‘Beleid staat of valt met de woorden waarin het geschreven wordt’
Edwin Siebert, 33 jaar, werkt als beleidsmedewerker forensische zorg op het Ministerie van Justitie en Veiligheid. ‘Het formuleren van antwoorden op Kamervragen kan een balanceeract zijn tussen wat een Kamerlid wil weten en wat politiek mogelijk is.’

Door: Douwe Wilts
In de politiek draait veel om beeldvorming, om taal, om retoriek. Het zijn onderwerpen die ook tijdens de studie Nederlands aan bod komen. Het is dan ook niet zo gek dat je tijdens een studie Nederlands kamerdebatten analyseert. Maar hoe bereiden politici zich voor op debatten? Welke talige keuzes moet het kabinet maken bij het beantwoorden van kamervragen? En hoe worden ministers en staatssecretarissen voor en tijdens kamerdebatten ondersteund? Dat weet Edwin Siebert. We spraken een ruim uur met elkaar.
Waarom ben je Nederlands gaan studeren?
‘Op de middelbare school was ik een wat luie leerling. Ik had geen idee wat ik wilde studeren en begon mede daarom aan een studie rechten. Het was interessant om te leren over het recht en ik had het gevoel dat het op zijn minst nuttig zou kunnen zijn voor een carrière. Ik vond de colleges in de grote zalen van Pathé alleen wel heel massaal, miste het persoonlijke contact. Na anderhalf jaar besloot ik daarom naast rechten aan een studie Nederlands te beginnen. Het was een verademing om tijdens werkcolleges in kleine groepen de poëzie van Kloos of zinsconstructies in verschillende talen te bespreken.
Naast de verschillen ontdekte ik ook overeenkomsten. In beide gevallen gaat het om talige studies, zowel tijdens rechten als tijdens Nederlands kwamen geschiedenis en filosofie aan bod.
De combinatie was soms best pittig. Vaak volgde ik overdag colleges bij Nederlands en ’s avonds dook ik dan nog in de wetboeken. Al moet ik zeggen dat ik in totaal vijf jaar gedaan heb over beide bachelors, dus wat dat betreft viel het ook wel weer mee.’
Na je afstuderen heb je verschillende dingen gedaan. Uiteindelijk ben je terechtgekomen op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Hoe ben je daar terechtgekomen?
‘Niet lang nadat ik de master Gezondheidsrecht aan de Erasmusuniversiteit had gehaald, brak covid uit. Ik kreeg toen een kans om bij ZonMw te adviseren over het verstrekken van subsidies voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Die onderzoeken gingen met name over Corona. Op een gegeven moment wilde ik wel wat anders en kreeg ik de mogelijkheid om intern bij VWS rond te kijken. Zo werd ik uiteindelijk juridisch beleidsmedewerker medische technologie Destijds merkte ik al hoeveel baat ik als beleidsmedewerker heb bij een studie Nederlands. Het formuleren van antwoorden op kamervragen kan een balanceeract zijn tussen wat een Kamerlid wil weten en wat politiek mogelijk is. De extra talige bagage die ik opdeed tijdens mijn studie, kwam dan goed van pas.’
Tegenwoordig werk je als beleidsmedewerker forensische zorg op het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Wat is forensische zorg?
‘Onder forensische zorg valt de Geestelijke Gezondheidszorg achter gesloten deuren. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan tbs-klinieken, maar het is breder. Je zou kunnen zeggen: forensische zorg is GGZ met een juridische, vaak strafrechtelijke component. Patiënten zijn doorgaans een gevaar voor zichzelf of voor hun omgeving. Het is wat dat betreft een heel breed vakgebied.’
Wat doe je als beleidsmedewerker?
‘Als beleidsmedewerker adviseer ik de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Een deel van mijn tijd ben ik bezig met het beantwoorden van Kamervragen. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat er problemen zijn in een tbs-kliniek. Denk aan ongepaste relaties tussen patiënten en medewerkers of de aanwezigheid van verdovende middelen. Zeker als zoiets in de media komt, kun je er donder op zeggen dat daar Kamervragen over worden gesteld. Om beleid te kunnen maken en die Kamervragen te beantwoorden, onderhoud ik nauw contact met tal van organisaties in het werkveld. Denk aan tbs-klinieken zelf, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), ggz-instellingen en de reclassering.
De formulering van antwoorden op Kamervragen luistert heel nauw; je wil heldere antwoorden geven op de vragen, maar soms gaat het om politiek gevoelige onderwerpen. Daarbij komt dat een staatssecretaris deel uitmaakt van een kabinet dat samengesteld is uit verschillende partijen. Die verschillende partijen hebben elk hun eigen opvattingen en belangen en ook die kunnen conflicteren met de wens om heldere antwoorden te formuleren. Als ik alles heb afgewogen en de antwoorden heb geformuleerd, leg ik het voor aan mijn leidinggevende en uiteindelijk ook aan de staatssecretaris. Als iedereen de handtekening heeft gezet dan worden de antwoorden met de Kamer gedeeld.
Naast het maken van beleid, bereiden we debatten voor in de Tweede. We maken Q&A’s. We zetten per deelonderwerp voor de staatssecretaris op een rijtje wat de fracties zouden kunnen vragen en hoe de staatssecretaris daarop kan reageren. Dat proberen we zoveel mogelijk uit te werken tot kant-en-klare spreekteksten. Dat is natuurlijk een kolfje naar mijn hand als neerlandicus. Het mes snijdt op die manier aan twee kanten: de staatssecretaris kan goed voorbereid het debat in en Kamerleden krijgen, voor zover het mogelijk is, ook echt antwoord op de vragen die ze hebben.'
Kun je een voorbeeld geven van zo’n Kamervraag?
‘Vanwege de politieke gevoeligheid is het lastig om uit mijn huidige functie zo’n Kamervraag te pakken, maar eerder werkte ik als beleidsmedewerker op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Destijds verscheen er een artikel in De Telegraaf over misstanden in de thuiszorg. In eerste instantie konden thuiszorgverpleegkundigen voor terminale patiënten zelf medische hulpmiddelen, zoals infuusnaalden en incontinentiemateriaal bestellen en een dag later bij de apotheek ophalen. Toen werd er besloten dat deze materialen voortaan bij een medische groothandel moesten worden besteld. Dat leverde voor de verpleegkundigen administratieve rompslomp op en vervelende toestanden voor terminale patiënten. Met dat verhaal kwam De Telegraaf en dat leidde tot Kamervragen met als strekking: hoe heeft dit kunnen gebeuren en wat gaat de minister hieraan doen?
Ik ben gaan bellen met apothekers, medische groothandels, verzekeraars en thuiszorgorganisaties. Voor ik de vragen kon beantwoorden, wilde ik weten wat de aard en ernst van het probleem was. Met die informatie ben ik aan de slag gegaan. In dit geval hebben we ook geprobeerd om de partijen (apothekers, verzekeraars, medische groothandels, thuiszorgorganisaties, ambtenaren op het ministerie van VWS) bij elkaar te brengen. We wilden namelijk niet alleen de Kamervragen beantwoorden. Door onze netwerkfunctie kunnen wij soms ook en bemiddelende rol spelen.'
De politieke wind draait regelmatig. Bewindspersonen verschijnen en verdwijnen. Bewindspersonen van PVV en NSC zijn inmiddels uit het kabinet gestapt. Welke invloed hebben die wisselingen op het beleid?
‘Er is altijd langjarig beleid. Tbs-klinieken, forensisch psychiatrische klinieken, gevangenissen en reclasseringsambtenaren blijven nodig om de samenleving veilig te houden. Dat vraagt om een meerjarige financiering. Ambtenaren op het ministerie zijn daar altijd druk mee bezig.
Tegelijkertijd dringt de politieke realiteit wel degelijk door op de werkvloer. PVV en NSC zijn inmiddels uit het kabinet gestapt. De taken van Ingrid Coenradie (PVV) zijn in eerste instantie overgenomen door Teun Struycken (NSC) en nu door Arno Rutte (VVD). Ik heb wel gemerkt dat iedere bewindspersoon eigen voorkeuren heeft voor de manier waarop antwoorden op Kamervragen worden geformuleerd. Alleen al wat dat betreft heeft de politieke realiteit invloed op de manier waarop ik mijn werk doe.’
Ik kan mij voorstellen dat er een moment kan komen dat de bewindspersoon een besluit neemt waar je niet achter staat. Hoe ga je daarmee om?
‘Het zou in theorie zo kunnen zijn dat de staatssecretaris op enig moment besluit om, ondanks lange wachtlijsten, een aantal tbs-klinieken te willen sluiten. De staatssecretaris vraagt dan om te schetsen wat de mogelijkheden daarvan zijn, welke voordelen en nadelen aan zo’n besluit vastzitten. Op zo’n moment ga ik aan de slag om een rapportage op te stellen en zal ik misschien ook aangeven dat er zwaarwegende nadelen zitten aan het sluiten van tbs-klinieken. Het is dan uiteindelijk aan de staatssecretaris om een besluit te nemen. Op het moment dat ik de rapportage bij de staatssecretaris heb ingeleverd, zit mijn werk er op. Het werk dat ik hier doe, staat dus los van mijn persoonlijke, politieke overtuiging.’
Welke lessen die je tijdens je studie hebt geleerd, pas je nu nog steeds toe in de praktijk?
‘Dat zit voor een deel in een bepaalde manier van denken, in het gestructureerd naar teksten kijken. Als ik een detail uit een vuistdik rapport moet zien te vissen, merk ik dat ik dat toch anders aanpak dan mijn collega’s. Voor ik begin bij de eerste zin kijk ik naar de structuur van de tekst, naar kopjes, naar een inhoudsopgave. Vanuit die structuur begin ik te lezen. Ook in het schrijven merk ik dat ik nog elke dag profijt heb van mijn studie Nederlands. Beleid staat of valt met de woorden waarin het geschreven wordt. En daar kun je taalexperts goed bij gebruiken; ik baal dan ook geregeld dat ik alleen de bachelor en niet de master Neerlandistiek heb gedaan.’
Heb je nog tips voor huidige studenten Nederlands die net als jij op een ministerie aan de slag willen?
‘Ik hoop vooral dat er veel neerlandici kiezen voor een baan in het onderwijs, want we hebben veel leraren Nederlands nodig. Als ik om mij heen kijk, zie ik dat mijn collega’s allerlei achtergronden hebben: van rechten tot biologie en van politicologie tot toegepaste wiskunde. Het gaat erom dat je vertrouwd bent met een academische manier van denken. Toch denk ik dat we op het ministerie wel wat extra neerlandici kunnen gebruiken.’
Met zijn achtergrond in de neerlandistiek voert Edwin Siebert elke dag een talige balanceeract op. Enerzijds moet hij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van beleidsadvies voorzien en Kamerleden van informatie voorzien. Anderzijds moet hij rekening houden met wat politiek mogelijk is. Die balanceeract staat los van zijn persoonlijke politieke overtuigingen. En dat biedt troost in deze stormachtige tijden waarin de politieke wind telkens uit een andere richting waait.