Skip to ContentSkip to Navigation
Universiteitsbibliotheek
Universiteitsbibliotheek Meer erfgoed Tentoonstellingen Digitale tentoonstellingen Het klooster Yesse

Yesse had ook voet aan de grond in Stad

GPS N 53°12’55.4” E 6°34’06.3”

In het jaar 1589 kocht het klooster Yesse een huis in de stad Groningen. Het pand moest dienen als refugium, dat wil zeggen: toevluchtsoord in geval van nood en uitvalsbasis om zaken in de stad te regelen. Ook Yesse had veel te lijden van de religieus-militaire troebelen, maar sowieso was het bezit van een refugium niet ongebruikelijk. Eind zestiende eeuw hadden alle cisterciënzer kloosters in de Ommelanden zo’n refugium in Stad. Aduard bezat er een aan de Munnekeholm, dat deels bewaard is gebleven. De abdij Jerusalem in Gerkesklooster had er een aan de Schoolholm. Voor kloosters van andere orden gold hetzelfde. Aan de (Oude) Boteringestraat stonden bijvoorbeeld refugia van de kloosters Selwerd, Warffum en Rottum.

Detail van een kaart van Groningen uit 1575. In het midden (klein) de Herepoort aan het Zuiderdiep. Meteen ten noordwesten daarvan de gebouwen waarvan één in 1589 het refugium van Yesse zou worden. UBG uklu 01-13-06
Detail van een kaart van Groningen uit 1575. In het midden (klein) de Herepoort aan het Zuiderdiep. Meteen ten noordwesten daarvan de gebouwen waarvan één in 1589 het refugium van Yesse zou worden. UBG uklu 01-13-06

Het refugium van Yesse stond aan de Herestraat.

Op de zuidhoek van de kruising Bruine Ruiterstraat en Herestraat, om precies te zijn. Tegenwoordig bevindt zich daar het monumentale bedrijfsverzamelgebouw De Faun (1935). Vlakbij stond ooit de middeleeuwse stadspoort, waarvan de contouren nu nog in het plaveisel zijn terug te vinden. Daar liet Harmen Gijsens rond 1549 een huis bouwen. Eerder liepen op die plek de oude stadsgracht en stadsmuur, maar deze verdedigingswerken waren na de uitbreiding van de stad naar het zuiden overbodig geworden.

Yesse kocht dat huis in 1589 van Johannes Sickinghe.

De Sickinghes waren destijds een oud en voornaam katholiek geslacht in Stad. Al in de 13e eeuw komt een Otto Sickinghe voor en in de 14e eeuw was Geert de eerste van vele Sickinghes die burgemeester van Groningen zijn geweest. In de stad heeft deze familie zeker twee woonhuizen in bezit gehad. In 1457 werd een huis aan de (Oude) Boteringestraat verkocht en in 1589 is ook het huis aan de Herestraat in bezit van deze familie. De verkoper, Johannes Sickinghe (1576-1652), was nog minderjarig, maar al een rijk man. Hij had het huis geërfd van zijn vader Feijo, die eveneens bezit in de Ommelanden had (zoals de Warffum-borg) en zichzelf in 1579 per ongeluk doodschoot. Johannes’ gelijknamige grootvader was vermoedelijk de eerste Sickinghe die het huis bewoonde. Vijf jaar na de transactie tussen Johannes en het klooster Yesse, in 1594, ging de Stad als laatste Spaanse bolwerk in de noordelijke Nederlanden over in protestantse handen. Johannes was katholiek. Hij ondertekende weliswaar de akte van trouw aan de Unie van Utrecht, maar bleef katholiek. Twaalf jaar later blijkt hij alsnog overgegaan te zijn tot het protestantisme.

Johannes Sickinghe heeft ook sporen in boekvorm nagelaten.

In de 17e eeuw was het vriendenalbum (album amicorum) een populair genre. Noem het een voorloper van het poëzie-album. Men liet vrienden en verwanten een persoonlijke noot opschrijven in een handzaam en meestal langwerpig boekje. Vaak was zo’n noot een gevleugeld woord in combinatie met een soms ingekleurde afbeelding. Ook de Groningse patriciër Harmen Jarges (†1631) legde zo’n album aan. Tientallen mensen schreven iets in zijn album. De meeste bijdragen stammen uit de jaren 1608-1621. Vele zijn toegevoegd op 20 oktober 1618, de dag waarop Harmen Jarges en Roeleffien Clant hun bruiloft vierden op de Asingaborg in Middelstum. Het album is daar blijkbaar gebruikt als een soort receptieboek en het laat dan ook allerlei Groninger familiebanden zien.

Roeleffien Clant’s bijdrage aan het vriendenalbum van haar man Harmen Jarges. UBG HS 214 L, fol. 35v
Roeleffien Clant’s bijdrage aan het vriendenalbum van haar man Harmen Jarges. UBG HS 214 L, fol. 35v

Neem de moeder van Johannes Sickinghe: Bele Clant. Haar broer Gerard had een dochter Roeleffien, die we terugvinden op fol. 35v van dit album met een tekening van het familiewapen. Johannes was dus een volle neef van Roeleffien, de bruid van Harmen Jarges, de bezitter van dit album amicorum. Zo is de cirkel rond. Bijna alle bijdragen in dit album zijn van families die ook na de Reductie van Groningen in 1594 katholiek bleven. Het is natuurlijk geen toeval dat het klooster Yesse zijn refugium juist van een van hen kocht. Zo toont dit album ook de verwevenheid van dit klooster met de Groninger katholieke elite.

Johannes Sickinghe’s bijdrage aan het vriendenalbum van Harmen Jarges. UBG, HS 214 L, fol. 63v
Johannes Sickinghe’s bijdrage aan het vriendenalbum van Harmen Jarges. UBG, HS 214 L, fol. 63v

De bijdrage van Johannes Sickinghe in Jarges’ vriendenboek prijst kennis aan.

Op bladzij 63v schreef hij bij z’n naam namelijk dit motto: Animi sapientia cultrix oftewel Wijsheid cultiveert de geest. Maar gaat het hier wel om de Johannes die in 1589 het woon-huis aan Yesse verkocht? In de UB Groningen hebben we nog een pleidooi voor scholing op naam van Johannes Sickinghe. Dat is een toespraak gehouden bij het afscheid van de Latijnse school—vergelijk het met de valediction die vandaag de dag gebruikelijk is aan universiteiten in Noord-Amerika. De tekst is in 1619 uitgegeven door universiteitsdrukker Hans Sas in Groningen. Het blijkt een lofzang op kennis en onderwijs als cruciaal middel voor persoonlijke vorming. De titel verraadt al een humanistische visie op onderwijs. De inhoud van de toespraak beaamt dit. Johannes legt de nadruk op taal en moraal als de twee pijlers van persoonlijke vorming via scholing. Ook baseert hij z’n pleidooi op argumenten en voorbeelden uit de Grieks-Romeinse literatuur—een ander kenmerk van humanistisch onderwijs.

Titelpagina van de toespraak van Johannes Sickinghe. UBG, uklu ‘JO G 1 (1). De tekst is zowel gedrukt als uitgesproken in 1619, zo blijkt aan het eind (dixi ... anno MDCXIX ), en wel in de aula (maximo auditorio) van de Latijnse school, die gevestigd was in het voormalige Minderbroedersklooster tussen Broerstraat en Zwanestraat, exact op de plek waar nu de UB staat.
Titelpagina van de toespraak van Johannes Sickinghe. UBG, uklu ‘JO G 1 (1). De tekst is zowel gedrukt als uitgesproken in 1619, zo blijkt aan het eind (dixi ... anno MDCXIX ), en wel in de aula (maximo auditorio) van de Latijnse school, die gevestigd was in het voormalige Minderbroedersklooster tussen Broerstraat en Zwanestraat, exact op de plek waar nu de UB staat.

Er blijken twee Johannes Sickinghe in het spel te zijn.

De auteur van de toespraak noemt zichzelf “een jongeman van 17 jaar” (septendecim annorum adolescenti op blz. 4) en gebruikt z’n leeftijd als excuus voor fouten (blz. 5: huic aetati, cuius quasi proprium est labi et errare = uitglijders en vergissingen horen haast bij deze lee-tijd). Hij is dus in 1602 geboren en niet de Johannes Sickinghe die in 1589 het huis aan klooster Yesse verkocht. Johannes junior blijkt de zoon van Harmen Sickinghe en een jong neefje van Johannes senior. Wie van beiden schreef dan z’n naam en motto in Jarges’ vriendenalbum? Die inscriptie is ongedateerd, maar zal rond 1617 zijn geschreven. Johannes junior was toen 15 jaar, senior 41 jaar. Beide kunnen ze de auteur zijn, maar op dezelfde bladzij staan nog vier namen. Blijkbaar schreven zij samen op één moment in het album. Waarschijnlijk was het daarom Johannes junior, want hij was een generatiegenoot van de andere vier.

Johannes junior geeft dus hoog op van scholing.

De hele titel van zijn redevoering luidt: “Schooltoespraak waarin wordt aangetoond hoe groot de kracht van opvoeding en onderwijs is, zowel ten goede als ten kwade, en hoeveel dank we verschuldigd zijn aan de betrouwbare architecten van het karakter en de studie.” Deze titel verraadt, zoals gezegd, dat de auteur een kind van het humanistische onderwijs in de Nederlanden was. De grondslag van dat onderwijs was een eeuw eerder gelegd door Erasmus van Rotterdam, die op zijn beurt was geïnspireerd door zijn held Rudolf Agricola uit Baflo en diens pupil Alexander Hegius, die in Deventer Erasmus’ eigen leermeester was. Geen wonder dat rond de tijd van Sickinghes toespraak de pasgestichte Groninger academie (1614) Agricola vierde als een van haar grondleggers.

De niet-cursieve woorden zijn een citaat van Horatius in Johannes’ toespraak.
De niet-cursieve woorden zijn een citaat van Horatius in Johannes’ toespraak.

Een klassiek citaat uit de toespraak symboliseert Johannes’ visie.

Hij haalt sowieso veel auteurs uit de Grieks-Romeinse Oudheid aan om z’n standpunten te onderbouwen of te illustreren—zoals het een goede humanist betaamt. Ongeveer halverwege citeert hij twee verzen uit een brief van de Romeinse dichter Horatius: “Niemand is zo wild dat hij niet te temmen is, als hij maar geduldig z’n oor leent aan vorming.” Met andere woorden zegt Horatius hier wat ook Johannes’ motto zegt: vorming (cultura) cultiveert (cultrix) mensen. Het toeval wil dat ook de Rijksuniversiteit Groningen deze twee verzen zo de moeite waard vond, dat ze die heeft laten aanbrengen op een muur in haar Academiegebouw. Helaas heeft modern meubilair deze woorden nu aan het zicht onttrokken. Als dat maar niet symbolisch is...

Bronnen

Speciale dank aan Redmer Alma voor zijn genealogische informatie over Johannes Sickinghe junior.

Laatst gewijzigd:22 januari 2024 13:40
View this page in: English