Rijksuniversiteit Groningen
Rugbalk
Reacties op DEZE pagina Abonneren op email bij wijziging 23 Jan 2003

Webplatform: een stand van zaken

Frank den Hollander f.j.den.hollander@ub.rug.nl

Kristien Piersma k.i.piersma@rc.rug.nl

Na een voortvarende start van het nieuwe RUG Webplatform in september 2000 werd het vorig jaar opeens stil rond dit ambitieuze project, dat moet resulteren in een volledig nieuwe website voor de gehele universiteit. Nu is het project opnieuw op de rails gezet, en zal het nieuwe webplatform dit jaar dan toch eindelijk zijn definitieve vorm krijgen.

Tijd om eens te gaan praten met de nieuwe projectleiders: Bert Wiersema en Hans Beldhuis.

Hans Beldhuis (links) en Bert Wiersema (rechts)

Jullie zijn ook de projectleiders van het Nestor-project voor een elektronisch leeromgeving. Kan dat samengaan?

 

Wiersema:  Wij zagen dat er een grote overlap is vanuit de Elektronische Leeromgeving met dit project. Het is beide web-based, de techniek, organisatie en communicatie zijn verwant; die overlap is zo groot dat het verstandig leek de projectorganisaties inhoudelijk in elkaar te schuiven. En omdat je voor beide projecten bestuurders van faculteiten en diensten moet vragen om aan tafel te schuiven, is het handiger om één stuurgroep te hebben.

Structuur van de projectorganisatie

Wat gescheiden blijft zijn de projectbegrotingen. Op 31 december 2001 is het ELO-project officieel afgelopen, de financiering is afgerond, en dat is nu de Nestor-organisatie. Maar er zijn nog wel steeds de gezamenlijke werkgroepen, onder vijf noemers: techniek, scholing, integratie met andere systemen, inhoud en beheer. Daar hebben we mensen uit de faculteiten voor gezocht, en niet uit onze eigen projectorganisatie. In die werkgroepen zitten de webcontactpersonen voor elke faculteit en dienst, aangevuld met experts. In de werkgroep techniek zitten bijvoorbeeld experts uit het RC op het gebied van hardware, experts op het gebied van informatica, en mensen met kennis op het gebied van software.

Er is ook gekozen voor een nieuw ontwikkelplatform.

Beldhuis:  Aanvankelijk zou het Content Management Systeem werken onder Allaire Spectra. Daarin was al scholing gegeven, een aantal onderdelen was al in Spectra en Cold Fusion ontwikkeld, maar de beslissing om Spectra te gebruiken is in oktober 2000 genomen, en dat was al relatief vroeg in het traject. We zijn nu meer dan een jaar verder, en het principe van Spectra bleek niet meer te passen bij het functioneel ontwerp dat we hebben gemaakt. Dat heeft ons doen besluiten, ook al waren er aanzienlijke kosten gemaakt voor Spectra, toch een andere optie naar voren te schuiven.

Wiersema:  We hebben gekeken naar het gebruik van Spectra bij de Universiteit van Amsterdam, en daar bleken zich technische problemen voor te doen. De snelheid viel heel erg tegen. Bovendien is de leverancier van Spectra tussentijds gewijzigd, dus de ontwikkeling in de toekomst was ook onzeker.
Verder had je nog de scholing. De visie die daaraan ten grondslag lag was dat mensen in faculteiten en diensten zouden gaan programmeren aan de website. Die structuur is ook niet meer zo handig. Je bouwt één systeem en als je dat heel transparant wilt houden dan moet het optimaal op één plek worden gedocumenteerd, en niet op verschillende plekken. Dat programmeren zou ook erg veel tijd kosten.

Het eerste wat we gedaan hebben, is kijken wat er op de wereld is aan techniek. Bij Spectra gaan gegevens van de database meteen naar de website, maar wat we nu aan het maken zijn is een tussenstap, het zogeheten driebanden-model. Vanuit de database maak je eerst een stukje structuur van inhoud, een middenstuk, en vandaar uit volgt een opmaak (figuur 1).

figuur 1

Zo werkt de volgende generatie websites. Voordelen zijn, dat als je die opmaak voor een specifieke groep gebruikers zou willen veranderen, je dat los kunt doen van die database en dat middenstuk, en als je wilt communiceren met andere systemen, zoals PeopleSoft, kun je dat ook via dat middenstuk doen. Dat is een structuur waarin je binnen de universiteit makkelijker data uitwisselt tussen verschillende systemen, op die manier dat het eigendom van de verschillende systemen bij de oorspronkelijke eigenaar blijft berusten.

Was zo’n systeem nog niet op de markt?

Wiersema:  Binnen deze formule gebruiken we zoveel mogelijk al bestaande producten. Aan de database-kant werken we met producten van Oracle, daar heeft de universiteit een licentie op. Daar zit veel meer in dan we tot dusver voor mogelijk hielden, dus dat is prachtig. Het tussenstuk werkt met het zogeheten XML, de opvolger van HTML, dat is een bestaande techniek. De vertaling van dat tussenstuk naar de website zelf, de opmaak, de vormgeving, dat werkt met XSLT, een techniek van ook al weer twee, drie jaar oud. Dat bij elkaar zetten doen we dan zelf, maar we gaan dus niet helemaal zelf programmeren.

Beldhuis:  Oracle biedt een deel van de functionaliteit, maar maakt nog niet echt die tussenstap. In een volgende versie van de producten die ze aanbieden gaan ze al wel die kant op. De flexibiliteit, een van de uitgangspunten in het project, wordt meer gewaarborgd door het driebanden-model, en Oracle zit daar al tegenaan. Ze bieden nu naast de database-engine veel functionaliteit op het gebied van XML. Het nadeel is dat we met dit platform helemaal vooraan lopen, en dat je sommige dingen dus zelf uit moet zoeken.

Wat is de rol van <theFactor.e> nog, aanvankelijk immers de projectpartner?

Wiersema:  Ze waren partner, en nu nog slechts consultant, vooral vanwege het feit dat we nu voor een andere techniek hebben gekozen. Ze houden zich nu nog bezig met de vormgeving. Voor de technische kant hebben we nu vooral contact met TMLC, voorheen The Missing Link. Zij kijken in een korte opdracht mee naar het technische platform, maar ook in de rol van consultant.
We maken dus zelf een webplatform, dat bieden we aan aan de eenheden, maar we huren expertise van buiten af in waar dat nodig is. Zo hebben we dat ook met usability gedaan; we hebben wat mensen naar een congres gestuurd van de heer Nielsen, de goeroe op dat gebied, om de kunst af te kijken. In die rol zitten ook <theFactor.e> en TMLC.

Beldhuis:  Er zijn wat prototypes in de nieuwe vormgeving gemaakt, die worden op informatiebijeenkomsten getoond, en dat hele pakket van prototypes is naar <theFactor.e> gestuurd om te kijken wat er moet veranderen. Die rol hebben ze nog steeds.

Hoe gaat het personeel bij de overgang naar de nieuwe website betrokken worden?

Wiersema:  Algemeen uitgangspunt is dat we geen systeem maken waarbij de organisatie een werkwijze wordt opgedrongen. Eigenlijk willen we aan de organisatie vragen: ‘hoe willen jullie je informatie naar buiten brengen, hoe willen jullie met elkaar communiceren?’ Technisch gezien kan alles in principe, maar het werkt niet als de organisatie daar niet mee kan werken. Je kunt het zo regelen dat een bericht pas op de website komt als het drie keer is goedgekeurd. De ervaring is dat dat niet werkt. Je moet dat heel plat houden, de organisatie moet dingen heel helder afspreken en dan zal de techniek wel volgen.

Beldhuis:  We kijken nu naar invulformulieren voor de contentmanagers. Heb je daar een programma voor nodig dat op je lokale machine draait, of zorg je ervoor dat die formulieren op de server worden gemaakt en web-based worden ingevuld? Ik denk dat je rekening moet houden met het laatste: via een web-interface kun je het systeem veranderen, afhankelijk van de rechten die je hebt. Per faculteit of dienst zul je iemand krijgen die rechten heeft om een sub-site aan te maken of veranderingen aan te brengen in de hele site. Daaronder zitten mensen die inhoud aanleveren, en die hebben dan rechten om berichten toe te voegen of te wijzigen.

Wiersema:  Het is nu zo dat we in een zestal pilots proberen dat soort structuren klaar te maken. Een faculteit begint dus niet vanaf scratch. Er worden voorstellen gemaakt voor een openingspagina per faculteit, et cetera. Als we de ervaring hebben dat die structuur bevalt, dan gaan we het er met andere faculteiten over hebben. Die kunnen binnen die opgeleverde structuur dus hun inhoud gaan plaatsen.

Beldhuis:  De zes pilots die nu opgestart worden zijn de UB, het Bureau voor een deel van de corporate site, Rechten als prototype voor een facultaire site, de onderzoekschool Guide, het STAG met als onderwerp studiekiezers, en tenslotte een interne pilot die gaat kijken naar koppeling met een extern systeem, dat is in dit geval de telefoongids. Hoe krijgen we de gegevens uit de telefoongids op de website? Of dat nou rechtstreeks uit PeopleSoft komt, of uit de LDAP-server, daar moeten we dan naar kijken.

Wiersema:  In het Prototyping Team, oftewel PTT, wordt gekeken naar de techniek, maar ook van het begin af aan naar de usability. Als mensen langs komen willen ze een heldere structuur, niet te véél informatie, een transparante navigatie, daar wordt allemaal rekening mee gehouden. In dat projectteam zitten medewerkers van de faculteit Rechten en het Eccoo, en per pilot een contactpersoon.
We willen geen sjabloon maken waar iedereen voor honderd procent aan moet voldoen. Je wilt wel een beetje een uitstraling hebben dat het voor iedereen herkenbaar is als universitaire site, maar er zijn vrijheidsgraden. We moeten gaan ontdekken hoever we daarin willen gaan.
De corporate site en de startpagina’s van de faculteiten en diensten moeten uiteraard herkenbaar zijn, maar de stap daaronder, naar onderdelen van die faculteiten en diensten, daar moet je rekening houden met hoe zo'n eenheid er uit ziet. Een faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, met zes afdelingen, moet je niet een op een willen afbeelden zoals de faculteit Wijsbegeerte of het Facilitair Bedrijf. Een bezoeker die http://www.rug.nl/rc/organisatie/pictogram/archief/ aanklikt en naar een onderdeel gaat, zal moeten herkennen dat het nog steeds over een RUG-onderdeel gaat. Maar ik schat in dat de opbouw van de menu’s wat kan verschillen, uiteraard in overleg.

Hoe pakken jullie de informatievoorziening aan?

De reacties tot nu toe zijn over het algemeen heel positief. Er waren vragen over hoe het technisch en organisatorisch in elkaar zit, of het nog kan worden teruggedraaid, maar ook andere vragen. PPSW is bijvoorbeeld een complexe faculteit, met vier opleidingen; moeten die nu allemaal onder één knopje PPSW vallen, of allemaal een apart knopje krijgen, hoe moet dat, wie gaat dat beheren? In de zaal ontspon zich een discussie binnen de redactieraad en de internet-coördinatoren, en dat is ook wat we willen: goede voorlichting geven, zodat de mensen in de faculteit en in de dienst er zelf over na gaan denken.

> Het

uitgangspunt

van Jacob

Nielsen, de

usability-

goeroe, is No

Frames! <

Wiersema: Zo krijg je universiteitsbreed een behoorlijk grote groep die aan het meedenken is. Via de webcontactpersoon moeten wij als projectgroep dat denken blijven volgen, en als we nieuwe dingen uitvinden, die meteen naar die groep brengen.

Beldhuis: We moeten de snelheid erin houden, want op dit moment ziet de planning er zo uit dat we in september van dit jaar het systeem zover hebben dat het in de lucht kan – dus de hele site www.rug.nl/rc/organisatie/pictogram/archief. Op dit moment bestaat de huidige website uit 228.000 pagina’s en die moet dus worden omgezet. Om dat goed te doen moeten we een migratietraject inrichten. Met de webcontactpersonen hebben we een inventarisatie gemaakt om te kijken naar de organisatorische kant. Hoeveel webcoördinatoren zijn er, hoe vaak wordt een pagina ge-update, allemaal informatie die je nodig hebt om die migratie zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Als de informatie al in een database zit is ze makkelijk te converteren natuurlijk. Uit mijn hoofd maakt 12% van de website op dit moment gebruik van een database, dat verloopt van dynamisch gegenereerde webpagina’s tot het raadplegen van een Access-databaseje. Daarnaast zal er een deel copy and paste werk zijn. Maar het is niet zo dat je 1 op 1 kunt omzetten. In de huidige website is veel informatie niet up-to-date, de structuur is niet goed, dus die conversieslag biedt juist op dit moment dè kans om daar eens goed naar te kijken. Voordat je achter de computer kruipt om het om te zetten moet je juist eens kijken naar de kwaliteit van de informatie die je er nu op hebt staan.

 

Gaat de hele RUG op 1 september over op het nieuwe webplatform?

Beldhuis:  Of eerder! Naast die pilots zijn er een aantal instituten en diensten die hebben aangegeven dat ze zelf ook al aan de slag willen. Mocht blijken dat we met die zes pilots op een snelweg zitten en het gaat allemaal goed, dan hebben we tijd over voor andere faculteiten of diensten. In die pilots zal heel veel aandacht worden besteed aan een goede documentatie die door de volgende deelnemers gebruikt kan worden bij de conversie.

Wiersema:  Verder zijn we aan het kijken hoe alles werkt bij grote groepen gebruikers. Dat hebben we wel bijgehouden in een testopstelling, dat heet dan de stress-test.

Beldhuis:  Dat is heel cruciaal. Een van de uitgangspunten is dat de website een strategisch communicatiekanaal is, als je wilt communiceren met aspirant-studenten, en je hebt een chat-uur met een hoogleraar en het systeem ligt plat, dan heb je een groot probleem.Daarom is een van de uitgangspunten van het projectteam ook, het aantal risico’s te minimaliseren. Dus niet een big bang-benadering, alles in elkaar zetten en op 1 september alles meteen in de lucht, maar een heel klein CMS-je, met kleine functionaliteit. Met die versie 0.001 dan heel snel in die pilots aan de slag, informatie inwinnen, daarvan leren, en daar komt dan een versie 0.002 uit. Dus snel kleine versies op de markt brengen waar de mensen meteen mee kunnen werken.

Wiersema:  Een vraag die nog beantwoord moet worden is, wanneer gaan we ‘openklappen’, dus de site publiek maken. Voor die pilots is het praktisch als ze on line wat kunnen uitproberen, en op een gegeven moet je dan gaan beslissen wanneer je stopt met energie te stoppen in het oude systeem, en overgaat op het nieuwe. Per pilot wordt dat bekeken, maar als het goed is gebeurt dat voor 1 september.

Tot slot de hamvraag: gebruikt het webplatform ook frames?

Beldhuis: Het uitgangspunt van Jacob Nielsen, de usability-goeroe, is: No Frames! Er zitten wel menu-structuren in, maar ook weer geen HTML-tabellen – op de informatiebijeenkomsten en de projectsite vertellen we daar alles over.

Link:

De projectsite: www.webplatform.rug.nl

 

Begin pagina


index Pictogram 1