Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit der Letteren Studeren bij ons Testimonials Nederlands en Neerlandistiek

De vele facetten van taal(kunde)

In gesprek met Annemarie van Dooren
Annemarie van Dooren
Annemarie van Dooren

Door: Kim den Hartog

Universitair docent Annemarie van Dooren is sinds september 2023 werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen. Als taalkundige kijkt Van Dooren naar talige patronen. Ze beschrijft deze en probeert deze te verklaren. De taalkunde heeft van nature raakvlakken met verschillende vakgebieden, zoals psychologie, hersenwetenschap en pedagogiek. Van Dooren is gespecialiseerd in de semantiek, of betekenisleer. Zij onderzoekt de relatie tussen kinderen en de taalfenomenen die zij laat verwerven. Waardoor komt dit? Zijn bepaalde uitdrukkingen cognitief of talig ingewikkeld? Hoe gebruiken volwassenen deze uitdrukkingen en zorgt dat misschien voor de late verwerving bij kinderen? Als onderzoeker is Van Dooren interdisciplinair en maatschappelijk geïnteresseerd. Zij probeert haar onderzoek aan educatieve organisaties te verbinden zoals scholen en uitgeverijen.

Taal in het nu, ooit of nooit?

We gebruiken taal om de wereld om ons heen te beschrijven. Vaak praten we over verleden ervaringen of dingen die we op dat moment waarnemen. Via taal kunnen we echter ook een wereld creëren die (nog) niet bestaat. Zo kunnen we spreken over mogelijke of toekomstige situaties waarvan we hopen dat ze (nooit) gebeuren. Mogelijkheden en waarschijnlijkheden drukken we in het Nederlands uit met modale werkwoorden zoals ‘mogen’, ‘kunnen’, ‘moeten’, ‘hoeven’, ‘zullen’ en ‘willen’. Een modaal werkwoord kan veel verschillende betekenissen hebben. De zin ‘je kunt nu gaan’ kent tal van interpretaties:

  1. Een neutrale stelling: ‘(weg)gaan is een van de mogelijkheden, maar je kan ook blijven.’
  2. Een positieve aanmoediging: ‘nu is het jouw beurt om [x] te doen!’

Of zelfs…

3. Een boos bevel: ‘ga nu weg!’

Met haar promotieonderzoek onderzocht Van Dooren patronen in de vele betekenissen van modale werkwoorden en hoe kinderen deze werkwoorden verwerven. Als kinderen vanaf een jaar of vier nog steeds bepaalde modale werkwoorden moeilijk vinden om te begrijpen, levert dat dan problemen op in de klas? Van Dooren is in 2020 gepromoveerd aan de Universiteit van Maryland in de Verenigde Staten.

De woorden ‘kunnen’, ‘mogen’, ‘willen’ en ‘moeten’ gebruiken kinderen al snel en met regelmaat, al wanneer ze anderhalf jaar oud zijn. Wensen, verplichtingen en toestemming gaan peuters dus goed af. Bepaalde betekenissen van deze werkwoorden gebruiken kinderen echter pas later. Dit wordt ook wel een ‘gat in de productie’ genoemd. Het gaat om zinnen zoals ‘misschien kan Jan thuis zijn’ of ‘kan de bal boven zijn?’ Kinderen hebben hiervoor een bepaald inschattingsvermogen nodig, de zogenaamde theory of mind: kennis en begrip van het feit dat het perspectief van een ander kan verschillen van het eigen perspectief. Voor haar onderzoek volgde Van Dooren de taalverwerving van kinderen vanaf hun tweede tot hun vijfde jaar. Ze analyseerde de opnames van de spontane gesprekken tussen deze kinderen en hun ouders. De omgeving is namelijk erg invloedrijk. Hoe vaak horen kinderen dit soort zinnen eigenlijk en zijn deze zinnen ambigu of juist niet?

Taal is zo makkelijk nog niet

Er wordt regelmatig vanuit gegaan dat zinnen en woorden goed te begrijpen zijn, maar taal is zo makkelijk nog niet. Zijn er talige fenomenen waarvan docenten onterecht aannemen dat jonge kinderen deze beheersen? Samen met taalkundigen Petra Schulz aan de Universiteit van Frankfurt en Angeliek van Hout aan de RUG houdt Van Dooren zich bezig met taal van kinderen in de basisschoolleeftijd. Van Dooren doet hiervoor onderzoek naar modalen. Schulz onderzoekt onder andere negatie, of ontkenning. Sommige vormen van negatie zijn ingewikkeld om te begrijpen. Als twee concepten qua betekenis in een zin bij elkaar horen, kan de ontkenning in zo’n zin als het ware genegeerd of niet gehoord worden. Als je zegt ‘een mus is geen vogel’ zullen mensen soms zeggen ‘klopt’, want een mus en een vogel horen bij elkaar en blijkbaar is het makkelijk om in zo’n geval het woord geen te negeren. Van Hout analyseert onder andere het gebruik van kwantoren. Dit zijn termen die een (telbare) hoeveelheid aangeven, zoals ‘alle’, ‘elke’ en ‘iedere’. Deze woorden dragen verschillende betekenissen, maar een kind leert niet alle betekenissen in dezelfde periode, waardoor er tussen de vier en acht jaar problemen optreden rondom het gebruik en begrip van kwantoren. Met hun samenwerking hopen de onderzoekers overkoepelende Europese projecten op te zetten, waarin andere wetenschappers eveneens de verbinding tussen schooltaal en taalverwerving kunnen bestuderen.

In het najaar van 2023 begeleidde Van Dooren een onderzoeksproject van masterstudent Lieke Groot Koerkamp dat ging over kwantoren. Groot Koerkamp analyseerde hoe kwantoren in rekenboeken worden gebruikt en of dit aansluit op de doelgroep. In een rekenboek kan de volgende vraag staan:

‘Piet koopt tien boeken. Alle boeken kosten één euro. Hoeveel moet Piet betalen voor deze boeken?’

De ambiguïteit van het woord ‘alle’ kan voor veel kinderen (en volwassenen) verwarrend zijn. Is het antwoord één euro (alle boeken samen kosten één euro) of tien euro? De uitkomsten van dit onderzoek hoopt Van Dooren te delen met (educatieve) uitgeverijen, opdat de lesmethodes beter aansluiten bij het ontwikkelende kind.

Voor haar masterscriptie heeft Groot Koerkamp onder begeleiding van Van Dooren het gebruik van hypothetische zinnen (als-dan-zinnen) onderzocht in een onderbelichte doelgroep, tieners van veertien à vijftien jaar. Als-dan-zinnen bestaan uit twee onderdelen en sommige subtypes zijn relatief moeilijk om te begrijpen, namelijk als de uitdrukking een tegengestelde werkelijkheid schetst: In ‘als ik de loterij had gewonnen, dan had ik een dure auto gekocht’, is het sowieso helder dat de spreker niet de loterij heeft gewonnen. Groot Koerkamp heeft gesprekken tussen tieners op de middelbare school geanalyseerd om te zien of ze dergelijke zinnen op dezelfde manier uiten als volwassenen. Áls deze zinnen inderdaad moeilijk te begrijpen zijn, dán kan dit onderzoek weer een stap zijn in de verbetering van het onderwijs!

Het Nederlands tussen de andere talen

Van Dooren houdt zich ook bezig met hoe het Nederlands verschilt ten opzichte van andere talen. Het Nederlands heeft namelijk relatief veel ‘modale partikels’, dat zijn woorden zoals ‘maar’ (in de zin ‘doe de deur maar even dicht’) en ‘toch’ (in de zin ‘hou toch eens op’). Die woorden zijn moeilijk te definiëren - zelfs voor moedertaalsprekers - en daarom misschien erg lastig om te leren voor volwassenen die het Nederlands als tweede taal leren (NT2-sprekers). Als onderdeel van een MA-tutorial begeleidde Van Dooren het onderzoek van de studente Noor te Velde naar hoeveel aandacht er is voor deze modale partikels in verschillende NT2-methodes. Ook begeleidt Van Dooren momenteel de studente Kim den Hartog, die in haar MA-scriptie onderzoekt hoe modale partikels in Engelstalige vertalingen van Nederlandse literatuur naar voren komen. Het gaat hier vaak om toegepast onderzoek, maar Van Dooren brengt die nieuwe kennis altijd terug naar het grote plaatje - begrijpen hoe onze taal in elkaar zit.

Creatieve stappen zetten

Van Dooren prijst de interdisciplinaire samenwerking in wetenschappelijk onderzoek. Ze ziet het interdisciplinaire contact als een kostbare inspiratiebron voor nieuwe ideeën. De brede samenwerking maakt het namelijk mogelijk om creatieve stappen te zetten. Zo is Van Dooren onderdeel van de onderzoeksgroep Semantiek en Cognitie, geleid door professor Petra Hendriks. Deze groep organiseert brainstormsessies, waarbij onderzoekers ideeën delen over de verschillende facetten van één onderwerp en leren van elkaars interessegebied. Zo bevat het onderwerp humor verscheidene communicatieve componenten: de letterlijke woorden die de spreker gebruikt, de boodschap die de spreker wil overbrengen, de intonatie van de spreker en meer.

Het is niet algemeen bekend waar taalkundigen zich mee bezighouden. Van Dooren krijgt bijvoorbeeld regelmatig de vraag of zij als taalkundige woordenboeken maakt. Naast de verbinding met het basisonderwijs richt zij zich daarom op de brug tussen de wetenschap en de maatschappij. Ze hoopt dan ook dat de taalkunde hierdoor een beter en realistischer beeld krijgt. Als universitair docent brengt Van Dooren de maatschappij ook terug in haar colleges. Zij schenkt veel aandacht aan de uiteenlopende gebruiken van de Nederlandse taal. Zo geeft ze studenten regelmatig het woord om te vertellen over hun eigen dialecten en accenten. Deze worden veelal gezien als ‘verbasteringen’ van de Nederlandse taal, maar Van Dooren spoort haar studenten aan om dit anders te zien. Ze waardeert de verschillende gebruiken van taal en leert anderen deze te waarderen. Van Dooren pleit zo voor de schoonheid, relevantie en zichtbaarheid van de Nederlandse taal en taalkunde. Met een open blik is er meer mogelijk!

Laatst gewijzigd:10 juni 2025 12:42