De werkelijkheid is altijd divers en meertalig

Door: Demian Vos
Janneke Weijermars is sinds 2013 docent Moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek gaat over de literatuur van de Vlaamse Beweging in de eerste helft van de negentiende eeuw. Hoe dachten negentiende-eeuwse schrijvers na over taal en identiteit? Op welke manier gaven ze hun literatuur vorm ten opzichte van het Franstalige België, Nederland en Frankrijk?
Gemeenschapszin en taal
In 2012 promoveerde Weijermars op de literatuur in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830). Nadat Napoleon in 1814 bij Leipzig was verslagen, werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden – het huidige België – onder koning Willem I samengevoegd, maar Wallonië was een Franstalig gebied en ook Vlaanderen was onder Napoleon behoorlijk verfranst. Op allerlei manieren probeerde Willem I Nederland en België ook in cultureel opzicht te verenigen. “Als je gemeenschapszin wil creëren, dan moet je bij de taal en cultuur beginnen, dacht de koning. Willem I heeft dus veel moeite gedaan om de Hollandse literatuur in de Zuidelijke Nederlanden te stimuleren. Hij gaf bijvoorbeeld geld aan zuidelijke drukkers voor bepaalde publicaties en hij beloofde om een aantal Nederlandstalige boeken te kopen nog vóór ze gedrukt waren – dat heet ‘intekenen’. Ook zette hij op Zuid-Nederlandse scholen Hollandse docenten neer die de zuiderlingen de Nederlandse taal en literatuur moesten bijbrengen.”
Weijermars’ proefschrift gaat over het spanningsveld tussen Noord en Zuid in die periode: “Er werd behoorlijk voorbijgegaan aan wat Vlaanderen al zelf aan literair erfgoed had. Het Zuiden was bijvoorbeeld grotendeels katholiek. Daar zat ook een literaire traditie achter, maar die werd totaal genegeerd door de Hollanders. De norm werd door Hollanders geformuleerd en de Vlamingen moesten zich eigenlijk bekeren tot die noordelijke literaire norm.”
Dozen vol met handgeschreven brieven
In het verlengde hiervan is Weijermars bezig met een biografie van de Vlaamse dichter Prudens van Duyse, die actief was in de eerste helft van de negentiende eeuw. “Hij is maar 55 jaar oud geworden, maar heeft enorm veel geschreven. Dat zijn onder andere teksten met een politieke insteek, hij was namelijk actief binnen de Vlaamse Beweging. Maar ook was hij een erg succesvol dichter.” Van Duyse liet een enorm archief achter met dozen vol documenten, manuscripten en foto’s. Ook bleven er ongeveer zesduizend brieven achter, die naast de biografie worden ontsloten. Daarvoor moeten alle brieven wel ingescand en getranscribeerd worden. Het Letterenhuis in Antwerpen is als partner bij dit project betrokken en heeft al veel materiaal gedigitaliseerd.
Dat transciberen gebeurt ook in het onderwijs dat Weijermars verzorgt voor de bachelor- en masteropleidingen Nederlands. Studenten die een onderzoeksatelier volgen of een scriptie schrijven bij Weijermars, krijgen toegang tot het archief om een aantal brieven te transcriberen en analyseren. Weijermars vindt het belangrijk dat studenten niet alleen de Nederlandse literatuur bestuderen maar hun horizon verbreden naar onder andere de Vlaamse literatuur. Ook wijst ze op een gunstig bijeffect: “Je wordt door dit werk heel goed in het lezen van handschriften. Van de eerste brief snap je misschien nog helemaal niks, maar de honderdste brief kan je in één keer overschrijven. Lang niet alle studenten worden later onderzoeker, maar er is wel regelmatig vraag naar mensen die goed handschriften kunnen lezen.”
Vergeten meertaligheid
De literatuur in België is niet uitsluitend Frans- of Nederlandstalig: veel auteurs schreven in beide talen. Het onderzoek naar de meertalige werkelijkheid is echter nog niet vergevorderd. Weijermars vindt het daarom belangrijk om altijd een meertalig perspectief mee te nemen: “Je kan Van Duyse niet uitsluitend zien als voorvechter van de Vlaamse Beweging en van de Nederlandse taal. Hij heeft ook heel veel in het Frans geschreven, en die werken kan je niet negeren bij biografisch onderzoek.” Samen met Charlotte van Hooijdonk (KU Leuven) probeert ze de Belgische literatuurgeschiedenis van de negentiende eeuw een meertalige invulling te geven.
Dat meertalige perspectief is volgens Weijermars juist vandaag de dag ontzettend belangrijk: “Er wordt vaak heel nauw nationalistisch gekeken, terwijl de werkelijkheid altijd veel diverser en inclusiever is dan politici doen voorkomen. Dat is ook in Vlaanderen het geval. Veel nationalistische denkbeelden over Vlaanderen die vandaag circuleren in het politieke debat, zijn ontstaan in de negentiende eeuw. Ik ben als Nederlander een soort buitenstaander en heb ook geen politieke motivatie voor mijn onderzoek, dat maakt dat ik misschien met een andere blik naar bepaalde denkpatronen kijk.”
Zijn wij het hart of het hoofd van Europa?
Weijermars is nog steeds niet uitgekeken op de negentiende eeuw en houdt zich ook bezig met wat voor beelden van Europa uit de negentiende-eeuwse literatuur naar voren komen. Nadat Napoleon was verslagen was er behoefte aan stabiliteit en vrede en daarom kwamen op het Congres van Wenen allerlei Europese landen bij elkaar om afspraken te maken. “Europa is toen eigenlijk voor het eerst gaan samenzitten om na te denken over wat Europa zou moeten voorstellen en hoe Europa voor voorspoed zorgt. Ik onderzoek hoe schrijvers daarop reageerden in hun werk.”
Dat kwam onder andere tot uiting in de Waterloo-literatuur: honderden gelegenheidsgedichten, geschreven naar aanleiding van de Slag bij Waterloo en bij de jaarlijkse herdenking ervan. Daarin kan je volgens Weijermars heel goed zien welke beelden er aan Europa blijven plakken: “Dichters beschrijven Europa vaak als een verzameling rivieren, dan wordt dus vooral de natuur benadrukt. Maar ook stellen ze Europa vaak voor als een vrouwenfiguur, namelijk de prinses Europa uit de Griekse mythologie.” Hier vloeit een andere metafoor uit voort, namelijk dat Europa wordt voorgesteld als een lichaam, waarbij verschillende landen de verschillende lichaamsdelen vormen: “De noordelijke landen vormden het hoofd, die gebruiken zogenaamd het verstand en hebben hun zaken op orde. De zuidelijke landen waren dan het hart van Europa en gebruikten vaker hun gevoel, was het idee. Het zijn heel stereotype beelden die je ook nog terugvindt in de huidige politiek. Bijvoorbeeld tijdens de schuldencrisis van Griekenland in 2010: toen ontstond er een beeld dat de noordelijke landen het allemaal moesten oplossen voor de zuidelijke landen die hun verstand niet zouden gebruiken.”
Weijermars vindt het belangrijk dat studenten zich hier bewust van worden: “In de Nederlandse samenleving zijn veel nationale denkbeelden ingevlochten, zoals stereotypen over andere landen of culturen. Dat is niet meteen schadelijk, maar je moet je er wel bewust van zijn dat het om een stereotype gaat, een beeld dat lang geleden is ontstaan en niet per se iets te maken heeft met de werkelijkheid.”
Laatst gewijzigd: | 26 juni 2025 11:16 |