q-koorts [2] en Rabiës [3].

De COVID-19 pandemie heeft laten zien dat een adequate aanpak van besmettelijke infectieziekten, en dus ook van zoönosen, van groot belang is. Daarom dat de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op 6 juli jl. het ‘Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid’ hebben gepresenteerd. Het kenmerk van dit actieplan is dat de bestrijding van zoönosen vraagt om een multidisciplinaire aanpak, zoals ook begrepen in het begrip One Health. De One Health benadering ziet op de samenwerking van verschillende disciplines op het gebied van mens, dier en milieu met als doel kennisuitwisseling tussen de diverse vakgebieden met uiteindelijk een optimale gezondheid voor mens, dier en milieu.

Doel van het actieplan is om de risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen te verkleinen en voorbereid te zijn op een eventuele toekomstige uitbraak. De focus ligt daarbij op zoönosen die potentieel een grote impact hebben op individuen (grote ziektelast) of de maatschappij (veel zieken). Ook wordt rekening gehouden met onbekende ziekteverwekkers, waarbij wordt aangegeven dat een leven zonder risico op zoönosen niet bestaat. [4] Het kabinet heeft zich bij de totstandkoming van dit actieplan allereerst gebaseerd op de aanbevelingen uit het rapport ‘Zoönosen in het vizier’. [5] In het Nationaal actieplan, dat verbonden is met de Beleidsagenda Pandemische Paraatheid van het kabinet, staan de pijlers ‘preventie’, ‘detectie’ en ‘respons’ centraal, met als overkoepelende thema’s internationale samenwerking en onderzoek. Ook wordt er stilgestaan bij enkele risicofactoren zoals reisgedrag van mensen.

Voorkomen is beter dan genezen
Deze slogan is van toepassing op de eerste pijler en vormt het zwaartepunt van het Nationaal actieplan. Preventie ziet op het voorkómen van overdracht van zoönotische ziekteverwekkers. Hierdoor kunnen ziekte en economische (gevolg)schade worden voorkomen. In het kader van de preventie is gekeken naar leefomgeving, veehouderij, wilde dieren en gezelschapsdieren, humane preventie en ‘zoönosengeletterdheid’. [6] Dit heeft uiteindelijk geleid tot 23 verschillende actiepunten.

Voorop in het Nationaal actieplan staat de inzet op het tegengaan van klimaatverandering en verandering van landgebruik. Hierbij wordt onder meer verwezen naar het VN-Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biodiversity - CBD). De gedachte is namelijk dat een stijging van de temperatuur en verandering in regenval ertoe kunnen bijdragen dat ziektekiemen gemakkelijker worden overgedragen en dat bepaalde diersoorten meer of minder voorkomen in een gebied. Daarbij wordt door het RIVM wel opgemerkt dat het lastig te voorspellen is wat de exacte effecten zijn van klimaatverandering gezien de complexe wisselwerking tussen dierlijke gastheren, ziekteverwekkers, vectoren en mensen.[7] Daarnaast stelt het kabinet handreikingen op om gemeenten en provincies te ondersteunen bij het meewegen van zoönosenrisico’s bij de inrichting van het landelijk en stedelijk gebied. In de veehouderij wordt ingezet op versterking van de bioveiligheid op bedrijven en vaccinatie van pluimvee tegen vogelgriep. [8] Daarnaast is het thema zoönosen in de startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) benoemd als ‘meekoppelkans’ in de integrale gebiedsgerichte aanpak. Hierbij wordt getracht om waar mogelijk het risico op uitbraken met en de verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers in de veehouderij te verminderen. [9] Ten aanzien van gezelschapsdieren en (wilde) dieren komt er meer toezicht op dierenshows en wordt onderzocht of aanvullende inzet op opsporing van en toezicht op (illegale) handel van dieren of vlees nodig is. Tot slot wordt de kennis van burgers en professionals over zoönosen verhoogd door aanvullende doelgroepgerichte communicatie. De term ‘zoönosengeletterdheid’ is hiervoor door de expertgroep zoönosen in het leven geroepen. Deze term ziet op de combinatie van kennis en alertheid op het gebied van zoönosen. [10]

Actie leidt tot reactie
De andere twee pijlers gaan zoals gezegd over detectie en respons. In het Nationaal actieplan wordt benadrukt dat een tijdige detectie van een mogelijke zoönose essentieel is voor het vroegtijdig beperken van de gevolgen. Het Centrum Monitoring Vectoren (onderdeel van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit - NVWA) breidt haar capaciteit uit om beter zicht te houden op vectoren zoals teken. Verder werkt de NVWA samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en andere betrokkenen aan een kennisplatform vectorgebonden infectieziekten. [11] Daarnaast wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van de monitoring van zoönosen. De humane surveillance en versterking daarvan vormt onderdeel van de verdere versterking van de One Health surveillance. Daarbij worden signalen van zoönosen vanuit de humane surveillance gelinkt aan de signalen uit het veterinaire domein en de leefomgeving. [12] Tot slot wordt toegewerkt naar een geïntegreerde One Health surveillance met de bouw van een platform voor gegevensuitwisseling van de monitorings- en surveillancedata. Gezien de complexiteit hiervan is de verwachting dat het platform in 2026 operationeel is. Mocht er ondanks een goede preventie en detectie toch sprake zijn van een (grote) uitbraak dan is een adequate respons van belang. In het kader van de respons wordt ingezet op versterking. De samenhang van bestaande draaiboeken wordt versterkt. [13] Daarnaast stelt het kabinet een landelijk crisisplan infectieziekten op waarin zoönosen worden betrokken. Ten slotte wordt op regelmatige basis een One Health oefening georganiseerd waardoor alle betrokken partijen voldoende voorbereid zijn op een uitbraak van een zoönose. [14]

Het Nationaal actieplan laat zien dat het belang van de aanpak van zoönosen wordt onderkent en hoog op de (politieke) agenda staat. Dit is vanuit juridisch oogpunt ook niet geheel zonder reden, aangezien in de Nederlandse Grondwet is vastgelegd dat de overheid maatregelen moet treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Een multidisciplinaire aanpak, de One Health benadering, met inbegrip van de juridische aspecten daarvan is onontbeerlijk.

Deze bijdrage is totstandgekomen aan de hand van het ‘Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid’ welke te raadplegen is via https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/07/06/nationaal-actieplan-zoonosen


Bronvermelding

[1] Zie bijvoorbeeld Radolf JD, Strle K, Lemieux JE, Strle F. Lyme Disease in Humans. Curr Issues Mol Biol. 2021;42:333-384. doi: 10.21775/cimb.042.333.

[2] Zie bijvoorbeeld Eldin C, Mélenotte C, Mediannikov O, Ghigo E, Million M, Edouard S, Mege J-L, Maurin M, Raoult D. 2017. From Q fever to Coxiella burnetii infection: a paradigm change. Clin Microbiol Rev 30:115–190. https://doi.org/ 10.1128/CMR.00045-16.

[3] Zie bijvoorbeeld Fisher CR, Streicker DG, Schnell MJ. The spread and evolution of rabies virus: conquering new frontiers. Nat Rev Microbiol. 2018 Apr;16(4):241-255. doi: 10.1038/nrmicro.2018.11.

[4] Actieplan, p. 8.

[5] Actieplan p. 9; Kamerstuk 25 295, nr. 1357.

[6] Actieplan, p. 10.

[7] Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Staat van Zoönosen 2020, p. 75.

[8] Actiepunten 6 en 8.

[9] Actiepunt 5.

[10] Actieplan, p. 32.

[11] Actiepunt 29.

[12] De Europese diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 stelt het verplicht dat lidstaten surveillanceprogramma’s hebben.

[13] Actieplan, p. 59.

[14] Actieplan, p. 59.