Skip to ContentSkip to Navigation
Rijksuniversiteit Groningenfounded in 1614  -  top 100 university
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Kleurrijke Kopstukken: Albert van Giffen

17 september 2025
decoratieve afbeelding
Albert van Giffen

Op 9 december 2025 is het 400 jaar geleden dat Ubbo Emmius, de grondlegger van de RUG, overleed. In zijn voetspoor is de RUG gekleurd door velerlei mensen die er hebben gewerkt en gestudeerd, door de eeuwen heen. Sommigen zijn van uitzonderlijke betekenis geweest. Door hun bijzondere prestaties, opvattingen en activiteiten. Deze serie belicht een aantal van deze ‘Kleurrijke Kopstukken’. Deze keer: Albert van Giffen.

decoratieve afbeelding
De opening van het BAI in 1922

17 juni 1922: Opening van Biologisch-Archaeologisch Instituut (BAI) aan de Poststraat

De officiële opening van het BAI van Ab van Giffen vond plaats in het Academiegebouw, omdat de locatie aan de Poststraat zelf te klein was. De ‘vader van de hunebedden’ zou er zijn hele werkzame leven aan verbonden blijven en nog tot 1966 een kamer houden.

Terpafgravingen

In de 19de en begin 20ste eeuw werden de Friese terpen en Groningse wierden in rap tempo afgegraven. Deze ‘terpaarde’, rijk aan organische meststoffen, werd dan verkocht om landbouwgronden te verrijken. Veel waardevolle archeologische gegevens gingen zo voorgoed verloren. Dat ging door tot de grootschalige introductie van kunstmest. Ook de Drentse hunebedden verkeerden in desolate staat. Toen verscheen Albert Egges (Ab) van Giffen ten tonele.

Van Giffens entree in de archeologie was eigenlijk toevallig. In 1908 werd de toen 24-jarige student gevraagd toezicht te houden op de afgraving van de wierde Dorkwerd bij Groningen. Van Giffen was geen archeoloog, maar studeerde plant- en dierkunde en had als taak fossielen te bekijken. Na zijn afstuderen in 1910 werd hij officieel assistent bij het Zoölogisch Laboratorium. Ook begon hij aan zijn proefschrift over fauna in terpen.

decoratieve afbeelding

Een nieuwe visie op archeologie

In 1912 werd Van Giffen benoemd tot conservator bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Hij was aangetrokken door Jan Hendrik Holwerda, met wie hij al binnen een jaar een hoogoplopend conflict kreeg. De minister van Binnenlandse Zaken moest zelfs ingrijpen en regelde dat Van Giffen in 1916 zou terugkeren naar Groningen. Behalve persoonlijke verschillen speelden tegengestelde visies op de archeologie een rol. Holwerda was geschoold in de letteren en de (klassieke) mediterrane archeologie. Van Giffen was een natuurwetenschapper, die methoden uit de geologie en biologie ging integreren in de archeologie.

decoratieve afbeelding
Hunebed D16 bij Balloo zoals Van Giffen dit vond in 1925 en zoals het er tegenwoordig uitziet.

Hunebedden restaureren

Terug in Groningen werd Van Giffen conservator van het Zoölogisch Laboratorium. Hij hervatte zijn wierdenonderzoek en richtte zich op grafheuvels, urnenvelden, raatakkers en uiteraard hunebedden. In 1919 werd hij officieel aangesteld als ‘rijkscorrespondent’ om alle in Nederland aanwezige megalithische monumenten te inventariseren. Daarbij beperkte hij zich niet tot onderzoek, maar hij ging ook ingestorte en deels vernielde hunebedden restaureren. Hij overlegde met plaatselijke autoriteiten, vergrootte door aankoop de percelen waarop ze lagen, maakte ze toegankelijk voor publiek en beplantte de omgeving met bomen en struiken (die soms door hemzelf met zaag en snoeimes werden onderhouden).

Gedrevenheid

De ongelooflijke werkkracht die Van Giffen aan de dag legde, verwachtte hij ook van anderen. Zijn opvolger Tjalling Waterbolk herinnert zich: ‘Hij vroeg van zijn medewerkers een inzet, die nu niet meer zou worden geaccepteerd. Voor dag en dauw op pad, ’s avonds laat thuis of in kosthuizen ingekwartierd, vaak ook weekends ingeschakeld, het ene haastwerk na het andere en dat jaar in jaar uit. Maar hij had ook een grote persoonlijke charme, hij gaf zijn medewerkers veel vertrouwen en een groot gevoel van betrokkenheid bij een zaak, die kennelijk van groot belang was, want overal gingen deuren voor hem open. Men kon hem eigenlijk niets weigeren.’ *)

Militair vliegveld

Zijn overtuigingskracht werkte ook bij rijke particulieren. Van Giffen slaagde erin diverse donateurs te vinden voor zijn projecten. Zo kocht de Groninger industrieel Jan Evert Scholten de terp Wierhuizen voor Van Giffens onderzoek en maakte Anton Kröller (van het Kröller-Müller Museum) de opgraving van de brink bij Schipborg mogelijk. Evengoed wist Van Giffen medewerking te verkrijgen van de autoriteiten. Het onderzoek van de terp Wierhuizen kon ten tijde van de Eerste Wereldoorlog worden aangepakt dankzij de inzet van geïnterneerde Belgische militairen. In de jaren dertig regelde Van Giffen dat zijn opgravingen als werkverschaffingsobjecten werden beschouwd. In 1945 wist hij zelfs de Duitse bezetter ertoe te bewegen twee hunebedden bij Havelte niet finaal te verwoesten voor de aanleg van een militair vliegveld; na de oorlog konden ze hersteld worden.

decoratieve afbeelding
'Van Giffen zag toe op graafgroepen van soms meer dan 100 man.'

Unieke opgraving in Ezinge

Legendarisch was zijn rol in het onderzoek in Ezinge. Het onderzoek van de wierde aldaar was al in 1918 begonnen, maar werd in de jaren dertig groots aangepakt. Van Giffen zag toe op graafgroepen van soms meer dan 100 man. Er werden restanten van aanzienlijke boerderijen, dierenskeletten en gebruiksvoorwerpen als wagenwielen blootgelegd. Sommige materialen bleken afkomstig uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. De conclusie moest zijn dan dat er ooit een welvarende en allerminst primitieve boerenbevolking had gewoond. Nergens in Europa was ooit een prehistorische nederzetting met zo veel redelijk goed geconserveerde opeenvolgende bewoningslagen blootgelegd. Later zag Van Giffen ook toe op het onderzoek van de voormalige Walburgkerk op het Martinikerkhof in Groningen. Verder was hij betrokken bij opgravingen elders in Nederland en ook in Hongarije, Ierland en Frankrijk. Van Giffen genoot internationale faam, maar zijn basis bleef het door hem opgerichte instituut aan de Poststraat in Groningen.

Van Giffen in Groningen anno 2025

Het BAI is opgegaan in het bredere GIA (Groningen Institute of Archaeology), maar de directe opvolgers van Van Giffen werken nog steeds in het pand aan de Poststraat. Zijn nalatenschap is zichtbaar in bijvoorbeeld de wierde van Ezinge, die is voorzien van uitgebreide informatie over het werk van Van Giffen. Verder blijven de vele bewaard gebleven hunebedden in Noord-Nederland daarvan getuigen.

  • 14 maart 1884: Geboren te Noordhorn als zoon van hervormde predikant
  • 1912: Conservator Rijksmuseum van Oudheden te Leiden; trouwt en gaat wonen in Oegstgeest
  • 1913: Promotie op een proefschrift over resten prehistorische huisdieren in wierden
  • 1916: Terugkeer naar Groningen
  • 1919: Opbouw Biologisch-Archeologisch Instituut; koninklijk bezoek van prins Hendrik
  • 1954: Emeritaat
  • 31 mei 1973: Overleden te Zwolle (begraven in Diever)

*) G.A. van Gemert, J. Schuller tot Peursma-Meijer, A.J. Vanderjagt (red.) ‘Om niet aan onwetendheid en barbarij te bezwijken. Groningse geleerden 1614-1989. Hilversum: uitgeverij Verloren, 1989.

Zie voor meer Kleurrijke Kopstukken de overzichtspagina.

Laatst gewijzigd:17 september 2025 16:45
Deel dit Facebook LinkedIn
View this page in: English

Meer nieuws