Skip to ContentSkip to Navigation
Universiteitsbibliotheek
Universiteitsbibliotheek Meer erfgoed De geschiedenis van de Universiteitsbibliotheek

Academiebibliotheek Groningen, 1615

Als enige universiteitsbibliotheek in Nederland is die van Groningen altijd op dezelfde locatie gebleven. Al vier eeuwen lang staat ze midden in Stad — aan de noord- en zuidkant begrensd door de Broerstraat en de Zwanestraat, aan de oost- en westkant door de Poststraat en de Oude Kijk in ’t Jatstraat. Volgens een oude levenswijsheid moet alles anders worden, als we willen dat alles hetzelfde blijft. Zo is vierhonderd jaar lang ook in de bibliotheek niets onveranderd gebleven.

Een korte biografie van vier eeuwen UB:


De oprichting van de Groninger UB

Broerklooster

Op 23 oktober 1613 werd de geleerde rector van de Latijnse Sint-Maartensschool in Groningen, de Oostfries Ubbo Emmius, benoemd als hoogleraar in de geschiedenis en het Grieks. In de eerste maanden van het volgende jaar werden nog eens vijf professoren aangetrokken, waarna op 14 juli 1614 het programma van de nieuwe universiteit werd gepubliceerd en in binnen- en buitenland verspreid. De plechtige inwijding vond plaats op 23 augustus 1614.

Franciscaner klooster
Franciscaner klooster

Een half jaar later, op 28 februari 1615, besloten de Staten van Stad en Lande om een bibliotheek op te richten voor de academie — en wel in het voormalige Franciscaner klooster, dat leegstond sinds de Reductie van Groningen in 1594, toen de Minderbroeders hun klooster moesten verlaten. De boeken van de UB zouden komen te staan in dezelfde ruimte waar de boeken van de monniken ooit stonden.

Het gebouw bestond uit drie vleugels rond een binnenplaats met de kloosterkerk aan de noordkant. In 1614, bij de stichting van de universiteit, was de kloosterkerk de academiekerk geworden. Academische plechtigheden, zoals disputaties, oraties en promoties, vonden plaats in het koor.

Toegankelijkheid

Alle professoren ondertekenden het eerste bibliotheekreglement opgesteld door de hoogleraren Gomarus en Pijnacker, waarop zij een sleutel tot de bibliotheek ontvingen. Tot 1655, toen studenten onder bepaalde voorwaarden van de bibliotheek gebruik mochten maken, was de toegang tot de boekencollectie het exclusieve voorrecht van de vier curatoren en de hoogleraren — in 1614 waren er zes, in 1655 twaalf — die zelf bezoekers de schatten konden tonen met de Syllabus librorum academicorum als gids.

De bibliotheek was alleen op woensdag en zaterdag geopend, ’s winters van twaalf tot twee uur, ’s zomers van een tot drie. Het kan echter geen onverdeeld genoegen zijn geweest om daar te studeren. De ruimtes waren onverwarmd en alleen de zon zorgde voor verlichting. Boeken moest men ter plekke raadplegen, meestal staande, na de grote en zware delen vanuit de kasten op lessenaars te hebben gelegd.

Nicolaus Mulerius
Nicolaus Mulerius

De basiscollectie

Toen op 28 februari 1615 het besluit viel om een academiebibliotheek in te richten, was er nog geen enkel boek om daar in onder te brengen. Een half jaar later, op 18 augustus, overhandigde Abel Coenders van Helpen, een Groningse bestuurder die lid was van de Staten Generaal, het eerste cadeau. Dat was een zeer fraaie atlas uitgegeven door Jodocus Hondius, Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi (Amsterdam 1606). Omdat het onmogelijk is om een goede geleerde bibliotheek aan te leggen op basis van louter geschenken, schakelde men verscheidene geleerde en vooraanstaande personen in om een basiscollectie aan te kopen. In Groningen was de boekhandel niet sterk ontwikkeld, zodat de meeste werken voor de Academiebibliotheek zijn verworven bij boekhandels en op veilingen in Holland.

De titels van deze boeken zijn genoteerd in de handgeschreven Syllabus librorum academicorum oftewel Lijst van academische boeken. Het is de eerste catalogus van de UB Groningen, opgesteld door de hoogleraar geneeskunde en wiskunde, tevens onbezoldigd bibliothecaris Nicolaus Mulerius. De Syllabus begint met een lijst van 205 titels in 404 banden die de bibliotheek op 10 februari 1619 in bezit had — en die ze nog steeds bezit.

Het huidige gebouw, 1987

Halverwege de 20e eeuw was de UB gevestigd in een gebouw uit 1919 en een aantal daarmee verbonden panden, ingesloten tussen Martinuskerk, Poststraat, Zwanestraat en Oude Kijk in ’t Jatstraat.

Vanaf de jaren vijftig nam het aantal studenten en medewerkers van de RUG gestaag toe: in 1955 stonden zo'n 1.000 studenten ingeschreven, in 1980 circa 16.000, en tegenwoordig zijn het meer dan 30.000. Er kwamen meer middelen beschikbaar voor de bibliotheek om te voldoen aan de hogere eisen die onderwijs en onderzoek stelden. Zo steeg de omvang van het boekenbezit van de UB en de afdelingsbibliotheken samen van zo'n 850.000 delen in 1965 tot ruim twee miljoen in 1990. Jaarlijks werden duizenden boeken aangeschaft. Het aantal uitleningen steeg voortdurend en het personeelsbestand moest daaraan worden aangepast. De magazijnen raakten overvol en vloeren en tafels in de werkruimtes verdwenen onder de enorme stapels boeken waarvoor in de kasten geen plaats meer was. Voor bezoekers was nauwelijks een stoel beschikbaar. In de jaren tachtig is zelfs de leeszaal opgeofferd om plaats te maken voor de afdeling catalogisering. Een permanente oplossing was dus broodnodig. Uiteindelijk kwamen alle betrokkenen tot het inzicht dat alleen een gloednieuwe UB soelaas kon bieden.

Martinuskerk
Martinuskerk
Nieuwbouw

De locatie van het nieuwe gebouw was het grote strijdpunt in de discussies tussen de gemeente Groningen en de RUG. De Universitaire Bibliotheekcommissie, die het College van Bestuur adviseerde, sprak de voorkeur uit voor een samenhangend geheel van bibliotheekvoorzieningen op het terrein dat vanaf het begin van de 17e eeuw tot 1966 in gebruik was als Hortus Botanicus. Het ligt tussen de Grote Rozenstraat en de Grote Kruisstraat, even ten noorden van de Broerstraat. Dit voorstel had de volledige steun van de bibliothecaris en zijn team, omdat daar voldoende ruimte was voor een modern, goed geoutilleerd bibliotheekgebouw. Het gemeentebestuur hield echter vast aan een veel kleinere locatie, namelijk in de leegstaande Sint Martinuskerk aan de Broerstraat, tegenover het Academiegebouw. Een bibliotheek daar zou immers veel bezoekers trekken en zorgen voor reuring in de binnenstad. Het argument dat het terrein te klein was om een efficiënt gebouw van de benodigde omvang neer te zetten, werd genegeerd. Toen na lange en zware beraadslagingen College en Raad plotseling tot overeenstemming kwamen over de Martinuskerk-locatie, duurde het nog eens twee jaar tot begin 1979 vanuit Den Haag toestemming kwam voor de bouw op deze plek.

Meer informatie

Laatst gewijzigd:09 januari 2024 15:44
View this page in: English