Skip to ContentSkip to Navigation
Expertisecentrum HRM&OB
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Expertisecentrum Human Resource Management & Organisational Behaviour Blog
Header image Expertisecentrum

Sociale status en stress: de impact van “statusinconsistentie”

Datum:28 januari 2016
Auteur:Joost van de Brake
Statusinconsistentie
Statusinconsistentie

In 2006 is de Nationale Postcode Loterij aangeklaagd door een buurtbewoonster die als enige geen straatprijs kreeg uitgekeerd. De gedachte plotseling miljoenen euro’s armer te zijn dan haar buren veroorzaakte zoveel psychische stress dat ze naar de rechter stapte.

Deze opmerkelijke rechtszaak illustreert een bekend sociaal gegeven: mensen die onderdoen voor hun sociale omgeving zijn minder gelukkig. In de jaren vijftig ontstond het idee dat een relatief lage economische positie extra verontrustend is wanneer iemand wel een hoog opleidingsniveau heeft of een beroep uitvoert dat veel aanzien geniet. In deze blog ga ik dieper in op de gevolgen van dit soort tegenstrijdigheden, die ook wel statusinconsistenties worden genoemd.

Hoewel status op vele manieren wordt gedefinieerd, staat het begrip in zijn meest kale vorm voor de positie van een individu ten opzichte van andere individuen in een bepaalde hiërarchie. Sociale status, meestal gedefinieerd als de relatieve hoeveelheid prestige, aanzien en eer die iemand geniet, komt voort uit hoge posities in andere sociale hiërarchieën. Zo hangt prestige en aanzien vaak samen met iemands economische positie. Daarnaast kan sociale status ook het resultaat zijn van “culturele” kapitaalsoorten zoals een hoog opleidingsniveau of groot intellectueel aanzien. Ten slotte laat recent onderzoek zien dat goede voorspellers voor iemands sociale status onder andere zijn: het uitoefenen van een moeilijk en/of belangrijk beroep, een grote bekwaamheid bij het uitvoeren van vaardigheden die belangrijk worden gevonden (denk aan professionele voetballers), en zelfs fysieke aantrekkelijkheid.

Deze verschillende wegen naar sociale status lopen in veel gevallen parallel aan elkaar, zoals een chirurg en een minister-president die hoog scoren op zowel opleidingsniveau, inkomen als beroepsprestige. Individuen kunnen echter een hoge positie in de ene statushiërarchie innemen terwijl ze een lage positie bekleden in de andere. Enkele decennia geleden ontstond in de theoretische sociologie het idee dat de effecten van deze statusinconsistenties een belangrijke rol kunnen spelen bij verschillende sociale fenomenen. Zo werden inconsistenties tussen inkomen, opleidingsniveau en beroepsprestige onder andere gerelateerd aan radicale politieke opvattingen, de behoefte aan maatschappelijke verandering, en het ervaren van psychische stress. Maar, empirische studies vonden echter slechts beperkte effecten, waardoor de gevolgen van statusinconsistenties tegenwoordig nauwelijks meer worden onderzocht.

Toch denk ik dat statusinconsistentie nog steeds een belangrijke verklaringskracht kan bieden voor het ervaren van psychologische spanning en dat nieuw onderzoek nodig is, mits de aanpak van voorgaande studies op twee manieren wordt aangepast. Ten eerste moet statusinconsistentie worden bestudeerd binnen relatief kleine sociale referentiegroepen (denk aan een team, departement, of kleine beroepsgroep), omdat recent onderzoek uitwijst dat dit de plaatsen zijn waar statushiërarchieën daadwerkelijk betekenis hebben. Dit betekent dat men niet moet kijken of iemand objectief gezien een hoog of een laag opleidingsniveau heeft, maar naar iemands statuspositie in de referentiegroep die voor hem of haar direct van belang is.

De tweede en meest belangrijke aanpassing is het vinden van een alternatief voor de statushiërarchieën die voorheen werden gebruikt om statusinconsistenties te definiëren. Ik stel voor om de hiërarchieën die leiden tot sociale status, zoals inkomen en opleidingsniveau, los te laten en in plaats daarvan twee verschillende vormen van sociale status als uitgangspunt te nemen. In de huidige statusliteratuur wordt een onderscheid gemaakt tussen instrumentele status (de mate van respect en prestige die voortkomt uit instrumentele eigenschappen als opleiding, inkomen, expertise, enzovoort) en relationele status (het aantal vriendenschappelijke contacten dat iemand heeft, gebaseerd op de hoeveelheid warmte, vriendschap en vertrouwen die iemand kan bieden). Samen met mijn voorgaande punt betekent dit dat er sprake is van statusinconsistentie wanneer een persoon in zijn of haar directe omgeving een grote discrepantie ervaart tussen de hoeveelheid respect en prestige die hij of zij ontvangt en hoe geliefd die persoon is. Denk bijvoorbeeld aan een werknemer die vanwege zijn belangrijke expertise veel instrumentele status ontvangt, maar weinig geliefd is omdat hij niet goed in staat is om een sociale band met anderen aan te gaan.

In lijn met voorgaand onderzoek verwacht ik dat statusinconsistenties leiden tot frustratie en sociale spanning, bijvoorbeeld omdat iemand onduidelijke sociale signalen ontvangt: “waarom word ik niet aardig gevonden door mijn collega’s, terwijl ik de expert ben in mijn departement?” Afhankelijk van de sociale context zal iemand deze gespannen gevoelens direct uiten, bijvoorbeeld door gefrustreerde en agressieve gedragingen, of internaliseren om sociale sancties te voorkomen. In mijn onderzoek hebben we een grote groep adolescenten gevraagd om hun klasgenoten te beoordelen op de twee afzonderlijke statusdimensies, waaruit bleek dat ‘statusinconsistente-adolescenten’ zich veel vaker agressief en gefrustreerd gedroegen. Toen we hetzelfde onderzochten bij werknemers binnen hun afdeling vonden we dat statusinconsistentie hier vooral werkstress veroorzaakte.

Deze resultaten illustreren dat statusinconsistentie een verklaring kan bieden voor grote maatschappelijke problemen als werkstress (de belangrijkste voorspeller voor ziekteverzuim) en agressief gedrag. Dit laat niet alleen zien dat een nieuwe kijk op statusinconsistentie wetenschappelijk gezien relevant is, maar ook dat onderzoek in deze richting nuttig kan zijn voor een gezonde samenleving.

Note: Een aangepaste versie van deze tekst is ook verschenen in Sociologie Magazine

Reacties

Reacties laden...