Skip to ContentSkip to Navigation
Universiteitsbibliotheek
Universiteitsbibliotheek Gauronica

‘Aan kinderen verhaald’: Groningens ontzet vanuit een negentiende-eeuws nationalistisch perspectief

Door Lisette Kamping
Aan kinderen verhaald
Aan kinderen verhaald
“Het gebeurt maar al te vaak, dat de Groningsche jeugd zich op den 28sten Augustus op allerlei wijzen vermaakt, en toch het vermaak niet heeft van te weten, en eens te kunnen vertellen, wat dan toch dit feest eigenlijk te beduiden heeft.”

De Groningse hoofdonderwijzer Aart Cornelis de Zwart (1836-1885) geeft in deze regels precies weer wat zijn reden is geweest om dit “feestgeschenkje te maken voor den 28sten Augustus.” Volgens hem vieren de jongeren die dag feest, terwijl ze niet eens weten wat het feest inhoudt. Gebrek aan historische kennis over het Rampjaar dus. En die kennis wil hij ze bijbrengen met dit bundeltje, getiteld 1672, 28 Augustus: de belegering en verlossing van Groningen, aan kinderen verhaald. In 28 bladzijden vertelt De Zwart chronologisch welke gebeurtenissen tot de belegering van Groningen hebben geleid, hoe dapper de stad zich heeft verdedigd en waarom Bernhard von Galen (Bommen Berend) na een maand afdroop. De Zwart benadrukt het belang van geschiedenis. Waarom hamert hij zo op kennis van het verleden en wat zegt dit over de tijd waarin het verscheen?

Het Rampjaar als inspirator

Hoewel de tekst over het Rampjaar gaat, zegt het meer over de tijd waarin het is geschre-ven. Het bundeltje verscheen namelijk in de tweede helft van de 19de eeuw. De eeuw die bekend staat als de eeuw van het nationalisme. Het begrip is tegenwoordig omstreden, maar nationalisme en vaderlandsliefde waren in die tijd van natievorming en identiteitsvorming heel gewoon.

In 1882 definieert de Franse filosoof Ernest Renan een natie als het resultaat van een ge-meenschappelijke geschiedenis en van gezamenlijk geleverde strijd. Niet de landsgrenzen, maar een gedeeld verleden waarin offers zijn gebracht zorgen voor onderlinge verbonden-heid. De 19de-eeuwse blik naar het nationale verleden is dan ook goed te verklaren. Hoe kun je die gevoelens immers beter aanwakkeren dan via verheerlijking van het verleden? Ram-pen, oorlogen en overwinningen werden als inspiratiebron gebruikt om het vaderlands gevoel op te wekken en zo de identiteit van de natie te vergroten. Zowel in literatuur, poëzie als geschiedschrijving.

‘Warme vaderlandsliefde’ leer je op school

Natievorming en geschiedschrijving gingen hand in hand. Het geschiedenisonderwijs veran-derde dan ook mede onder invloed van het nationalisme. Tot halverwege de negentiende eeuw was geschiedenis geen verplicht schoolvak. Pas met de invoering van de Wet Van de Brugghen in 1857 kreeg elke leerling geschiedenisles. De motivering om het vak verplicht te stellen was de “opwekking van warme vaderlandsliefde als bestanddeel der nationale opvoeding”.

Vergroting van kennis van de eigen geschiedenis diende zo een dubbel doel: vaderlandsliefde opwekken en zorgen dat de geschiedenis door komende generaties niet werd vergeten, maar doorverteld. De Zwart weeft dit idee ook in zijn tekst. Hij besluit met de moraliseren-de woorden: “Jeugdige lezers. Vergeet het niet en zegt het voort, goede burgers hebben hun vaderland lief boven alle landen der aarde.” De Zwarts tekst over het Rampjaar is wat dat betreft een product van zijn tijd.

"Hoe is het mogelijk, dat ons land nog is blijven bestaan!”

Hoe komt dit karakter nu in de tekst tot uiting? En hoe maakt De Zwart een gebeurtenis die tweehonderd jaar eerder plaatsvond interessant voor kinderen? Vooral als het doel is vaderlandsliefde op te wekken? De Zwart zet een aantal middelen in, waardoor de tekst een mengsel van feiten en fictie wordt - iets wat niet ongebruikelijk is voor geschiedschrijving uit die tijd. Zo doorspekt hij de feitelijke chronologische gebeurtenissen met verwijzingen naar het inclusieve ‘ons’. Hij heeft het over ”ons vaderland”, “onzer schoone stad”, “onze wallen”, “de dappere onzen” tegenover de “moorddadige vijand” die erop uit is “om ons te vernietigen”. “Let op, dit gaat ook over jou”, is impliciet de boodschap.

Een ander middel dat De Zwart gebruikt, zijn talloze voorbeelden van offers die de Groningers hebben gebracht in de strijd tegen bisschop Von Galen. Hij vertelt hoe de huizen rond de Herepoort en de Oosterpoort werden afgebroken zodat de vijand hiervan geen gebruik kon maken. De bewoners offerden hun woning daarmee op voor het grotere belang, want, “in den oorlog en bij eene belegering vraagt men niet naar het belang van één of twee personen; men denkt maar: wat zal voor het behoud van onzer stad het beste wezen?” Een b-wonderenswaardige daad, vindt De Zwart.

Afgeschoten vrouwenbenen, verbrijzelde hoofden en armen, een kanonskogel die zowel een landman raakt als het kind van de pottebakkersvrouw uit haar armen schiet. Aan details geen gebrek, zelfs de straatnamen waar de slachtoffers zijn gevallen weet hij te noemen. Op deze manier tilt De Zwart de geschiedenis naar het heden: dit is het gezamenlijke verleden, dit is wat ons verbindt. Hij blijft daarnaast dicht bij de belevingswereld van zijn jonge publiek:

“Men verhaalt ook nog van een’ jongen, die, uit school komende, eene bom zag neervallen, en eer die gesprongen was, spoedig de brandende lont met modder stopte, zoodat er geene verwoesting aangerigt werd. Dat was een dappere jongen, niet waar?”

Deze hoofdonderwijzer gebruikte de geschiedenis als vermomming voor zijn eigentijdse vaderlandslievende boodschap.

Bronnen

  • De Zwart, Aart Cornelis. 1672, 28 Augustus: de belegering en verlossing van Groningen, aan kinderen verhaald. Groningen: J. Verschuir, 1875.
  • Buijnsters, P. J. en L. Buijnsters-Smets. Lust en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw. Zwolle: Waanders Uitgevers, 2001.
  • Jensen, L.. De verheerlijking van het verleden. Helden, literatuur en natievorming in de negentiende eeuw. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2008.
  • Van Raamsdonk, Wouter. “Bommenberend voor schooljongens verklaard.” Groniek, 172, (2006): 355-367.
  • Renan, Ernest. “What is a nation? (Qu’est-ce qu’une nation?, 1882).” In What is a Nation? And other Political Writings. Geredigeerd door M. F. N. Giglioli, 247-263. New York: Colum-bia University Press, 2018.
  • Toebes, J. G. “Van een leervak naar een denk -en doevak. Een bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlands geschiedenisonderwijs.” Kleio: tijdschrift van de vereniging van geschie-denis leraren in Nederland 17, 3 (1976): 202-245.
Laatst gewijzigd:17 augustus 2022 18:10
View this page in: English