Skip to ContentSkip to Navigation
Maatschappij/bedrijven Wetenschapswinkels Taal, Cultuur en Communicatie Projecten Afgeronde projecten en publicaties

Motivatie voor het leren van een vreemde taal op het vmbo

“Een taal leren is saai”, “Ik heb het later toch niet nodig”, “Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik goed m’n best doe op school”, “Ik ga niet hardop in de les deze zin voorlezen in het Engels”, “Ik vind de lessen stom”.

Dit zijn gedachtes die de leerhouding van een leerling bij het leren van een vreemde taal kunnen beïnvloeden. Ze geven een inkijkje in hoeveel verschillende factoren een rol spelen bij de motivatie van de leerlingen, waar de school en de docent maar ten dele invloed op hebben. Toch spelen de houding van de leraar ten opzichte van de leerlingen, de keuze voor een bepaalde lesmethode en de mate van een stimulerende leeromgeving wel een belangrijke rol in het leerproces en bij de leerhouding van de leerling.

Motivatie voor vreemde talen op het vmbo krijgt nog te weinig aandacht

Hoe krijg je een leerling nou gemotiveerd om Engels te leren als er zoveel factoren meespelen en er grote individuele verschillen zijn tussen leerlingen?

Dit vroeg een docent Engels die lesgeeft op het vmbo zich af en daarom stapte hij naar de Groningse wetenschapswinkel Taal, Cultuur en Communicatie. Dat het een actueel onderwerp is dat bij meer docenten speelt bleek ook wel tijdens de CLIL Connect Conferentie in Brussel begin 2019, waarop de situatie in het huidige tweetalig onderwijs in Vlaanderen en Nederland werd besproken. Daar werd geconstateerd dat ondanks toenemend onderzoek naar de invloed van tweetalig onderwijs (tto) op de motivatie van de havo/vwo-leerling, er nog weinig aandacht is voor de rol van tweetalig onderwijs op de motivatie van de vmbo-leerling.

Gedrags-en ontwikkelingsproblematiek is aangetoond vaker aanwezig bij leerlingen op het vmbo dan op het vwo (Stevens et al., 2017). Enerzijds vormen vmbo-leerlingen een moeilijker doelgroep om te onderzoeken omdat er een grotere verscheidenheid is aan individuele factoren die hun leerhouding beïnvloeden. Anderzijds, toont dit ook aan dat deze doelgroep juist meer onderzocht moet worden omdat de noodzaak om het leerproces te bevorderden groter is en het een complexe taak is, waarbij docenten wel wat hulp kunnen gebruiken. Dit alles vormde de aanleiding voor dit onderzoek naar de effecten van de onderwijsmethode, tweetalig onderwijs versus regulier onderwijs, op de motivatie van leerlingen om Engels te leren.

Op zoek naar de motivatie via 133 ingevulde vragenlijsten

Dit onderzoek richt zich op de verschillen in motivatie tussen vmbo-leerlingen voor het leren van de Engelse taal. Daarbij is rekening gehouden met de volgende drie variabelen: onderwijsmethodes, genderverschillen en verschillende leerjaren. In het onderzoek zijn de leerlingen van een school voor regulier onderwijs en tto leerlingen met elkaar vergeleken. Onderlinge verschillen tussen meisjes en jongens zijn per school en tussen scholen geanalyseerd en er is er gekeken naar hoe de motivatie verschilt tussen leerlingen uit de eerste, tweede en derde klas, om iets te kunnen zeggen over hoe motivatie zich kan ontwikkelen. Hiervoor zijn 133 vragenlijsten afgenomen bij vmbo-leerlingen van twee scholen. Deze vragenlijst is gebaseerd op Dörnyei’s (2001) theoretisch kader en bestaat uit vragen over drie aspecten die volgens dit model belangrijk zijn voor de motivatie, namelijk: hoe een leerling denkt over zijn/haar eigen mogelijkheden om te functioneren in de taal (ideal self), hoe belangrijk de taal is in relatie tot zijn/haar omgeving (ought to self) en de invloed van de leeromgeving waaraan de leerling wordt blootgesteld (learning experience).

Resultaten: Tweetalig onderwijs motiveert, maar lesplezier in alle schoolcarrières neemt af in het derde jaar

In dit onderzoek stonden drie vragen centraal waarmee een mogelijk verband tussen motivatie en onderwijsmethode, gender en leerjaar werd onderzocht.

Zijn er motivatieverschillen tussen de leerlingen van het tweetalige en reguliere onderwijs?

Uit het onderzoek is gebleken dat leerlingen op de school met tweetalig onderwijs (tto) significant gemotiveerder zijn om Engels te leren dan leerlingen van de school met de reguliere onderwijsmethode. Wanneer de drie componenten van het theoretisch kader als leidraad worden genomen, wordt duidelijk waarin die verschillen zitten. De tto leerlingen hechten in het algemeen meer belang aan het leren van vreemde talen omdat zij waarde hechten aan het Engels (‘het is een wereldtaal’), het belangrijk vinden voor hun toekomst (‘later wanneer ik uitgroei met meubel maken dan kan ik internationaal gaan waarbij Engels een grote rol speelt’) en als communicatie tool (‘je hebt Engels vaak nodig op vakantie’). Daarbij hebben de tto leerlingen ook meer plezier als het gaat om het leren van Engels (‘het is leuk om te leren’). Deze opvattingen beïnvloeden de motivatie van een leerling en leiden ertoe dat tto leerlingen meer gemotiveerd waren om Engels te leren dan de leerlingen in het reguliere onderwijs.

Wat zijn motivatieverschillen tussen jongens en meisjes bij het leren van een vreemde taal via twee verschillende onderwijsmethodes?

Uit de resultaten bleek dat jongens van het tweetalig onderwijs over het geheel genomen significant gemotiveerder zijn dan jongens die het reguliere onderwijs volgen. Op het tto waren de jongens meer gemotiveerd om Engels te leren en ze hadden ook een positievere attitude ten opzichte van die taal. Dat gold trouwens niet voor andere vreemde talen, er was namelijk geen significant verschil tussen jongens op beide schooltypen in hun attitudes voor het leren van talen in het algemeen. Een reden hiervoor kan zijn dat op de tto school die participeerde in dit onderzoek het Engels als voertaal naast het Nederlands gebruikt en niet het Duits bijvoorbeeld.

Voor de meisjes was er ook een significant verschil in motivatie, waarbij de tto meisjes gemotiveerder waren om Engels te leren dan meisjes in het reguliere onderwijs. Hierbij werden er twee uitzonderingen in bepalende factoren geconstateerd: de invloed van hun directe omgeving en de leeromgeving buiten school. Hierin konden geen verschillen worden geconstateerd.

In dit onderzoek is ook gekeken naar genderverschillen in motivatie per school. Hieruit is gebleken dat er zich in het algemeen geen genderkloof voordoet in het vmbo- onderwijs en dat dus jongens en meisjes een vergelijkbaar motivatieprofiel hebben. Er bleek echter wel dat er voor één van de geteste factoren een significant verschil was, namelijk: hoe de jongens en meisjes van het tto aankijken tegen het leren van een vreemde taal in het algemeen. Hierop hadden de tto meisjes een positievere kijk, ze zagen de meerwaarde van vreemde talen. Een reden hiervoor kan zijn dat deze resultaten samenhangen met de voertaal. Dit kan betekenen dat tto wel invloed uitoefent op de motivatie van het leren van een vreemde taal (‘ik vind het interessant om talen te leren’), maar dat dit voor jongens gekoppeld is aan het praktische gebruik van de vreemde taal als voertaal, in dit geval Engels (‘ik vind het interessant om Engels te leren’).

Hoe verandert de motivatie van de leerlingen om Engels te leren door de jaren heen?

In het laatste deelonderzoek is gekeken in hoeverre de motivatie van leerlingen op beide scholen door de schooljaren heen verandert. Hiervoor zijn de resultaten van een 1e, 2e, en 3e klas vergeleken.

Wanneer we kijken naar motivatieverschillen tussen het tto en het reguliere onderwijs en de jaargangen, zien we eerder geconstateerde patroon in de verschillende klassen terug. Uit deze analyse blijkt dat met name tto leerlingen in het eerste jaar erkennen dat Engels een toegevoegde waarde kan hebben voor hun toekomst (‘Ik kan me voorstellen dat ik Engels nodig heb voor het werk dat ik later wil doen’) en dat omgevingsfactoren ook (‘Ik moet goed mijn best doen voor Engels omdat mijn ouders dat belangrijk vinden’) een grote invloed hebben op hun motivatie.

In het tweede jaar zette deze trend zich door. In deze jaargang is ook aangetoond dat tto leerlingen een positiever assessment maken over de Engelse taal in vergelijking met de leerlingen uit het reguliere onderwijs (‘Ik vind het interessant om Engels te leren’). Daarnaast blijken tto leerlingen ook significanter gemotiveerd te zijn door hun leeromgeving dan leerlingen van het reguliere onderwijs: zowel in- als buiten school (learning experience).

In het derde jaar, zijn de tto leerlingen significant meer gemotiveerd dan hun leeftijdgenoten in het reguliere onderwijs om Engels te leren, omdat zij het belang van Engels voor hun toekomst als een belangrijke drijfveer zien en omdat zij Engels ook buiten school in hun dagelijks leven gebruiken.

Tenslotte is het motivatiegedrag van de leerlingen per klas in kaart gebracht voor beide scholen. Hieruit blijkt dat naarmate de leerling in een hoger jaar vmbo-onderwijs volgt, er een dalende trend zichtbaar is als het gaat om hoe zij de Engelse les ervaren. Op beide scholen zijn het de eerstejaars leerlingen die de Engelse les leuker vinden dan de derdejaars. In het laatste jaar geven de leerlingen voornamelijk aan dat ze Engels niet leuk vinden om te leren omdat ze “het saai vinden”. Een reden hiervoor kan zijn dat leerling in het derde jaar meer autonomie wenst te hebben en daardoor behoefte heeft om zelf meer keuzes te maken over zijn leerproces. Ook kan de digitale samenleving invloed hebben op hun mening. Doordat leerlingen veel prikkels ontvangen door hun digitale omgeving en veel informatie snel tot hun beschikking kunnen krijgen, kan het zijn dat zij het belang van lessen met een ander ritme en andersoortige bronnen minder waarderen.

Van onderzoek naar praktische adviezen

Uit de resultaten is gebleken dat in het algemeen de tto-aanpak leerlingen kan motiveren om Engels te leren. In het algemeen hebben tto-leerlingen een positievere kijk op het leren van deze taal omdat zij het voor hun toekomst, omgeving en communicatie belangrijk achten. Hieronder volgen enkele praktische tips die een vmbo-docent kan implementeren om zo de motivatie van de leerlingen te verhogen.

Praktische tips voor een vmbo-docent uit het reguliere onderwijs:

• Probeer internationale projecten en oriëntatie op te zetten (bijv. uitwisseling, eTwinning, buitenlandse reis, hotelboeking): door samen te werken met leerlingen uit andere landen werken kan op een inspirerende manier het Engels tot voertaal worden gemaakt en een samenwerking ontstaan tussen leeftijdsgenoten met verschillende nationaliteiten. Hierdoor worden leerlingen bewust gemaakt van het belang en de voordelen van het beschikken van Engelse vaardigheden op internationaal niveau.
• Benut kansen voor een vakoverschrijdende aanpak (bijv. Engelse recepten tijdens de kookles, Engelse machine-instructiekaart, een Engelse klant bij de kapper): docenten kunnen samen hun vakken en projecten combineren en daarmee de functionaliteit van Engels benadrukken en praktische levensechte ervaringen bieden die leerlingen in de toekomst kunnen meemaken. In het tto wordt deze aanpak ook toegepast door bijvoorbeeld een leerling een bij een verslag over aardbevingen zowel de inhoud als de Engelse schrijfvaardigheid te beoordelen en belonen.
• Stimuleer Engelse input (bijv. telefoon instellen op het Engels, sociale media, gaming, Engelse film kijken, Engelse muziek): leerkrachten kunnen samen met de leerlingen in kaart brengen in hoeverre de leerlingen ook met de vreemde taal bezig zijn buiten de klassikale omgeving. Hiermee wordt niet alleen bewustwording, maar ook het belang van Engelse vaardigheden gestimuleerd en kan er tijdens de lessen ook gemakkelijker maatwerk worden geleverd.
• Maak gebruik van de CLIL lesopbouw (d.w.z. activeren, input, scaffolding, output): de focus van een typische tto les in Nederland is gebaseerd op de samenhang tussen cultuur, communicatie, content, en cognitie en dit wordt door de lesopbouw aan de leerlingen gepresenteerd (Coyle, Hood, and Marsh, 2010). Dit zorgt ervoor dat de taalvaardigheid door de inhoud wordt aangeleerd terwijl er ook aandacht is voor interculturele competenties en cognitieve uitdaging.

Praktische tips voor een vmbo-docent uit het tweetalig onderwijs:

Uit de resultaten bleek dat op het tto de derdejaars leerlingen minder gemotiveerd raken dan de eerste klassers als het gaat om klassikale stimulatie.

• Introduceer meer projecten (bijv. in groepen, profielwerkstuk): Aangezien oudere leerlingen meestal minder gemotiveerd raken van een formele leeromgeving is het belangrijk om ze op verschillende manieren een stimulans te bieden. Projecten hebben vaak de voorkeur van oudere leerlingen, omdat hun autonomie daarin meer wordt erkend. Dit kan eventueel in samenwerking met scholen op internationaal niveau.
• Benut buitenlandse stages: Oudere leerlingen hebben meer behoefte om ervaringen op te doen in hun werkveld. Zij kunnen met een stage in het buitenland tegelijkertijd werkervaring opdoen en in een nieuwe leeromgeving hun Engelse vaardigheden verbeteren.
• Gebruik de digitale leeromgeving (bijv. opdrachten waarbij het internet en sociale media gebruikt moeten worden): De tto-leerlingen gaven aan dat zij als zij ouder worden hun Engelse vaardigheden ontwikkelen buiten het klaslokaal via de digitale omgeving. Daar kunnen opdrachten ook op aansluiten, bijv. Engelse reviews van een nieuwe game beoordelen of schrijven, Engelse films (met of zonder ondertiteling) bekijken, Engelse e-books lezen.

Dit is de publiekssamenvatting van de MA-scriptie van Pamela Koert: Students’ Motivation in Pre-vocational Secondary Education: A Comparative Study of Mainstream and Bilingual Schools in the Netherlands, MA Applied Linguistics, april 2020. Wetenschapswinkel Taal, Cultuur en Communicatie, Rijksuniversiteit Groningen.

Laatst gewijzigd:06 augustus 2021 14:55
View this page in: English