Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Diuretic response and renal function in heart failure

Promotie:Mw. J.M. (Jozine) ter Maaten
Wanneer:20 juni 2016
Aanvang:11:00
Promotor:prof. dr. A.A. (Adriaan) Voors
Copromotors:dr. K. (Kevin) Damman, prof. dr. P. (Peter) van der Meer
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Medische Wetenschappen / UMCG
Diuretic response and renal function in heart failure

Meer inzicht in falen plasmedicatie

Meer dan 90% van de patiënten die met hartfalen in het ziekenhuis worden opgenomen, krijgt plasmedicatie voorgeschreven om overtollig vocht kwijt te raken. Maar een groot deel van de patiënten reageert niet goed op een behandeling met plasmedicatie. Dat blijkt uit onderzoek van Jozine ter Maaten. Een slechte respons blijkt samen te hangen met een slechte prognose. Ter Maaten laat in haar proefschrift zien waardoor dit komt. Ook toont ze aan dat artsen al na 24 uur kunnen inschatten hoe patiënten zullen reageren op plasmedicatie.

Het is een neerwaartse spiraal: het vasthouden van extra vocht doordat het hart minder goed pompt, waardoor het hart nog harder moet werken. Wanneer patiënten met hartfalen en ernstige benauwdheid in het ziekenhuis worden opgenomen, willen artsen die spiraal doorbreken door er eerst voor te zorgen dat deze patiënten het overtollige vocht uitplassen. Daarvoor wordt plasmedicatie (in vaktermen ‘diuretica’) voorgeschreven. Wetenschappers weten dat deze medicijnen bij mensen met hartfalen niet altijd goed werken, zodat er soms hoge hoeveelheden nodig zijn. Maar verder is er tot voor kort weinig onderzoek naar de ‘diuretische respons’ gedaan van mensen met hartfalen.

Ter Maaten borduurt voort op UMCG-onderzoek uit 2014, waarin de respons wordt gemeten op basis van gewichtsverlies per diuretica-dosering. Dat onderzoek laat zien dat wanneer plasmedicatie bij hartpatiënten niet goed aanslaat, er vaker een nieuwe ziekenhuisopname nodig is en dat deze patiënten vaker overlijden. Ter Maaten beschrijft welke processen ten grondslag kunnen liggen aan het falen van de medicatie: verminderde opname van het middel in de darmen, verminderde filtratie van de nieren of beperkte opname van het medicijn in de nierbuisjes. Ook geeft ze aan welke stappen volgens haar gevolgd moeten worden wanneer patiënten slecht op de behandeling met één medicijn reageren.

De promovenda ontwikkelde verder twee nieuwe formules om de diuretische respons kort na opname te meten. Ze testte deze formules met behulp van de dataset van het ASCEND-HF onderzoek – een studie onder 7.141 hartpatiënten waarin het effect van een nieuw medicijn (nesiritide) werd onderzocht. Ook stelde Ter Maaten vast welke biomarkers samenhangen met een slechte respons. Dat zijn elektrolyten, markers van aderverkalking en een afwijkende nierfunctie. In het tweede deel van haar proefschrift werkt ze zulke ‘renale biomarkers’ verder uit. De beste voorspeller van een slechte respons op plasmedicatie, zo stelde Ter Maaten vast, is het meten van die respons na 24 uur. Die bevinding kan helpen om extra kwetsbare patiënten eerder te identificeren.

Jozine ter Maaten (1987) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door het UMCG, waar Ter Maaten werkt als arts op de afdeling Cardiologie.