Giuseppe Bottai
Giuseppe Bottai was een interessante, soms zeer tegenstrijdige figuur uit het fascistische tijdperk. Tijdens zijn leven was hij politicus, soldaat en journalist. In 1923 richtte hij op 28-jarige leeftijd Critica Fascista op, een tijdschrift dat aanvankelijk de steun kreeg van Mussolini, die de kritiek op de (fascistische) cultuur en politiek voor een deel wel kon waarderen. Dit tijdschrift is een belangrijke getuigenis van een vorm van fascisme die afweek van de heersende norm. Bottai richtte in 1924 nog een tijdschrift op, een voorloper van Il Primato: Lo Spettatore Italiano, waarvoor winnaars van de Nobelprijs voor literatuur als Luigi Pirandello, Umberto Saba, Giuseppe Ungaretti, Emilio Cecchi en Ettore Lo Gatto artikelen over literatuur schreven.
Bottai werkte van 1926 tot 1932 bij het ministerie van de corporaties (Ministro delle Corporazioni), het bestuursorgaan dat toezicht hield op de Italiaanse arbeidsmarkt en de economie, eerst als staatssecretaris (1926-1929) en vervolgens als minister (1929-1932).
Bottai richtte in 1940 het tijdschrift Il Primato op, dat meer op cultuur was gericht. Juist dit tijdschrift getuigt van Bottai’s radicale en Duitsgezinde ideeën. Na de val van het fascistische regime en daarna, toen hij uit de schaduw kon stappen, besteedde hij al zijn tijd aan redactiewerk. Zijn levenslange gevangenisstraf werd in 1947 ingetrokken. In 1950 richtte hij nog een ander tweewekelijks politiek tijdschrift op, ABC, dat een grote rol speelde in debatten over de fascistische ervaring en het nieuwe democratische proces.
Opleiding en vroege jeugd
Bottai werd in Rome geboren als kind van streng republikeinse en atheïstische ouders. Zijn moeder was aanhanger van Giuseppe Mazzini - hoofd van de Italiaanse revolutionaire beweging en republikein - en zijn oom was een overtuigd antifascist. Het gezin trok vaak op met medeaanhangers van Mazzini en antimonarchisten. Bottai zelf was aanvankelijk republikein. Zijn jeugd stond vooral in het teken van literatuurwetenschap. Ondanks zijn toewijding aan de letteren en cultuurwetenschappen leek de liefde voor politiek hem met de paplepel te zijn ingegeven.
Instemming met het fascisme
Toen Bottai nog maar amper twintig jaar oud was, meldde hij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger bij het Italiaanse leger. Later vertelde hij in een interview dat de oorlog hem veranderd had. Na zijn terugkeer besloot hij dat hij actief wilde bijdragen aan politieke veranderingen. Om die reden voelde hij zich aangetrokken door de krachtige impuls van de Nationaal-Fascistische Partij, die werd aangevoerd door een sterke leidersfiguur in de persoonvan Benito Mussolini. Zijn eerste kennismaking met het fascisme was in 1919, toen hij Mussolini persoonlijk ontmoette. Bottai was betrokken bij de oprichting van de Fasci Italiani di Combattimento, de eerste door Mussolini opgerichte fascistische organisatie, wat het begin van zijn politieke carrière inluidde.
Interessant genoeg sprak Bottai zich in 1943, toen duidelijk werd dat Mussolini’s regime voorbij was, openlijk uit voor L’Ordine del Giorno Grani, een commissie die Mussolini terzijde wilde schuiven.
Een omstreden figuur
Een van de interessante aspecten van Bottai’s ambivalentie is zijn abrupte overstap naar het antisemitisme. Voordat hij betrokken raakte bij de fascistische beweging waren er geen aanwijzingen voor antisemitische neigingen, en zijn omarming van het racisme en antisemitisme was eigenlijk niet goed te verklaren. In zijn middelbareschooltijd aan het Liceo Classico Tasso in Rome had hij veel Joodse vrienden. Later in zijn leven richtte hij samen met Gino Modigliani, een Jood, het tijdschrift Critica Fascista op. Bovendien waren enkele van zijn naaste vrienden en medewerkers — Enrico Rocca en Gino Arias — ook Joods. Dit veranderde in 1938, toen Bottai Mussolini’s antisemitische idealen volledig omarmde. Critica Fascista begon daarna antisemitische essays te publiceren. Deze switch was misschien wel een strategische stap in reactie op zijn “vijanden”, die hem er op grond van zijn uiterlijke verschijning — donkere huid, zwart haar en donkere ogen — van betichtten Joods te zijn. De ware reden voor deze plotselinge ommekeer blijft echter ongewis.
Enerzijds was Bottai een zeer ontwikkelde, kritische en complexe man, anderzijds was hij een onverzettelijk en fervent voorstander van het regime. Bottai is hoe dan ook absoluut een opmerkelijke figuur vanwege zijn kritische analyse van de fascistische periode van binnenuit.
Onderwerping van de pers, de kunst en kunstenaars
Bottai geloofde in een nauwe samenwerking tussen intellectuelen en de fascistische heersende klasse, waarmee hij bedoelde dat intellectuelen in dienst moesten staan van de politiek en van fascistische hervormingen. Dit was zijn grootste ambitie. Interessant is het standpunt van schrijver Antonio Aniante (alias Antonio Rapisarda), die de fascistische propaganda kracht bijzette door te stellen dat alleen degene die volhardt in zijn steun aan het fascisme, de hiërarchie respecteert en van de natie houdt, een echt fascistische schrijver kan worden genoemd. Aniante vond dat “vormen van literatuur waarin de klassenstrijd, internationalisering en elke soort van rassenscheiding werden verheerlijkt” moesten worden verworpen.
De fascistische hervorming van de letteren wordt uitvoerig besproken in Critica Fascista, waarin Bottai Mussolini’s woorden nauwgezet optekende. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de toespraak die Mussolini in 1926 hield bij de Accademia di Belle Arti in Perugia, waarin hij wees op de noodzaak van een kunstvorm die hoofdzakelijk een afspiegeling is van de politiek. De felle discussie die deze toespraak, die kort daarna werd geanalyseerd in Critica Fascista, losmaakte, draaide om opvattingen over kunst in relatie tot het fascisme.
Critica Fascista verzamelde in 1927 de meningen van verschillende kunstenaars, die het erover eens waren dat kunst uiteindelijk zou moeten worden ingegeven door dezelfde tendensen als “het politieke strijdtoneel”, en zich “militant trouw aan de fascistische zaak” zou moeten tonen. Het doel was duidelijk: verschillende vrije kunstdisciplines onderwerpen aan de politieke ideologie van het fascisme. Het invloedrijke tijdschrift van Bottai bood een geschikte manier om artistieke originaliteit in te ruilen voor conformisme aan het regime.
Dat Bottai succesvol was in het verspreiden van de fascistische doctrine, was onder meer te danken aan het feit dat hij zich wist te omringen met (jonge) intellectuelen die regelmatig publiceerden in de Critica Fascista en die Bottai zagen als voorbeeld. Dat deed hij ook met medewerkers die aan zijn zijde bleven tijdens de periode dat hij in de regering zat. Bottai’s voorkeur voor (jonge) intellectuelen weerspiegelde zijn inspanningen om beschermheer te zijn voor de meest talentvolle kunstenaars en schrijvers van Italië, ongeacht hun politieke standpunten.
Critica Fascista en het antisemitisme
Zoals vermeld was het tijdschrift oorspronkelijk geen antisemitisch tijdschrift, maar bood het Bottai eerder een podium om zijn mening over het fascisme te bespreken en te verspreiden. Niet alleen medeoprichter en beschermheer van het tijdschrift Gino Modigliani was Joods, veel van Bottai’s intellectuele vrienden waren dat ook, onder wie zijn beste vrienden Enrico Rocca en Gino Arias, een van de meest frequente medewerkers van Critica Fascista. Vanwege zijn oorspronkelijke doelstelling publiceerde het tijdschrift nooit iets antisemitisch tot Bottai Mussolini’s antisemitische standpunt en de rassenwetten in 1938 omarmde. Op dat moment verscheen er een groot aantal antisemitische essays, waardoor het tijdschrift misschien wel “een de meest invloedrijke plekken in de campagne tegen de Joden” werd — ten minste gedurende het daaropvolgend anderhalf jaar. Er deden zich situaties voor waarbij opportunistische jonge intellectuelen (die zichzelf later als “verlost” beschouwden) deelnamen aan de verachtelijke campagne van antisemitische stukken, toen de rassencampagne eenmaal startte in 1938. Schrijver Guido Piovene is daar een voorbeeld van. Hoewel zijn beste vriend Eugenio Coloni Joods was, bezondigde hij zich toch aan “de meest grove kenschetsingen van Joden en de Joodse cultuur”.
Onderwijshervorming
Een klein aantal exemplaren van Critica Fascista in de Bibliotheca Italiana betreft de fascistische hervorming van het onderwijs. Bottai was daar als politieke figuur, en als journalist die fascistische propaganda verspreidde, actief bij betrokken. De school was een cruciale plek voor fascisten om jongere generaties te indoctrineren met de “mythe van de fascistische politiek en cultuur”.
Bottai’s onderwijs- en culturele hervorming betekende niet alleen dat Joden verwijderd werden uit het culturele leven en dat docenten en studenten verwijderd werden van openbare scholen, maar ook dat door Joden geschreven boeken uit openbare bibliotheken werden verwijderd.
Bottai was minister voor nationaal onderwijs maar stortte zich volledig op de radicalisering van de scholen. Dit werd ondersteund door zijn idee dat “het fascisme een permanente revolutie in gang moest zetten”. In zijn Critica Fascista beklaagde Bottai zich erover dat het te lang duurde eer de scholen de fascistische doctrine in acht hielden. Bottai, gedreven door zijn verlangen om scholen te hervormen, presenteerde in 1939 La Carta della Scuola aan het Gran Consiglio del Fascismo. De fascistische propaganda was overal, via Bottai’s functie op het ministerie, zijn tijdschrift Critica Fascista, gevolgd door andere tijdschriften, en de betrokkenheid van de jeugd bij de Nationale Fascistische Partij.
Arbeid en corporatisme
De meeste Critica Fascista’s in de Bibliotheca Italiana gaan over het fascistische corporatisme.
Het corporatisme is de theorie en praktijk van het organiseren van de samenleving in “corporaties” die ondergeschikt zijn aan de staat. In deze corporaties worden werknemers en werkgevers georganiseerd in industriële en professionele corporaties die dienen als politieke vertegenwoordigingsorganen die in hoge mate controle uitoefenen op de personen en activiteiten binnen hun rechtsgebieden. Het fascistische regime heeft de theorie van een “corporatieve staat” in de praktijk gebracht, maar uiteindelijk gebeurde dit omdat Mussolini dat zo graag wilde, en was dit niet in het belang van economische groepen.
Bottai’s inspanningen wijzen op een oplossing die in lijn is met het systeem, wat voor het fascistische regime de weg van het corporatisme was. Hij pleitte voor een oplossing voor de crisis waarbij de staat zo zou worden gereorganiseerd dat de publieke sector daar voordeel van zou hebben door middel van corporatieve controles door de staat en de regulering van niet-corporatieve kartels. Bottai speculeerde over een “totalitair corporatisme” dat als basis zou dienen voor een “participatief” fascisme dat berust op de steun van het volk. Een van Bottai’s doelen was om in de gunst te komen bij de werknemers door de “revolutionaire” en antiburgerlijke geest van de dictatuur en de vakbonden te bevestigen. Critica Fascista speelde een grote rol bij het verwoorden van deze meningen van “fascistisch links”.
Critica Fascista, met inbegrip van de exemplaren in de Universiteitsbibliotheek, blijft al met al een belangrijke getuigenis van de fascistische cultuur. Het behandelt specifieke aspecten van het fascistische regime, zoals de vorming van een sterke leider en antisemitische berichtgeving, maar ook andere aspecten, met name betreffende de discussies en het in aanmerking nemen van verschillende standpunten, die soms links of internationaal waren. Dit kan niet los worden gezien van de man die leiding gaf aan het tijdschrift, Giuseppe Bottai, die er met zijn ambivalente houding tegenover het fascisme voor zorgde dat Critica Fascista een belangrijk inzicht bood in de fascistische periode die we vandaag de dag kunnen bestuderen.
Laatst gewijzigd: | 22 juli 2024 15:42 |