Congoism

Een archeologie van de Congo-discoursen in de VS van 1800 tot heden

Op basis van een breed corpus van teksten onderzoekt en bediscussieert Johnny van Hove in zijn proefschrift de vaak genegeerde, maar alomtegenwoordige, discoursen over de ‘Congo’ in het Afro-(Amerikaanse) intellectuele ‘archief’. Van Hove bespreekt enerzijds de steeds wederkerende verandering van de vorm en inhoud van deze discoursen en wijst anderzijds op de epistemologische functie en regels van deze discoursen. Hij doet dat door middel van een ‘archeologische’ discoursanalyse geïnspireerd door het werk van Foucault.

In zijn proefschrift ontwikkelt Van Hove het neologisme ‘Congoïsme’, wat als het amalgaam van waarheidproducerende “otherings” gedefinieerd wordt dat door middel van een samenspel van historisch bepaalde betekenisgevingen wordt geproduceerd – zowel door taal als door materiële betekenisgevers (bijvoorbeeld de benaming van Amerikaanse pleinen naar de Congo zoals het beroemde Congo Square in New Orleans). Van Hove stelt dat (Afro-)Amerikaanse intellectuelen zichzelf via hun (impliciete en expliciete) afwijzende houding ten opzichte van Centraal West-Afrika verhieven boven interne en externe “anderen”, vooral zwarten (Afro-Amerikanen van een andere klasse bijvoorbeeld die 'Congo' werden genoemd). Door middel van de Congo konden zwarte intellectuelen zichzelf als vrij beschouwen, en niet in slavernij; als beschaafd en progressief, niet wild en achterlijk; als mooi en begeerlijk in plaats van lelijk en afstotend; als historisch en niet zonder geschiedenis.

Johnny van Hove verrichtte zijn onderzoek aan de Faculteit der Letteren.

Proefschrift: http://hdl.handle.net/11370/037c7e64-901e-4a0c-97dd-5c5b4716ebe7