Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Psychopatische mensen kunnen zich wel inleven in anderen, maar niet automatisch

20 augustus 2013

Psychopatische seriemoordenaars als Hannibal Lecter en Jack the Ripper zijn voor veel mensen zowel fascinerend als afstotelijk tegelijk. Dat blijkt wel uit het grote aantal films en boeken dat op dit thema is geïnspireerd. Maar zijn psychopaten nu simpelweg emotieloze misdadigers, of is de werkelijkheid toch complexer? Nieuw onderzoek van het Social Brain Lab in het UMCG in samenwerking met het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag laat zien dat mensen met een psychopathische stoornis zich wel kunnen inleven in de gevoelens van anderen, maar dit niet automatisch doen. Het is voor het eerst dat in Nederland bij patiënten met een psychopathische stoornis hersenonderzoek in een MRI-scanner is uitgevoerd. De onderzoekers publiceren vandaag over hun bevindingen in het vakblad Brain.

Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis die voorkomt bij één procent van de bevolking en bij tien procent van de mannelijke gevangenispopulatie. Misdadigers met de diagnose psychopathie vormen een bedreiging voor de samenleving omdat zij een grotere kans hebben om anderen schade toe te brengen en dat opnieuw te doen na hun vrijlating. Een belangrijk kenmerk van mensen met een psychopathische stoornis is dat zij geen empathie vertonen.

De onderzoekers onderzochten of dit gebrek aan empathie te maken heeft met hersengebieden die zowel geactiveerd worden als je zelf een emotie of aanraking ervaart of je lichaam beweegt, als wanneer je dit soort emoties, aanrakingen en handelingen waarneemt bij een ander. Bekend is dat de mate waarin dit zogenoemde ‘spiegelsysteem’ wordt geactiveerd, samenhangt met hoe empathisch mensen zijn. De vraag van het huidige onderzoek was dan ook of het gebrek aan empathie bij mensen met psychopathie kon worden toegeschreven aan verminderde activatie van dit ‘spiegelsysteem’ wanneer ze anderen observeren.

Filmpjes

Het onderzoek bestond uit drie delen, die allen werden uitgevoerd terwijl de hersenactiviteit van de deelnemers werd gemeten in een MRI-scanner. Eerst kregen de deelnemers filmpjes te zien, waarin twee personen elkaars handen op een liefkozende, afwijzende, pijnlijke of neutrale wijze aanraakten. Vervolgens kregen de deelnemers opnieuw de filmpjes te zien, deze keer met de instructie om zich in te leven in de gevoelens van een van de personen in het filmpje. In het laatste deel ervoeren de deelnemers de handaanrakingen zelf door ze samen met een van de onderzoekers daadwerkelijk uit te voeren.

Wanneer de deelnemers zonder specifieke instructie naar de filmpjes keken, bleken de hersengebieden die betrokken zijn bij beweging, emotie en aanraking inderdaad minder actief in vergelijking met de controlegroep. In de situatie dat de deelnemers de opdracht kregen om zich in te leven in de gevoelens van een van de personen in de filmpjes was er echter nauwelijks verschil in activiteit in dezelfde hersengebieden vergeleken met de controlegroep. Dit suggereert dat mensen met psychopathie wel de capaciteit hebben om zich in te leven in de gevoelens van anderen, maar dit spontaan minder sterk doen.

Therapie

Aan deze bevindingen zitten twee kanten. Enerzijds kan deze combinatie van capaciteit en verminderde activatie de ‘cocktail’ zijn die ervoor zorgt dat mensen met psychopathie tegelijkertijd meedogenloos kunnen zijn wanneer zij anderen schade berokkenen en sluw wanneer zij anderen verleiden. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of mensen met psychopathie in staat zijn zelf hun empathisch vermogen aan- en uit te schakelen, afhankelijk van de sociale situatie waarin zij verkeren. Anderzijds kunnen de bevindingen belangrijke aanknopingspunten opleveren voor therapeuten die werken met mensen met psychopathie. In plaats van het ontwikkelen van het empathisch vermogen, kan in de therapie de nadruk komen te liggen op het spontaan benutten van deze capaciteiten. De onderzoekers benadrukken dat meer onderzoek nodig is voordat de resultaten kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Harma Meffert in het UMCG onder leiding van Christian Keysers en Valeria Gazzola van het Social Brain Lab, dat onderdeel uitmaakt van het Nederlands Herseninstituut van de KNAW.

Noot voor de pers

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met persvoorlichting UMCG via (050) 361 22 00. Beeldmateriaal is beschikbaar via: https://www.dropbox.com/sh/gu8g48yy54gnyjw/QdhRKzDUt4

Laatst gewijzigd:13 maart 2020 02:16
View this page in: English

Meer nieuws