Oratie Hanke Korpershoek: Wat voor soort kennis hebben we nodig om de onderwijspraktijk écht te verbeteren?

Veel leraren weten intuïtief wat hun leerlingen nodig hebben. Toch lukt het zelden om wetenschappelijke kennis over kansengelijkheid echt bruikbaar te maken in de klas. In haar oratie op 27 juni stelt onderwijskundige Hanke Korpershoek daarom een fundamentele vraag: “Wat voor soort kennis hebben we nodig om de onderwijspraktijk echt te kunnen verbeteren?”

Korpershoek illustreert dit met een hardnekkig misverstand: “Niet elk kind gaat met ontbijt op naar school, niet elk kind wordt thuis voorgelezen en niet alle ouders kunnen helpen met schoolwerk. Om kinderen gelijke onderwijskansen te bieden moeten we kinderen daarom verschillend behandelen.” Maar dat blijkt in de praktijk lastig: “Kinderen ongelijk behandelen in de klas staat haaks op de ambitie van leraren om het beste uit alle leerlingen te halen.”

Korpershoek ziet een diepere oorzaak: “De beschikbare wetenschappelijke kennis geeft leraren niet voldoende handvatten hoe zij in hun dagelijkse praktijk andere keuzes kunnen maken, rekening houdend met die specifieke onderwijscontext.”

Hoewel er veel kennis wordt geproduceerd over onderwijs, blijft de implementatie dan ook achter. “Ondanks initiatieven om wetenschap en praktijk dichter bij elkaar te brengen, wordt gesproken over een kloof. Ik denk dat het beter verkennen van de praktijkvraag welke soort kennis er nodig is, kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering in het onderwijs.”

Die zoektocht staat nog aan het begin. “Ik heb in mijn oratie vooral vooruit gekeken, om aan te geven welke fundamentele problemen ik constateer en welke denkrichtingen ik zie. Ik hoop daar komende jaren een bijdrage aan te kunnen leveren.”

Meer informatie