Skip to ContentSkip to Navigation
Rijksuniversiteit Groningenfounded in 1614  -  top 100 university
Over ons Faculteit der Letteren Studeren bij ons Alumni van de Bachelor NTC aan het woord

‘Veel fake news maakt misbruik van de bekende journalistieke vormen, waardoor het betrouwbaar overkomt’

Frank Harbers is universitair hoofddocent journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘We moeten geen afscheid nemen van de feiten.’

Frank Harbers
Frank Harbers

Door: Douwe Wilts

Ik dwaal door de wandelgangen van de Letterenfaculteit. Ik ben hier bekend en toch sta ik op het punt een nieuwe wereld te betreden, de wereld van de journalistiek. Frank Harbers, universitair hoofddocent, komt mij al tegemoet lopen. Wat hebben de neerlandistiek en journalistiek met elkaar gemeen? En hoe kunnen ze elkaar aanvullen? Daarover zullen we ruim een uur met elkaar spreken.

Waarom ben je Nederlands gaan studeren?

‘Ik ben opgegroeid in een boekrijk gezin. Mijn moeder was in eerste instantie lerares Duits en later Nederlands voor anderstaligen; mijn vader werkte hier aan de universiteit bij de afdeling Duits. Ik heb dan ook altijd al veel gelezen. Toen ik wist dat ik een talenstudie wilde doen, was ik er ook al vrij snel achter dat het Nederlands moest worden. Ik dacht: Nederlands dat kan ik al en dat betekent dat ik met mijn studie veel sneller de diepte in kan.

Ik heb geen moment spijt gehad van mijn keuze. Naast mijn fascinatie voor de letterkunde vond ik het ook geen straf om mij in de taalkunde te verdiepen. In mijn tweede jaar werd de Ba/Ma-structuur ingevoerd, waardoor ik, als overgangsstudent best wel veel vrijheid had in de keuze van de vakken en de thema’s die ik bestudeerde.’

Na je studie ben je gepromoveerd op een onderzoek naar mediageschiedenis. Hoe kwam je vanuit de neerlandistiek bij dit vakgebied terecht? En wat is de overlap tussen je huidige vakgebied en de neerlandistiek?

‘Ik wilde in eerste instantie promoveren op een letterkundig onderwerp. Ik had een onderzoeksvoorstel ingediend om te kijken naar hoe de nationale identiteit werd weergegeven in de Nederlandse literatuur van de jaren ‘20 en ‘30. Terwijl ik daarmee aan het solliciteren was, wees mijn scriptiebegeleider mij vervolgens op een onderzoeksproject over de ontwikkeling van de verslaggeving in Britse, Nederlandse en Franse kranten tussen 1880 en 2005. Ik ben daar gaan praten en binnen twee weken heb ik een onderzoeksvoorstel uit de grond gestampt. Ik kon daar gelukkig mijn eigen focus in aanbrengen.

In mijn masterscriptie had ik gekeken naar hoe de nationale identiteit zich ontwikkelde in het werk van Beets, Potgieter en Da Costa. Zij probeerden elk op hun eigen manier de ware volksaard van de Nederlander te onderzoeken en zo waarachtig mogelijk weer te geven. Iets soortgelijks gebeurt in zekere zin in de journalistiek – al zijn er natuurlijk verschillen tussen fictie en journalistiek. Ook de journalistiek poogt een waarachtig beeld van de werkelijkheid te geven.

Ik onderzocht voor mijn proefschrift de ontwikkeling van de vorm van de reportage in relatie tot de ontwikkeling van de verslaggeving in het algemeen in Britse, Nederlandse en Franse kranten. Dan moet je denken aan vormkenmerken in brede zin, zoals het onderwerp, de lengte van de artikelen, de aanwezigheid van bepaalde genrekenmerken, het gebruik van bronnen en directe quotes, en de aanwezigheid van foto’s bij artikelen. Naast het aanleren van nieuwe kwantitatieve methodes, zoals inhoudsanalyse, kon ik boor dat onderzoek ook dezelfde narratieve analyses uitvoeren als in mijn scriptie. Voor mijn gevoel bouwde mijn promotieonderzoek dan ook voor een belangrijk deel voort op mijn studie.’

Je schreef onlangs een wetenschappelijk artikel over de verhalende aard van fake news. Daarin schrijf je onder andere over het objectiviteitsideaal van de journalistiek. Hoe zou je dat definiëren?

‘Het objectiviteitsideaal is het idee dat de media neutraal en feitelijk verslag zou kunnen doen van de toestand van de wereld zoals die is. Het streven is dat de journalistiek de gebeurtenissen op de wereld representeert op een manier die zo waarheidsgetrouw mogelijk is en ook als zodanig wordt aanvaard. Zo ontstaat een gedeelde kennis over de toestand van de wereld en politici en burgers kunnen dan met elkaar in debat over hoe ze de samenleving vorm willen geven.

Dat ideaal heeft geleid tot een journalistiek format dat begint met een samenvatting van het nieuws, bestaande uit wie, wat, waar, wanneer en – soms –  hoe. De journalist presenteert en citeert vervolgens bronnen, liefst zonder conclusies te trekken. Dit alles gebeurt in een onpersoonlijke en afstandelijke stijl. Aan de hand van die factoren herkent de nieuwsconsument dat een journalistiek stuk de objectiviteitsnormen heeft gevolgd.'

Wat is er problematisch aan dat objectiviteitsideaal?

‘Een van de problemen is dat taal nooit neutraal en transparant is, en altijd een interpretatie van de werkelijkheid biedt. Vanuit die gedachte is de afstandelijke stijl, het weglaten van het “ik”, niets meer dan een cosmetische ingreep. Je hebt altijd een mens nodig om een journalistiek product te maken. De keuzes die journalisten maken, laten hun sporen achter in het verhaal en bepalen daarmee in belangrijke mate ons venster op de wereld.

Het journalistieke format kan leiden tot wat ik “luie journalistiek” noem. De journalist introduceert dan onderwerp x, presenteert daar wat bronnen over, laat twee deskundigen met tegengestelde perspectieven aan het woord en gaat weer door. Terwijl de journalistiek, vind ik, ook wel een verantwoordelijkheid heeft om uit te zoeken wat waar is, of het klopt wat de deskundigen beweren.

Bovendien, veel fake news maakt misbruik van deze bekende journalistieke vormen, waardoor het betrouwbaar overkomt.

Een alternatief voor het objectiviteitsideaal, dat aan populariteit heeft gewonnen de afgelopen decennia, is transparant zijn over je eigen perspectief, over de keuzes die je hebt gemaakt, de bronnen die je hebt geraadpleegd. Je ziet de laatste tijd steeds vaker, dat bijvoorbeeld De Correspondent en Follow the Money kadertjes toevoegen aan de artikelen waarin ze hun journalistieke verantwoording afleggen. Het zou, vind ik, goed zijn als die verantwoording steeds meer onderdeel wordt van het journalistieke verhaal.’

In je artikel haal je Hannah Arendt aan. Zij stelt dat feiten onlosmakelijk verbonden zijn met interpretatie en opinie, maar dat feiten blijven bestaan en dat je ze niet naar believen mag manipuleren. Toch is dat wat er in fake news gebeurt. Wat kan de nieuwsconsument doen om feiten en fabels uit elkaar te halen? En welke verantwoordelijkheid heeft de journalistiek daarin?

‘Ik denk dat Hannah Arendt een heel terecht punt heeft. Ze verwijst naar de Franse premier die na de Eerste Wereldoorlog de vraag kreeg hoe hij dacht dat historici later over de Eerste Wereldoorlog zouden schrijven. Dat is natuurlijk een onmogelijke vraag en de Franse premier wist het niet, maar wat hij in ieder geval wel dacht te weten, was “dat het onwaarschijnlijk was dat historici zouden schrijven dat België Duitsland was binnengevallen.” Met andere woorden: dat de basale feiten wel geaccepteerd zouden worden. Daar heeft Arendt een heel belangrijk punt, want ondanks dat we de wereld niet objectief kunnen waarnemen, moeten we overeenstemming kunnen bereiken over welke beschrijving van de toestand van de wereld het dichtst bij de waarheid komt. Met andere woorden: we moeten geen afscheid nemen van de feiten. Doen we dat wel, dan lopen we het risico dat machthebbers gaan bepalen wat waar is en dat moeten we niet willen.’

Wat is de belangrijkste taak voor de journalistiek?

‘Ik denk dat het belangrijk is dat journalisten zich realiseren dat ze niet objectief zijn, zij kijken immers altijd door hun eigen ogen naar de feiten. Die subjectiviteit moet je niet proberen te verbloemen, maar je moet er open over zijn, het harnas van de objectiviteit van je afwerpen. Die transparantie zie je steeds meer terugkomen, bijvoorbeeld bij De Correspondent. Zij zeggen: wij kunnen niet objectief zijn en leggen uit door welke gekleurde bril ze naar de feiten kijken. Het idee dat transparantie meer en meer een onderdeel wordt van het journalistieke verhaal, zou volgens mij een goed tegengif kunnen zijn tegen fake news.’

Stel dat je een eigen journalistiek medium op zou mogen richten. Hoe zou dat er dan uit zien?

‘Het is een vraag die ik graag aan journalisten stel als ik ze interview, maar ik heb hem nog nooit zelf hoeven te beantwoorden. Ik zou denk ik teruggrijpen op wat ik als nieuwsconsument graag tot mij neem. Ik houd zelf heel erg van gedegen en diepgravende onderzoeksjournalistiek die agendeert. Dat gedegen onderzoek moet dan gekoppeld worden aan een verhaal – of dat nu een boek is, een podcast of een video – waaruit blijkt wat dit voor mensen betekent. Een erg mooi voorbeeld daarvan vind ik het boek Rosa Lee van Leon Dash. Dash vertelt het verhaal van de zwarte onderklasse in Amerika aan de hand het levensverhaal van de alleenstaande, verslaafde moeder Rosa Lee en haar zeven kinderen. Vijf van de kinderen eindigen net als hun moeder als verslaafde, maar twee weten zich aan hun milieu te ontworstelen. Zij komen beiden op het juiste moment iemand tegen die het potentieel in hen ziet. Het boek laat heel mooi zien dat de bekende, tegengestelde perspectieven op die vicieuze cirkel van armoede, criminaliteit en verslaving – dat je een product bent van je omgeving of juist dat je altijd de individuele vrijheid hebt om andere keuzes te maken -  tekortschieten. Juist door de narratieve vorm weet de auteur heel goed de complexiteit van deze problematiek in beeld te brengen.’

Welke lessen die je tijdens je studie hebt geleerd, pas je nu nog steeds toe in de praktijk?

‘Ik was altijd een heel brave student. Ik zat goed voorbereid in de collegezaal en ging ervan uit dat het nut van de vakken vooral te maken had met mijn eigen inzet. Die houding probeer ik mijn studenten ook bij te brengen. Het is een soort diep gekoesterde nieuwsgierigheid die mij ook in mijn onderzoek drijft. Daarnaast wil ik ook het vak Literaire tekstinterpretatie noemen. Dat heeft een heel nauwkeurige lezer van mij gemaakt en dat helpt mij nog steeds. Ik vind eigenlijk dat iedereen zo’n vak zou moeten krijgen. Want of je nu tandarts, advocaat, natuurkundige of econoom wil worden; zonder goed te kunnen lezen kom je er niet.’

Heb je tips voor huidige studenten Nederlands die zich net als jij in de geschiedenis achter de journalistiek willen verdiepen?

‘De eerste vraag die ik zou stellen is: weet je zeker dat de wetenschap in wil? Het is een onzekere wereld waarin lang niet iedereen het redt. Weet je het wel zeker, ga dan ervaring opdoen als student-assistent en laat duidelijk blijken aan je docenten dat je een dergelijke ambitie hebt. Als docenten zijn wij namelijk altijd op zoek naar nieuw wetenschappelijk talent.’

Met de bril van de neerlandistiek kijkt Frank naar de journalistiek. Hij kijkt hoe taalgebruik in de journalistiek bijdraagt aan waarheidsvinding en ons venster op de wereld. Zijn carrière laat zien hoe de kracht van verhalen een wortelstelsel vormt onder de neerlandistiek en de journalistiek.

Zie hier het hele artikel ‘Dangerous narratives

Laatst gewijzigd:02 september 2025 12:24