Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Kuifje en de ontwikkeling van de stripcultuur

21 november 2012

Kuifje, Asterix, Guust Flater en de onvergetelijke Olivier B. Bommel: wie is er niet mee opgegroeid? Rudi de Vries paste de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toe op de ontwikkeling van de stripcultuur. Door de decennia heen hebben uitgeverijen en strips zich parallel aan elkaar ontwikkeld, waarbij ze elkaar sterk beïnvloedden. Kleine uitgeverijen waren vaak opgericht door ambitieuze, soms idealistische tekenaars en stripliefhebbers. Bijzonder is dat zij de grote, commerciële uitgeverijen hebben gedwongen zich aan te passen om te overleven. De Vries promoveert op 29 november 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Vóór de Tweede Wereldoorlog kwamen strips vooral uit Amerika, terwijl de Nederlandse strip een bijproduct was. Niet meer dan een hoekje in de krant. Na de oorlog kwamen er meer zelfstandige stripbladen en stripboeken, maar als gevolg daarvan werd de strip zelfs actief geweerd. Niet alleen hier, maar ook in België en Frankrijk. De Vries: ‘Men wilde niet vervallen in barbarij: in strips was geweld te zien en dat was schadelijk voor de kinderziel. In Nederland vaardigde het ministerie van Onderwijs zelfs een officieel decreet uit om het lezen van strips te ontmoedigen. In Frankrijk ging men nog een stapje verder door Amerikaanse strips, zoals Prins Valiant en Tarzan, van de markt te halen.’

Kuifje contra de dikke neuzen

Die ontwikkeling speelde een aantal Belgische uitgeverijen in de kaart. De spannende, maar brave verhalen van Hergé over Kuifje verschenen oorspronkelijk in een keurig katholiek tijdschrift en vonden al snel hun weg naar Frankrijk en Nederland. Ook de ‘dikke neuzen’-stijl van Dupuis, uitgeverij van striptijdschrift Robbedoes werd snel populair. Goscinny en Uderzo, de scheppers van Asterix, lieten zich erdoor inspireren. De Vries: ‘Er ontstond een felle concurrentiestrijd tussen de Belgische uitgeverijen en daardoor stimuleerden ze elkaars productie.’ Tekenaars als Hergé (Kuifje), Morris (Lucky Luke), Peyo (Smurfen) en Franquin (Guust Flater) kregen zo de kans invloed uit te oefenen op de manier waarop de stripcultuur zich ontwikkelde.

Ballonstrips

In tegenstelling tot zijn Belgische collega’s, maakte de Nederlandse striptekenaar Marten Toonder geen gebruik van de oorspronkelijk Amerikaanse ballonstrips. Zijn studio bleef grote tekstblokken maken die onder de tekeningen staan. ‘Mede daardoor heeft de Bommelstrip een literaire status gekregen. Op een gegeven moment zijn de tekeningen zelfs sterk verkleind ten opzichte van de tekst om ze in de vorm van literaire paperbacks aan de man te kunnen brengen’, aldus De Vries.

Nichemarkt

De opkomst van de strip was vanaf de jaren zestig ook in Nederland niet meer te stuiten. Na verloop van tijd verloor het striptijdschrift terrein en werd het stripalbum steeds populairder. Het laatste decennium loopt de belangstelling voor de traditionele strip terug. De Vries: ‘Kinderen lezen minder strips dan vroeger en volwassen stripliefhebbers kiezen voor niches. Jonge, ambitieuze tekenaars en stripfans spelen daar sterk op in door zelf kleine uitgeverijen te beginnen, volledig gericht op een bepaalde niche, zoals SF, fantasie, historische of erotische strips. De grote uitgeverijen moesten zich aanpassen of hebben zich teruggetrokken. In Nederland is van die groten alleen Sanoma overgebleven.’

Kansen voor literaire strips

In Frankrijk en België horen strips bij het cultureel erfgoed en zijn ze een belangrijk exportproduct. In Japan is de stripcultuur zelfs big business. De Vries noemt de literaire strip of ‘graphic novel’ als nieuwe niche, die ook in Nederland lijkt aan te slaan en zelfs in aanmerking komt voor subsidies. ‘De stripwereld is van oudsher een mannenwereld, maar vrouwen zijn in deze niche in opkomst. Een mooi voorbeeld is het werk van Barbara Stok. Ook zie je vaak dat tekenaars literaire albums in hun vrije tijd tekenen. Jean-Marc van Tol, een van de tekenaars van Fokke & Sukke, heeft een kleine uitgeverij opgericht om jonge tekenaars een kans te geven.’

Nederlandse stripcultuur blijft achter

De Nederlandse stripcultuur loopt internationaal nog steeds achter. Historische ontwikkelingen verklaren waarom strips zo sterk zijn gegroeid in België en Frankrijk. Nederlandse uitgevers waren sneller tevreden met vertalingen van strips uit het buitenland. De Vries: ‘Er zijn nog andere redenen waarom strips klein zijn gebleven in Nederland, die echter minder makkelijk te achterhalen zijn. Ik vermoed dat onze calvinistische inslag er ook mee te maken heeft.’

Curriculum vitae

Rudi de Vries (Den Haag, 1961) studeerde Kunst en Kunstbeleid bij de Faculteit der Letteren van de RUG. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de vakgroep Global Economics & Management van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde, waar hij werkzaam is als docent en onderzoeker. Ook werkt hij als docent bij de opleiding Kunsten, Cultuur en Media van de Letterenfaculteit. Zijn promotores zijn prof.dr. A.R. Sorge en prof.dr. A. van Witteloostuijn. De titel van zijn proefschrift luidt: ‘Comics and co-evolutions. A study of the dynamics in the niche of comics publishers in the Low Countries.’ Het is het eerste door een Nederlander geschreven proefschrift over strips.

Noot voor de pers

Contact: Rudi de Vries: tel. 050-363 38 43, e-mail: r.w.de.vries rug.nl

Laatst gewijzigd:22 november 2021 15:40
View this page in: English

Meer nieuws