Rijksuniversiteit Groningen
Rugbalk
Reacties op DEZE pagina Abonneren op email bij wijziging 23 Jan 2003

Icy Tea

Het Mont Blanc visioen

Hans Kuné

Ooit, heel lang geleden, kreeg ik de vererende opdracht een software systeem te bouwen. Natuurlijk geen groot systeem, een klein systeempje maar. Maar als het klaar zou zijn, zou het in een grote en belangrijke behoefte voorzien.

Samen met de opdrachtgever stelde ik volgens de onvolprezen principes van het projectgewijs werken vast wanneer het systeem klaar kon zijn, wat het eigenlijk precies zou moeten doen en hoe duur het mocht worden. En vervolgens ging ik aan het werk. Ik maakte een ontwerp en een prototype. En ik zocht en vond twee programmeurs die het systeem in elkaar zouden gaan zetten.
Deze twee programmeurs waren (en zijn, hoop ik maar) twee ontzettend aardige jongens. Ik kon goed met ze opschieten. En ze waren intelligent. Eentje was er pas afgestudeerd in een ingewikkeld vak, de ander had het studeren er aan gegeven, maar dat betekende niet dat hij dom was. Eerder, zo kreeg ik wel eens van hem te horen, dat hij te slim was.
Het eerste dat deze twee jongens mij vertelden, was dat mijn ontwerp wel aardig was, en mijn prototype ook wel, maar helaas niet echt state of the art. Ik had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die onze blitse vierde generatie compiler bood om objectgeoriënteerd te programmeren.

‘Nee’, zei ik, ‘dat klopt. Maar dat is ook niet nodig. Het is een klein systeempje en het kan ook nog wel op de ouderwetse manier. Het is altijd riskant om een nieuw concept toe te passen als je dat nog niet in de vingers hebt. Het moet op tijd klaar.’ Handboek projectmatig werken, pagina 1.

Op dat antwoord waren ze natuurlijk voorbereid. Ze glimlachten, haalden diep adem en legden me uit welke voordelen het allemaal zou hebben, als we wel objecten gingen maken. Die zouden we ook voor later te bouwen systemen kunnen inzetten. En veel van de functies, die in mijn ontwerp op een heel specifieke manier, toegespitst op het op te lossen probleem, waren gemodelleerd, zouden generiek kunnen worden gemaakt, zodat de gebruiker een veel flexibeler systeem zou krijgen. En als de eerste objecten er eenmaal waren, zouden we ook veel tijdwinst boeken. Waarschijnlijk zou het project zelfs veel sneller gaan, als we de nieuwe methode toepasten. ‘Wat zeggen we: dat staat wel vast. Die objectjes maken, dat is een werk van niks. Of liever gezegd: het is heel leuk werk. Moet je eens zien wat we al hebben.’
Ik zei het al: het waren aardige jongens. Daaronder versta ik onder andere dat ze niet alleen keihard werkten, maar ook met enorme hartstocht. Ze hadden al een hele objectstructuur ontworpen en een deel ervan al echt gemaakt. De meer ingewikkelde objecten, die uit de simpele in elkaar gezet worden, zouden eigenlijk, och, wat zullen we zeggen, wel over een weekje, twee weekjes misschien, klaar kunnen zijn.

Dit perspectief noem ik sindsdien het Mont Blanc visioen. Het kan zomaar ontstaan, bij alle mensen die logisch kunnen denken. Als in een flits worden ze zich bewust van de innerlijke structuur van het doel waaraan ze werken en omdat ze die structuur volledig in hun hoofd hebben, lijkt hij heel dichtbij. Hij is al bijna verwerkelijkt.
Dit is hetzelfde gezichtsbedrog dat de onervaren bergbeklimmer ook ervaart als hij voor het eerst de schitterende, zonbeschenen, besneeuwde toppen van de Mont Blanc ziet. Hij denkt dat hij er al is. Hij kan niet geloven, dat de berg in werkelijkheid nog wel vijftig kilometer van hem af ligt en dat zich tussen hem en de berg nog een wereld van peilloos diepe ravijnen, woeste rivieren, ondoordringbare wouden, hongerige beren en gevaarlijke indianenstammen bevindt.
Ik kan hierover meepraten omdat ik ook logisch kan denken, onder de indruk kwam van het verhaal van de twee boys en dacht: ja, ze hebben natuurlijk gelijk, zo moet het en toen de onheilsvolle woorden uitsprak: ‘Nou ja, OK, laten we het dan zo maar doen.’

Ik zal niet vertellen door wat voor hel we de volgende maanden gegaan zijn. Wel is het zo, dat ik sindsdien er de morbide hobby op na houd om in de kranten en de vakliteratuur naar andere slachtoffers van het Mont Blanc perspectief te zoeken. Af en toe kom je ze tegen. De ingenieurs die de concernleiding overhaalden nieuw ontworpen - nog ongebouwde - turbines te gebruiken, die veel zuiniger gewerkt zouden hebben dan die van de concurrenten, ware het niet dat ze onderweg in een ravijn verdwenen zijn; de informatiemanager, die het bestuur ervan wist te overtuigen dat alle oude – niet goed samenwerkende - systemen vervangen konden worden door naadloos in elkaar passende objecten, die in een database beheerd konden worden, die onderweg echter door een beer opgevreten is.

Soms loopt het ook nog net goed af. Dat was met mijn systeempje zo. Het draait nu en je hoort er niemand meer over hoe moeizaam de bevalling was. Op dit ogenblik trekt de karavaan van het W3 project naar de top. Door het geraas van de sneeuwstormen heen horen we de beruchte Siberische tijgers hun nagels scherpen. Maar toch: als u het mij vraagt, redden ze het. Ik durf daar, als Mont Blanc kenner, zelfs wel een kratje pils onder te verwedden.

Begin pagina


index Pictogram 6