Digitale zorg: onbekend maakt onbemind

Teleconsulten, patiëntportalen en thuismeetinstrumenten. Overheden en zorginstellingen zien digitale zorg als dé oplossing. Ook universitair docent Esther Metting, expert op het gebied van digitale zorg, ziet de kansen. Tegelijkertijd benadrukt ze dat veel mensen op dit moment digitaal buiten de boot vallen. In deze aflevering van de JTS Scholars vertelt ze wat we daar aan kunnen doen.
Tekst: Jelle Posthuma
Over de JTS Scholars
Een ‘JTS Scholar’ is een onderzoeker (van postdoc tot professor) verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen die onderzoek doet naar de gebieden die gerelateerd zijn aan de Jantina Tammes School: digitalisering, digitale technologieën en kunstmatige intelligentie. In deze serie interviewen we onze Scholars over hun expertise en de toekomstplannen voor interdisciplinaire samenwerking.
Lees ook de andere interviews op onze overzichtspagina.
Het onderzoek van Metting draait om de implementatie van digitale zorg. Bij digitale zorg gaat het om een breed palet aan mogelijkheden: van simpele toepassingen, zoals het opzoeken van informatie op Thuisarts.nl of het gebruik van patiëntportalen van zorginstellingen, tot complexe oplossingen zoals telemonitoring, waarbij patiënten bijvoorbeeld zelf hun bloeddruk meten en doorsturen naar de zorgverlener.
Zorg van de toekomst
Volgens Metting kan digitale zorg een belangrijke bijdrage leveren om de zorg efficiënter in te richten. Tegelijkertijd, kan een grote groep burgers deze zorgvorm niet gebruiken. ‘Dat gaat om ongeveer 20 tot 25 procent van de bevolking. Het draait niet alleen om de vaardigheden. Veel mensen zijn bang om het te gebruiken of weten niet wat het is. Deze groep heeft geen toegang tot de meest optimale zorg van de toekomst. Dat probleem wordt steeds belangrijker en groter.’
En dat terwijl voor veel mensen digitale zorg een uitkomst is. Burgers kunnen makkelijk en laagdrempelig betrouwbare informatie opzoeken, afspraken maken, berichten sturen naar artsen, of medicatie bestellen. En via thuismetingen kunnen mensen eerder aan de bel trekken bij problemen. ‘Het levert betere en gepersonaliseerde zorg op’, weet Metting.
Dat is een groot voordeel voor de mensen die wél meedoen, vervolgt ze. ‘Naarmate we meer digitaal doen, zal het verschil tussen groepen alleen maar groter worden.’ Bovendien zijn digitale vaardigheden niet zwart-wit: iemand is niet simpelweg digitaal vaardig of niet. ‘Whatsappen kan bijna iedereen. Maar een DigiD gebruiken is voor veel mensen ingewikkeld, ook voor jongeren. Bijna tien procent van de 16- tot 19-jarigen mist de basis digitale vaardigheden.’
Motivatie
In 2021 ontving Metting een VENI-subsidie voor haar onderzoek naar de gezondheidsvoordelen van digitale zorg. De universitair docent bestudeerde de internationale context, met focusgroepen uit Duitsland, Engeland, België en Nederland. Ook werden er vragenlijsten afgenomen in zeven andere landen. Opvallend genoeg blijken digitale vaardigheden niet doorslaggevend. ‘Andere factoren, zoals angst en verwachtingen, zijn veel belangrijker. Digitale vaardigheden zijn niet voorspellend voor technologie-acceptatie’, zo vat de universitair docent het samen.
Metting noemt als voorbeeld het onderzoek dat ze deed met COPD-patiënten. Het gaat om een groep die al wat ouder is, en niet altijd digitaal vaardig. ‘Maar een deel van deze groep vindt het wél heel belangrijk en is gemotiveerd.’ Vaak hebben patiënten geen idee wat digitale zorg is, vervolgt de universitair docent. Juist deze onbekendheid is de crux. ‘Het informeren van mensen is belangrijker dan het aanbieden van een training om de digitale vaardigheden te verbeteren. Als mensen weten waarvoor ze iets doen, doen ze eerder mee.’
De vraag rijst: wat kunnen we hieraan doen? Overheden en zorgorganisaties moeten duidelijk laten zien wat er aan digitale zorg beschikbaar is, benadrukt Metting. ‘In een ziekenhuis in Leuven zag ik een goed voorbeeld van hoe het wél moet. Patiënten zien bij binnenkomst direct een balie waar je terechtkunt met vragen over digitalisering.’ Ook in Nederland zijn veel ondersteuningsdiensten, bijvoorbeeld in ziekenhuizen of bibliotheken, maar die kampen regelmatig met problemen rond zichtbaarheid en toegankelijkheid. ‘Veel patiënten zijn er niet mee bekend, maar dat geldt bijvoorbeeld net zo goed voor medisch specialisten, die niet weten dat ze patiënten kunnen doorverwijzen naar deze faciliteiten.’
Brede blik
Metting werkt zowel bij het UMCG als de faculteit Economics and Business (FEB) van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Ik maak voor mijn onderzoek gebruik van kennis uit de psychologie, epidemiologie en organisatiewetenschappen. Ook in de onderzoeksgroep die ik leid, zitten zeer diverse wetenschappers met een heterogene achtergrond. Met die brede, interdisciplinaire blik onderzoeken we digitale zorg.’
Volgens de universitair docent is het vakgebied digitale zorg bij uitstek interdisciplinair. ‘Je hebt te maken met technologie, de inbedding in de organisatie en de mens die het moet gebruiken. Daarom is het ook zo leuk om samen te werken met onderzoekers vanuit verschillende faculteiten. Ik ben opgeleid als psycholoog en epidemioloog, en daar kijk je naar de impact op individueel gedrag. Bij FEB leerde ik met een bredere blik naar dit soort vraagstukken te kijken, vanuit een organisatorisch perspectief. Je wilt zien of een digitale toepassing werkt én implementeerbaar is.’
Juist bij de implementatie van innovaties op het gebied van digitale zorg gaat het regelmatig mis, weet Metting. ‘In mijn vakgebied zijn er veel onderzoeken naar apps en andere toepassingen, maar vaak met een klinische blik, en niet vanuit de praktijk. Het is erg belangrijk om ook vanuit het organisatorische te kijken, zodat innovaties worden afgestemd op behoeftes vanuit de praktijk. Ik vind het interessant om deze verschillende perspectieven te combineren. Een brede blik zorgt er voor dat een project meer slagingskans heeft.’
Ivoren toren
Als Scholar van de Jantina Tammes School of Digital Society, Technology & AI wil Metting zich richten op het slaan van een brug met de maatschappij. ‘Vanuit de universiteit werken we vaak vanuit een ivoren toren, waarbij we ons op postzegelniveau op één gebied focussen – heel belangrijk en goed, maar we vergeten soms de maatschappij mee te nemen. Je merkt dat er veel wantrouwen is tegenover wetenschap, zeker bij digitale technologie. Daarom is het belangrijk om mensen te betrekken, uit te leggen wat we doen en hen dingen te laten uitproberen. Dat hoop ik bij de JTS, in samenwerking met de andere Schools, te kunnen doen. Via de JTS heb ik bijvoorbeeld recent een subsidie ontvangen, waarmee ik een robot kan aanschaffen, zodat we met mensen kunnen praten over robots in de zorg.’
Volgens de universitair docent zijn wetenschappers niet altijd goed in staat om hun onderzoek in ‘gewone mensentaal’ te vertellen. ‘Het is vaak erg gedetailleerd, of met veel technische termen. Terwijl ik het haast als een plicht zie om het wetenschappelijk onderzoek fatsoenlijk te kunnen uitleggen. Met mijn onderzoeksgroep houden we bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten in buurthuizen, wat we komend jaar gaan uitbreiden. Het is zaak om als universiteit minder in een isolement te werken en te laten zien waar we mee bezig zijn.’
