Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Centrumdemocraten (CD) Geschiedenis

Partijgeschiedenis

De partij werd op 7 november 1984 opgericht door het Tweede Kamerlid Hans Janmaat en zijn aanhangers nadat hij door de Centrumpartij (CP) was geroyeerd. In 1989 keerde Janmaat voor de CD terug in de Kamer, in 1994 haalde de partij zelfs drie zetels (2,5%). Verscheurd door interne twisten en geplaagd door schandalen verdween de partij in 1998 uit de Kamer. Vanwege haar felle anti-immigratie standpunt was de CD altijd omstreden.

In 1984 brak aan de top van de Centrumpartij een machtsstrijd uit, die wellicht werd gestimuleerd door de behaalde successen. Een groot aantal kaderleden vond dat Janmaat teveel macht naar zich toetrok. Op het congres in Boekel in mei 1984 moest Janmaat het voorzitterschap van de partij overdragen aan N. (Nico) Konst, een jonge geschiedenisleraar, die - evenals de rest van het nieuwe dagelijkse bestuur - een iets militanter en in sociaal-economisch opzicht minder conservatieve koers voor stond. Janmaat sprak al gauw afkeurend van een 'radicaal-rechtse koers' en trachtte oppositie tegen het bestuur te organiseren. Spoedig vlogen over en weer felle beschuldigingen over financieel wanbeheer, ondemocratisch handelen, overspel en ten slotte zelfs intriges van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) over tafel. Persoonlijke tegenstellingen kregen duidelijk de overhand, de ideologische meningsverschillen bleven vaag en veelal onuitgesproken. Toch kan men het conflict wellicht ook interpreteren als een botsing tussen Janmaats utilitaire, haast liberale nationalisme en het meer romantische, sociaal en collectivistisch getinte nationalisme van Konst en zijn medestanders.

In oktober besloot het dagelijks bestuur, Janmaat te royeren vanwege zijn eigenmachtig en ondemocratisch optreden. Het Tweede Kamerlid had toen al een vergadering belegd met medestanders om de problemen in de partij te bespreken. In november 1984 zouden zij een nieuwe partij oprichten, de Centrumdemocraten (CD). De oude CP, door het vertrek van Janmaat ook verstoken van de met kamerzetels verbonden overheidssubsidies voor scholing en vorming en wetenschappelijk werk, raakte nu in financiële problemen en moest onder de naam CP’86 haast opnieuw beginnen.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 1986 won de CD nergens een zetel, en ook bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei van hetzelfde jaar boekte zij met 0,13% een nog poverder resultaat dan CP’86 (0,4%). Kort voor die verkiezingen hadden de Centrumdemocraten nog gepoogd de eenheid met de moederpartij te herstellen, maar het overleg hierover in een hotel te Kedichem werd ruw verstoord door anti-fascistische actievoerders, die onder meer rookbommen wierpen. Het hotel vloog in brand, zodat de aanwezigen op de vlucht sloegen. Eén van hen, de secretaris van de CD, W.B. (Wil) Schuurman, viel daarbij zo ongelukkig dat ze haar been moest laten amputeren. Het geweld in Kedichem zaaide verdeeldheid in de anti-fascistische gelederen, terwijl de CD nu een martelares gevonden had.

Het zou niettemin nog zeker twee jaar duren voordat de partij echt van de grond kwam. De radicalisering van CP'86 bracht wel regelmatig nieuwe 'overlopers' naar de CD, maar het eigengereide leiderschap van Janmaat stootte vervolgens velen weer af. De CD voer over het algemeen een vrij gematigde nationalistische koers, te vergelijken met de CP in de periode 1980-1984. Wel legde de CD misschien nog iets meer nadruk op het thema immigratie en buitenlanders dan de CP.  Het verkiezingsprogramma van 1989 stelde vanuit een ‘centrumdemocratische ideologie’ behoud en ontwikkeling van de Nederlandse staatkundige en culturele identiteit centraal. De CD wilde het ‘Anti-Nederlander Beleid’ stoppen en de multiculturele samenleving ‘ongedaan maken’. Buitenlanders moesten zich aan de Nederlandse cultuur aanpassen of vertrekken. Ze mochten niet deelnemen aan volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Indien ze zes maanden of langer werkloos waren, moesten ze remigreren. Zij en hun kinderen kwamen evenmin in aanmerking voor overheidsbetrekkingen, daarvoor was drie generaties Nederlanderschap vereist. Daarnaast pleitte de CD voor een bindend referendum, terugdraaien van ‘geforceerde privatisering’ maar ook lastenverlichting en bevordering van een kleinschaliger bedrijfsleven. Dierenwelzijn kreeg voorts relatief veel aandacht. Met dit programma trok de partij in 1989 ruim 81.000 kiezers (0,92%), voldoende om Janmaat zijn rentree in de Tweede Kamer te laten maken. Het programma werd in 1994 en 1998 verder aangevuld maar slechts op onderdelen gewijzigd. Zo werden in het door W. Elsthout ontworpen programma van 1994, getiteld ‘Oost West Thuis Best’, de eisen opgenomen om de opkomstplicht bij verkiezingen terug te brengen, om de doodstraf weer in te voeren, echtscheidingen pas na twee jaar toe te staan en om buitenlandse werknemers wel te verzekeren voor ongevallen en ziekte, maar niet voor WAO en WW. In het ook door Elsthout ontworpen programma van 1998, getiteld ‘Trouw aan rood wit blauw!’, werd voorgesteld om ‘een overkoepelende cultuur’ te vormen ‘door amalgatie (sic!) van diverse cultuurelementen’, mits niet in strijd met ‘wezenlijke elementen uit de Nederlandse cultuur’, terwijl de multiculturele samenleving zou worden ‘afgebouwd’. Wat dit concreet betekende werd niet uitgelegd. Voorts wilde de CD grote gezinnen bevorderen en het minimumloon verhogen. Men zou dus de ideologie als een mix van etnisch nationalisme, ethisch conservatisme en (vaag) sociaal-economisch liberalisme kunnen duiden (zie voorts Mudde, 1998).

De electorale opmars werd voortgezet bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1990 (0,5% van de stemmen, elf zetels winst) en de Statenverkiezingen in 1991 (1% van de stemmen, drie zetels). In 1994 zou een (voorlopig) hoogtepunt bereikt worden, met 78 zetels (2,1% van de stemmen) bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart en vervolgens drie zetels (2,5% van de stemmen) in de Tweede Kamer in mei. Daaraan ging een forse aanwas van leden en nieuwe afdelingen vooraf, niet alleen in de bolwerken in de Randstad maar nu ook in kleinere steden in het Oosten en Zuiden van het land. Zelf beweerde de partij in de periode 1989-1994 van 300 naar 4000 leden te groeien.  Volgens de journalist Rinke van den Brink moet rond 1992 het ledental in feite tussen 1050 en 1760 gelegen hebben. Hij baseert dat op de door de partij geïnde contributiegelden, 44.000 gulden in 1992, terwijl leden maximaal 50 en minimaal 25 gulden per jaar moesten betalen.

Van de betalende leden was misschien maar een tiende deel actief - zoals bij veel partijen - zodat het vinden van geschikte kandidaten voor gemeenteraden en andere functies een probleem bleef. Partijen als CD en CP trokken vaak personen aan met agressieve, soms ook criminele neigingen. Zo kwam de CD in de jaren negentig regelmatig in opspraak doordat haar raadsleden met de rechter in aanraking kwamen. In Arnhem werd een raadslid in 1994 veroordeeld wegens handel in heroïne, in Purmerend wegens fraude en wapenbezit, in Amsterdam wegens brandstichting in een huis waar buitenlanders verbleven. De brandstichter behoorde overigens tot de leden van de Nationale Centrumpartij die in 1980 Marokkanen in de Mozes- en Aäronkerk hadden aangevallen. Hij had van de brandstichting verteld aan een journalist van het weekblad Panorama, Bas van Hout, die 'under cover' in de partij was doorgedrongen.

Onafhankelijk van Van Hout waren twee andere journalisten, Rensen en Kooiman, eveneens 'under cover' in de CD geïnfiltreerd en hadden van hun ervaringen verslag gedaan in de weekbladen Nieuwe Revu en De Groene Amsterdammer. Ze leken de stelling van de cultureel antropoloog Jaap van Donselaar te bevestigen, dat leden van een partij als de CD uit angst voor repressie zich in het openbaar ('front-stage') van racistisch en nationaal-socialistisch getinte uitspraken onthouden, die ze in eigen kring ('back-stage') wel degelijk accepteren (Van Donselaar, 1991: 9-18). De publicaties van de drie journalisten wekten veel onrust binnen de CD. Een aantal zojuist verkozen raadsleden verliet verontwaardigd de partij; sommigen bedankten ook voor de raad, anderen hielden vast aan hun zetel. Een deel van hen stichtte een nieuwe partij, de Burgerpartij Nederland, die echter nooit echt van de grond kwam. Een ander deel sloot zich aan bij het Nederlands Blok, in 1992 opgericht door Vierling, voormalig fractiemedewerker van de CP en later voorzitter van het wetenschappelijk bureau van de CD. Een jaar later voegde het Utrechtse raadslid W. Vreeswijk, door sommigen als 'kroonprins' van Janmaat beschouwd, na een conflict zich bij het Blok en nam de leiding daarvan over. Het Nederlands Blok zou niet aan Tweede Kamerverkiezingen deelnemen maar wel aan gemeenteraadsverkiezingen; Vreeswijk won in 1994 en 1998 opnieuw een zetel in de Utrechtse raad.

De partij van Janmaat dreigde na 1994 in een draaikolk van interne twisten, afsplitsingen en electorale verliezen te belanden. Bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 1994 behaalde de CD, aangevoerd door Wil Schuurman, nog 1% van de stemmen. Bij de Statenverkiezingen van 1995 boekte zij een soortgelijk resultaat, en handhaafde met moeite drie zetels. In 1994 werden Janmaat en Schuurman door de rechtbank in Den Haag veroordeeld wegens hun uitlatingen in radio- en televisie-uitzendingen van de partij die zouden aanzetten tot vreemdelingenhaat en discriminatie. Het Haagse Gerechtshof en de Hoge Raad bevestigden in grote lijnen het vonnis in 1995 respectievelijk 1996. In maart 1997 werden beide opnieuw veroordeeld voor discriminerende uitlatingen. Tegenstanders van de CD opperden sinds 1994 een verbod van de partij, maar konden de minister van justitie niet overtuigen.

De juridische dreiging en de toenemende concurrentie met verwante partijen deden wellicht de bereidheid tot samenwerking en zelfs fusie bij de CD-leiding toenemen. Erg groot was die bereidheid nooit geweest; bemiddelingspogingen vanuit het geestverwante Vlaams Blok waren in 1992 al gestrand op de onwil van Janmaat. In 1996 bleek hij echter wel tot een fusie met CP'86 bereid, zij het op voor die partij nogal ongunstige voorwaarden. De twee partijen werkten dat jaar echter al vrij nauw samen bij (al dan niet verboden) demonstraties in Zwolle, Rotterdam en Leerdam - waar gezamenlijk de dramatische gebeurtenissen van 1986 werden herdacht. Bij deze demonstraties verzorgden de activisten van CP'86 de ordedienst. De afwijzing van het fusieplan door de ledenvergadering van CP'86 maakte een einde aan de samenwerking. Enkele activistische leden van de CD sloten zich aan bij CP'86, terwijl de afgetreden CP'86 voorzitter Ruitenberg zich bij de CD aanmeldde.

Ondanks deze tegenslagen gingen de Centrumdemocraten niet al te somber de verkiezingen van 1998 tegemoet. Concurrentie met andere nationalistische partijen, die de CD bij de Statenverkiezingen van 1995 nog parten had gespeeld, was er nauwelijks nog. CP’86 werd verboden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart gingen echter alle zetels op één na (die in Schiedam) verloren en bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei bleef de CD met 0,61% net onder de kiesdrempel. In 1999 verloor de partij ook haar zetels in de Provinciale Staten en kwam bij de Europese verkiezingen – waar zij deelnam als ‘CD Conservatieve Democraten’ met M. Koning als lijstaanvoerder – niet verder dan 0,5%. Daarna zou de partij niet meer aan verkiezingen deelnemen, al probeerde een enkeling het nog wel eens op lokaal niveau, zoals de Arnhemmer H. Selhorst met een lijst ‘Gelderse Centrumdemocraten’ (o.a. in 2006). Janmaat trok zich verbitterd terug uit de politiek en overleed in 2002, de CD was toen feitelijk al ter ziele gegaan.

Partijorganisatie en financiën

Ondanks een onmiskenbare ledengroei in de jaren negentig bleef de CD een kleine partij van 1000 tot 2000 leden. De organisatie bleef dan ook redelijk eenvoudig. Aan de basis stonden, zoals bij elke partij, plaatselijke afdelingen; volgens Van den Brink niet meer dan 25, vooral in de Randstad en kleinere steden in het Zuiden des lands. Sommige afdelingen bestonden kortstondig, of alleen op papier. Belangrijker leken de 19 kringen, die alle partijleden in een kieskring bundelen. In plaatsen waar geen afdelingen bestaan, fungeerde de kring als basiseenheid. De voorzitters van de kringen - in beginsel door hun kringvergadering gekozen - behoorden qualitate qua tot het hoofdbestuur van de partij. Dat hoofdbestuur bestond verder uit partijfunctionarissen (voorzitters van het wetenschappelijk bureau, het scholingsinstituut en de propagandacommissie), fractievoorzitters in Tweede en eventueel Eerste Kamer, leden van het dagelijks bestuur en maximaal zeven leden die het dagelijks bestuur mocht aanwijzen. Het dagelijks bestuur werd - eens in de zeven jaar - gekozen door het partijcongres, waar alle stemhebbende leden aan deel mochten nemen mits hun verzoek door het partijsecretariaat was goedgekeurd. Het dagelijks bestuur stelde zelf een voordracht op voor zijn opvolging, die het congres alleen met een twee-derde meerderheid kon afwijzen.

Het dagelijks bestuur genoot alleen al op grond van statuten en reglementen veel macht binnen de CD. Het besliste over de toelating van nieuwe leden - na advies van een ballotagecommissie, die het overigens zelf benoemde. Het kon leden schorsen en royeren, al mochten die daartegen in beroep gaan bij het hoofdbestuur. Het dagelijks bestuur kon ook een veto uitspreken over elke kandidatuur voor een openbaar lichaam, zij het dat het daartoe bevoegde orgaan dat veto met een twee derde meerderheid ongedaan kan maken. Interventie van het dagelijks bestuur in lagere organen komt in de praktijk ook met enige regelmaat voor; zo werd in 1996 de fractievoorzitter in de Rotterdamse gemeenteraad, W. van Ginneke, door Janmaat uit zijn functie ontheven omdat hij steun verleend had aan een anti-racisme project in de Maasstad.

Het dagelijks bestuur benoemt voorts de commissie die een voordracht voor Tweede Kamerkandidaten opstelt. Uiteindelijk moet die voordracht de goedkeuring krijgen van de partijraad, een lichaam dat voornamelijk bestond uit afgevaardigden van de kringen die echter ook door het dagelijks bestuur benoemd werden 'in overleg met de desbetreffende Kring- en Afdelingsbesturen' . Daarnaast kon het dagelijks bestuur nog eens tien leden op persoonlijke titel in de partijraad benoemen.

De werkelijke macht van het dagelijks bestuur was waarschijnlijk nog groter dan blijkt uit statuten en reglementen. Mede ten gevolge van het beperkt aantal actieve leden bekleedden leden van het bestuur veelal nog andere functies binnen de partij. In tegenstelling tot de meeste andere partijen had de CD cumulatie van functies niet verboden. Zo kon Hans Janmaat niet alleen het voorzitterschap van de partij combineren met het voorzitterschap van de Tweede Kamerfractie (1989-1998), maar ook met de eindredactie van het partijorgaan. Wil Schuurman, sinds 1996 zijn wettige echtgenote, beheerde het secretariaat, zat het bestuur van het wetenschappelijk bureau voor en maakte deel uit van het afdelingsbestuur van Den Haag; bovendien was ze lid van de Haagse gemeenteraad en sinds 1994 ook van de Tweede Kamer. Aangezien haar zoon het partijbureau beheerde, zou men de CD haast een familiebedrijf kunnen noemen. Naast de 'familie' speelden echter nog enkele personen zoals het Haarlemse raadslid W. Elsthout - die doorgaans de verkiezingsprogramma's ontwierp - en het Schiedamse raadslid C. Zonneveld, van 1994 tot zijn dood in 1997 ook Tweede Kamerlid en vice-voorzitter van de partij, een belangrijke rol.

Hoe machtig de partijtop van de CD ook mocht zijn, men had natuurlijk leden nodig om propaganda te bedrijven - folderen - en contributie te betalen. Ook deze inbreng van leden moet echter niet overdreven worden. Het aantal leden dat folders verspreidde was waarschijnlijk niet groot, al ontbreken hier empirische gegevens. De leden betaalden wel contributie - zoals al vermeld was dat in 1992 bijvoorbeeld fl. 44.000. In hetzelfde jaar ontving de CD daarnaast echter ook fl. 85.000 subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: fl. 50.000 voor de Stichting Politieke Kadervorming (STIPOLKA) en fl. 35.000 voor de Stichting Wetenschappelijke Onderbouwing Centrumdemocratische Ideologie (SWOCI), het wetenschappelijk bureau van de partij, dat in de loop van 1992 overigens Thomas Hobbes Stichting zou gaan heten. Ook de Karel de Grote Stichting kreeg in het kader van de Subsidieregeling Algemene Vorming en Scholing Politiek Kader in Midden- en Oost-Europa in 1992 een (nog omstreden) subsidie van hetzelfde ministerie.  In de subsidies van de overheid leek een stijgende lijn waar te nemen: fl. 11.000 in 1989, fl. 32.000 in 1990, fl. 90.000 in 1991.

In veel gevallen voerden het Ministerie en de partij overigens strijd over de hoogte van de subsidies. In 1990 zag Janmaat zich zelfs gedwongen, een voor 1986 uitgekeerde subsidie met rente uit eigen zak terug te betalen aan het ministerie. In 1995 stortte de Thomas Hobbes Stichting de over 1992 ontvangen som eveneens terug. In 1996 daarentegen kreeg het Ministerie ongelijk van de Raad van State en mocht de Stichting fl. 128.000 opnemen om studie te verrichten naar minderheden in Nederland; de STIPOLKA echter zag een subsidie van fl 57.000 aan haar neus voorbij gaan. Deze voortdurende juridische touwtrekkerij maakt het niet eenvoudig, inzicht te krijgen in de financiën van de CD - ook voor de partij zelf.

Aangezien de Nederlandse overheid in deze periode geen directe subsidie aan partijen toekende, moest een partij beschikken over neveninstellingen - een wetenschappelijk bureau, een stichting voor scholing en vorming, een stichting voor kadervorming in Midden- en Oost-Europa, eventueel ook een jongerenorganisatie en een vrouwenorganisatie. Dat deed de CD dan ook - al wilde het met de jongerenorganisatie niet erg vlotten, en heeft men nooit geprobeerd een vrouwenorganisatie in het leven te roepen. Of de andere instellingen wel floreerden, is ook nog maar de vraag. Het wetenschappelijk bureau heeft in de jaren 1989-1997 niet veel meer gepubliceerd dan een studie over AIDS en een rapport over minderheden. Alleen de STIPOLKA leek regelmatig cursussen voor kaderleden te verzorgen, waarbij Janmaat zijn politicologische kennis nuttig kon maken.

Al met al kan dus niet een beeld van een zeer vitale en door leden gedragen partijorganisatie geschetst worden. Nog meer dan de meeste andere partijen in Nederland leek de CD een kleine maar zeer moderne kaderpartij - in de terminologie van de politicoloog Koole -, meer op kiezers dan op leden gericht en voor een groot deel afhankelijk van overheidssubsidies. Gezien de omstreden aard van die subsidies en de schommelingen in haar electorale aanhang kan van een zeer onzeker bestaan gesproken worden. Die onzekerheid verklaart waarschijnlijk veel van het autoritaire en verkrampte karakter van de partij. Dat karakter - uiteraard sterk bepaald door haar leider - maakte haar weinig aantrekkelijk voor nieuwe leden, en versterkte dus haar toch al grote isolement.

Literatuur

  • Brink, R. van den, De Internationale van de haat. Extreem-rechts in Europa. Amsterdam, 1994, pp 180-280.
  • Donselaar, J. van, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990. Amsterdam, 1991.
  • Holsteyn, J. van & C. Mudde (red.), Extreem-rechts in Nederland. Den Haag, 1998. Hierin o.a.: Mudde, C. ‘Het programma van de Centrumstroming’, pp. 31-46.
  • Niemöller, J., De verschrikkelijke Janmaat. Nederland en de Centrumpartij. Amsterdam, 2015
  • Rensen, P.,  Dansen met de duivel. Undercover bij de Centrumdemocraten, Amsterdam, 1994.
  • Vetten, J. de, In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Amsterdam, 2016.
Laatst gewijzigd:21 februari 2023 12:38