Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Van 'redelijke discriminatie' naar begrensde integratie

Het debat over vrouwen in de Nederlandse krijgsmacht (1968-1989)
Promotie:K. (Kim) Bootsma
Wanneer:06 juni 2024
Aanvang:16:15
Promotor:prof. dr. C.W. (Mineke) Bosch
Copromotor:dr. C.M. Megens
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Van 'redelijke discriminatie' naar begrensde integratie

Defensie hield moeizame positie vrouwen in krijgsmacht zelf in stand

Vrouwen en krijgsmacht - het is al decennialang geen gelukkige combinatie. Voor Defensie vormt het werven, vasthouden en laten doorstromen van vrouwen een probleem. Promovenda Kim Bootsma laat met haar onderzoek zien dat dit al decennia speelt en dat Defensie het probleem aanvankelijk zelf in stand hield. Bootsma promoveert op 6 juni aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Defensie probeert meer vrouwen te werven en vast te houden, maar dat lijkt maar niet te lukken. Ook zijn er nog steeds weinig vrouwelijke militairen op topposities en in de hogere rangen. Bootsma heeft dat probleem met haar onderzoek in een historisch perspectief geplaatst. Ze laat zien dat dit probleem ook in de jaren zeventig en tachtig al speelde en dat Defensie zelf, door de manier waarop het de integratie van vrouwen benaderde, het probleem continu in stand hield.

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd een begin gemaakt met zoals dat toen heette de ‘integratie’ van vrouwen in de Nederlandse krijgsmacht. De militaire vrouwenkorpsen Milva, Marva en Luva werden opgeheven en vrouwen kregen voor het eerst toegang tot allerlei militaire functies, eenheden en opleidingen die daarvoor alleen voor mannen toegankelijk waren geweest. Anders dan andere NAVO-landen koos de Nederlandse regering ervoor om daarbij geen uitzondering te maken voor de zogenoemde ‘gevechtsfuncties’; vrouwen zouden moeten kunnen varen, vliegen en bij de infanterie kunnen dienen, zolang zij maar aan de gestelde eisen voldeden.

Bootsma beschrijft in haar proefschrift hoe dat proces van integratie tot de jaren negentig verliep en hoe vrouwelijke militairen aan de hand van betekenissen van ‘gender’ een plaats kregen toegewezen in de militaire organisatie. ‘Uit mijn onderzoek blijkt dat de geschiedenis van vrouwen in de Nederlandse krijgsmacht geen lineair vooruitgangsverhaal is, zoals vaak wordt gesuggereerd,’ stelt Bootsma. ‘Het is een geschiedenis die een grillig verloop kende, waarbij vrouwelijke militairen voortdurend, in steeds een andere vorm, op basis van gender werden achtergesteld.’

Vrouwen kregen vanaf 1978 weliswaar formeel toegang tot zo goed als alle functies en eenheden binnen de Nederlandse krijgsmacht, maar dit betekende niet dat zij daarmee ook gelijke kansen hadden. ‘Tevoren stond allerminst vast hoe ‘ver’ de integratie van vrouwelijke militairen zou gaan. Daar werd hevig over gedebatteerd,’ aldus Bootsma. Binnen de krijgsmacht bestond veel weerstand tegen de integratie van vrouwen en van allerlei kanten werd geprobeerd om de mogelijkheden van vrouwelijke militairen alsnog te beperken.

Voor het beperken van mogelijkheden voor vrouwen werd teruggegrepen op bestaande opvattingen over vrouwen (en mannen), maar werden ook nieuwe betekenissen van gender gecreëerd. Bootsma: ‘Zo werd bijvoorbeeld de term 'gevechtsfunctie' opnieuw uitgevonden om vrouwen van bepaalde functies te kunnen uitsluiten. Ook zien we dat in de jaren tachtig voortdurend 'biologische' verschillen tussen mannen en vrouwen werden benadrukt, terwijl dat in die periode daarvoor in het debat nauwelijks een rol speelde. Dit alles laat zien dat de (nog steeds bestaande) verschillende loopbaanperspectieven en mogelijkheden van vrouwen en mannen in de krijgsmacht vooral werden gelegitimeerd op grond van betekenissen van gender. Ze werden er niet door verklaard.’