Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

How to prime your offspring

Putting behavioural ecology to the test
Promotie:M.J. (Mirjam) Borger, MSc
Wanneer:16 januari 2024
Aanvang:09:00
Promotors:prof. dr. ir. J. (Jan) Komdeur, prof. dr. D.S. Richardson, prof. dr. F.J. (Franjo) Weissing
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Science and Engineering
How to prime your offspring

Hoe vogels hun nakomelingen voorbereiden op het leven

Mirjam Borger onderzocht de keuzes die ouders maken om ‘de beste’ nakomelingen te produceren die ze kunnen. Hiervoor gebruikte zij meerdere vogelstudiesystemen en ook computersimulaties. Zij concludeert: 1) Dat 'Darwinian fitness' niet geschat moet worden met behulp van genetische stambomen. 2) Dat bij kauwtjes (Corvus monedula) het ei van groot belang is voor de conditie van nakomelingen, en met een door haar nieuw ontwikkelde methode kon zij dit kwantificeren: 92% van de massa van een kuiken als ze 5 dagen oud zijn werd bepaald door het ei in onze studie. 3) in de Dat bij de Seychellenzanger coöperatief broeden niet buffert tegen zware omstandigheden. 4) En dat GWAS (Genome-Wide Association Studies) niet zomaar gebruikt kunnen worden om causale verbanden te leggen tussen genen en gedragseigenschappen.

Borger: ‘Natuurlijke selectie bevoordeelt eigenschappen die het reproductieve succes van individuen vergroot. Vanuit een evolutionair perspectief is reproductief succes niet alleen afhankelijk van het aantal nakomelingen, maar ook van hun conditie, geslacht of gedrag. Het eerste gedeelte van mijn proefschrift onderzoekt reproductief gedrag in de context van coöperatief broeden, een systeem waar naast ouders ook anderen zorgdragen voor nakomelingen. Onder welke omstandigheden zouden individuen ervoor moeten kiezen om hun eigen reproductie uit te stellen om anderen te helpen? Verhoogt coöperatief broeden de overlevingskansen van populaties die onder moeilijke omstandigheden leven? Beïnvloedt coöperatief broeden welke types nakomelingen (bijvoorbeeld zonen of dochters)  geproduceerd worden?

Hierna richt mijn proefschrift zich op algemene vragen over reproductie en natuurlijke selectie. Hoe moet de ‘reproductieve waarde’ van individuen geschat worden in empirische systemen? Hoe kunnen we de genetische basis van gedrag bepalen op basis van empirische data?

In een derde deel bediscussieer ik potentiële mechanismen waarmee ouders hun nakomelingen kunnen beïnvloeden. Ik ging na hoe we effecten op het begin van het leven door het ei kunnen onderscheiden van de effecten van ouders nadat het ei is uitgekomen, en ik onderzocht of vogels de verhouding van zonen en dochters kunnen veranderen. Ik concludeer dat de onderliggende assumpties van evolutionair onderzoek naar gedrag kritisch overwogen moeten worden, aangezien een verandering van assumpties conclusies drastisch kan veranderen.’