Fasecontrastmicroscoop van Zernike
Toen Frits Zernike in 1932 zijn nieuwste uitvinding liet zien aan een Duitse microscopenfabrikant, waren de toehoorders kritisch: ‘Als dit enige praktische waarde zou hebben, dan hadden we het allang zelf uitgevonden,’ stelden ze.
Een flinke misvatting. Want Zernikes fasecontrastmicroscoop was een doorbraak op het gebied van medisch onderzoek. Niet voor niets kreeg hij er in 1953 de Nobelprijs voor – de medaille is hier ook te zien.
Het apparaat maakte het mogelijk om levende cellen te bestuderen. Eerder konden cellen alleen onder een microscoop bekeken worden door er kleurstof aan toe te voegen. Maar daarvan gingen ze dood.
Zernike loste dit op door gebruik te maken van het verschil in ‘fase’ dat ontstaat als licht door een doorzichtig object valt. Het gaat dan ietsje langzamer dan het licht uit de omgeving. Zernike versterkte dat verschil, waardoor het contrast groter werd. Zo kon je een levende cel zichtbaar maken zonder kleurstof te gebruiken.
Zernike ontwikkelde zijn apparaat helemaal zelf. Hij werkte graag ’s avonds en knutselde dan aan zijn eigen apparaten en prototypes. Meer dan eens struinde hij de laden en kasten van zijn collega’s af, op zoek naar onderdelen. Dat zou de reden zijn geweest waarom hij geen eigen sleutel mocht hebben van het laboratorium en soms via het dak van het fietsenhok naar binnen glipte.
Hoewel Zernike beroemd werd met zijn fasecontrastmicroscoop, heeft hij meer wapenfeiten op zijn naam. Zo was hij ook de bedenker van een gevoelige galvanometer, die zeer zwakke elektrische stromen kon meten.Laatst gewijzigd: | 13 augustus 2021 15:34 |