Skip to ContentSkip to Navigation
Maatschappij/bedrijven Wetenschapswinkels Taal, Cultuur en Communicatie Projecten Afgeronde projecten en publicaties

De digitale stem van ouderen

Wie weet het beste wat ouderen nodig hebben om op een plezierige manier langer thuis te blijven wonen? Dat zijn de ouderen (vijfenzestigplussers) natuurlijk zelf. Het Zorg Innovatie Forum (ZIF) vindt dat ouderen meer betrokken moeten worden bij beleidsontwikkeling en de uitvoering daarvan. Om deze reden is het ZIF een digitaal Ouderenpanel gestart. Steeds meer ouderen maken gebruik van het internet en daarom is het nuttig om te onderzoeken hoe deze ouderen het beste bereikt kunnen worden. Anouk Rengelink, masterstudente Communicatie, en Informatiewetenschappen, onderzocht dit vraagstuk in opdracht van het ZIF en de Wetenschapswinkel Taal, Cultuur en Communicatie.

In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van een informatieve versus narratieve tekst op de attitude en intentie van ouderen om deel te nemen aan het digitaal Ouderenpanel. Narratieven, in het geval van dit onderzoek in de vorm van een verhaal, kunnen de overtuigingen, attitudes, intenties en het gedrag van de ontvanger beïnvloeden (Hoeken & Sinkeldam, 2014). De overtuigende werking van narratieven is voornamelijk te verklaren met behulp van de fenomenen transportatie en identificatie. Bij transportatie voelt de lezer een bepaalde betrokkenheid bij het verhaal en bij identificatie gaat het nog een stapje verder. De lezer wordt volledig verplaatst in het verhaal en hiermee verliest de lezer tijdelijk het zelfbewustzijn (Duizer, Koops van ’t Jagt en Jansen, 2014).

De volgende onderzoeksvragen stonden in dit onderzoek centraal:
a.       Welke effecten heeft het lezen van een narratieve versus informatieve tekst op de attitude en intentie van ouderen om deel te nemen aan een digitaal Ouderenpanel?
b.       Welke effecten heeft het geslacht van de verteller van de narratieve tekst op de participanten?
c.       In hoeverre zijn de effecten van het lezen van een narratieve tekst, om deel te nemen aan het digitaal Ouderenpanel, te verklaren uit de mate van transportatie en identificatie?

In totaal hebben er 108 participanten deelgenomen aan dit onderzoek. De participanten zijn willekeurig verdeeld over een van de drie experimentele condities. De ouderen lazen de informatieve tekst (conditie 1) of een van de twee narratieve teksten. De narratieve tekst in conditie 2 werd verteld door een mannelijke verteller en in conditie 3 door een vrouwelijke verteller. Na het lezen van de tekst vulden zij een digitale vragenlijst in met vragen over thema’s die zij belangrijk vonden en werden de variabelen attitude, transportatie, identificatie en intentie gemeten.

We verwachtten dat de participanten die de narratieve tekst lazen, positiever zouden zijn over het digitaal Ouderenpanel en eerder zouden meedoen, dan de ouderen die de informatieve tekst lazen (hypothese 1 en 2). Dit bleek echter niet zo te zijn. Juist de participanten uit de informatieve conditie waren positiever over het digitaal Ouderenpanel en wilden eerder deelnemen. De narratieve teksten hadden dus minder effect op het overtuigen van ouderen dan de informatieve tekst. Daarnaast voorspelden we dat transportatie en identificatie gepaard gaan met een positieve attitude en intentie (hypothese 3 en 4). Het bleek inderdaad zo te zijn dat hoe hoger de transportatie en identificatie score, hoe positievere de ouderen waren over het digitaal Ouderenpanel. Verder geldt ook dat een hogere transporteerbaarheid gepaard ging met een hogere deelname aan het digitaal Ouderenpanel, maar voor identificatie en intentie bleek dit niet zo te zijn. Ten slotte voorspelde hypothese 5 dat het geslacht van de verteller in de narratieve tekst van invloed is op de attitude en de intentie van ouderen om deel te nemen aan het digitaal Ouderenpanel. Wanneer de verteller van het narratief een man was, dan scoorden de mannen hoger op transportatie dan de vrouwen. Wanneer de verteller een vrouw was waren er geen verschillen tussen mannen en vrouwen voor transporteerbaarheid. Het geslacht van de verteller bleek niet van invloed te zijn op de attitude van ouderen tegenover het digitaal Ouderenpanel. Ook voor de daadwerkelijke deelname van ouderen blijkt het geslacht van de verteller geen invloed te hebben. Hypothese 5 is daarom verworpen.

De resultaten waren ook niet te verklaren vanuit het aantal thema’s die participanten als belangrijk beschouwden. Als participanten aangaven meer thema’s belangrijk te vinden, was het niet automatisch zo dat zij ook eerder wilden deelnemen aan het digitaal Ouderenpanel. Eventueel zouden de resultaten te verklaren zijn vanuit self-efficacy. Self-efficacy houdt in dat wanneer mensen het gevoel hebben het gewenste gedrag te kunnen vertonen, zij ook eerder dit gedrag zullen uitvoeren. Het huidige onderzoek geeft echter geen antwoord op de rol van self-efficacy bij deelname van ouderen aan het digitaal Ouderenpanel.

Ondanks dat de resultaten niet overeenkwamen met de vooropgestelde hypothese, kan er toch erg tevreden terug worden gekeken op dit onderzoek. Maar liefst 57% van de ouderen heeft aangegeven deel te willen nemen aan het digitaal Ouderenpanel. Dit betekent dat het digitaal Ouderenpanel met 52 panelleden is toegenomen.

Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om na te gaan of persuasieve communicatie middels een digitaal kanaal wel de juiste manier is om ouderen te bereiken. Op deze manier kan namelijk niet de gehele oudere bevolking worden bereikt. Daarnaast zal in de vragenlijst ook rekening moeten worden gehouden met de betrokkenheid van ouderen en de mate van self-efficacy. Het belangrijkste advies voor het Zorg Innovatie Forum is om de ouderen duidelijk te maken dat deelname aan het digitaal Ouderenpanel niet veel tijd kost. Wellicht dat zij op deze manier in de toekomst nog meer panelleden kunnen werven. Daarnaast is het ook erg belangrijk om het digitaal Ouderenpanel up-to-date te houden, dus om ook daadwerkelijk gebruik te maken van de panelleden voor verschillende vraagstukken.

Dit onderzoek is het eerste onderzoek gericht op narratieve overtuiging onder vijfenzestigplussers en ondanks de beperkingen van dit onderzoek zijn wij ervan overtuigd dat de resultaten van belang zijn voor de literatuur rondom narratieve overtuiging.

Laatst gewijzigd:06 augustus 2021 14:56
View this page in: English