Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Rechtsgeleerdheid Actueel Nieuws Nieuwsarchief

De bruikbaarheid van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese in het strafproces

21 september 2016

In het Nederlandse strafproces wordt regelmatig gebruik gemaakt van deskundigenbewijs. Bijvoorbeeld van medisch deskundigen die uitgaan van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese om aan te tonen dat een verdachte een baby heeft mishandeld of gedood. In onder meer de Verenigde Staten en Engeland woedt een felle discussie over het gebruik van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese. Critici wijzen erop dat het huidige wetenschappelijke en medische onderzoek twijfels zaait over de juistheid van de uitgangspunten van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese.

In het artikel 'De bruikbaarheid van de 'shaken baby syndroom'-hypothese, deze maand gepubliceerd in vakblad 'Delikt en Delinkwent', geeft promovendus in het strafrecht Rolf Hoving een aanzet tot een discussie over de bruikbaarheid van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese in het Nederlandse strafproces.

‘Shaken baby syndroom’-hypothese

In het Nederlandse strafrecht en personen- en familierecht maakt de rechter voor zijn oordeel regelmatig gebruik van informatie van medische deskundigen die uitgaan van de ‘shaken baby syndroom’- hypothese. Het gebruik van deze hypothese lijkt algemeen geaccepteerd.

Anders dan in Nederland wordt in het buitenland (o.a. Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk) al jarenlang een felle discussie gevoerd over de ‘shaken baby syndroom’-hypothese. Deze discussie wordt niet alleen gevoerd door medici. Ook juristen hebben zich gemengd in het debat. De betrouwbaarheid van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese wordt betwist en de bruikbaarheid van de hypothese voor het recht wordt in twijfel getrokken. Nieuwe inzichten in de medische wetenschap staan op gespannen voet met de uitgangspunten van de klassieke ‘shaken baby syndroom’-hypothese.

Hoving: ‘Vanwege de twijfels die in het buitenland zijn ontstaan over de betrouwbaarheid van de ‘shaken baby syndroom’-hypothese zou ook de Nederlandse rechter terughoudend moeten omgaan met deskundigenbewijs dat uitgaat van deze hypothese. Dit betekent dat de rechter de overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag of mishandeling van een baby niet vrijwel alleen zou moeten baseren op de informatie van deskundigen die uitgaan van deze hypothese. Een fundamenteel uitgangspunt van het Nederlandse strafproces is immers dat de rechter een verdachte alleen mag veroordelen als met grote zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de strafbare feiten heeft begaan.

Ook ander bewijsmateriaal

Het deskundigenbewijs zou aangevuld moeten worden met ander bewijsmateriaal waaruit de schuld van de verdachte blijkt. Hierbij kan worden gedacht aan de informatie van ooggetuigen die de mishandeling hebben gezien of de (betrouwbare) bekentenis van de verdachte dat hij zijn kind heeft mishandeld. In het geval geen ander bewijsmateriaal beschikbaar komt, is vrijspraak op zijn plaats.

Stand van zaken in de wetenschap

De huidige stand van zaken in de wetenschap is dat er nog heel veel onbekend is over het ontstaan van bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, netvliesbloedingen en/of de zwelling van de hersenen. Wanneer een zieke baby moet worden behandeld, is het onvermijdelijk dat de arts ondanks deze onzekerheid toch een diagnose stelt. In het strafproces heeft die onzekerheid echter tot gevolg dat deskundigenbewijs gebaseerd op de ‘shaken baby syndroom’- hypothese onvoldoende zekerheid geeft om de schuld van de verdachte vast te stellen. Daarom is het niet gerechtvaardigd dat de rechter zijn overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een doodslag of mishandeling van een klein kind vrijwel uitsluitend baseert op informatie van deskundigen die uitgaan van de ‘shaken baby syndroom’- methode. Gebeurt dit wel, dan kan gemakkelijk het vermoeden van een gerechtelijke dwaling rijzen.

Voor het volledige artikel wordt doorverwezen naar ‘ Delikt en Delinkwent ’, afl. 7 – september 2016, DD 2016/44.  

Rolf Hoving is promovendus bij de vakgroep strafrecht en criminologie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. In zijn promotieonderzoek gaat hij in op de rol van ‘de deskundige’ in het strafproces.

Met dit artikel, dat hiervan een concrete uitwerking is, vraagt Hoving aandacht voor het belang van de rol van deskundigen in het strafproces enerzijds en het belang van de kritische blik van de jurist anderzijds.


Dit bericht is geplaatst door de Faculteit Rechtsgeleerdheid.

Laatst gewijzigd:19 januari 2024 08:30

Meer nieuws