Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Rechtsgeleerdheid Actueel Agenda Congressen, symposia, lezingen Archief Maatschappelijke verantwoordelijkheid

Abstracts

Programma:

1. Albert Verheij
2. Jan-Koen Sluijs en Rogier Meijer

PAUZE

3. Liesbeth Enneking
4. Rutger Claassen
5. Hans Vedder

Prof. mr. Albert Verheij

Zijn fabrikanten van levensgevaarlijke producten aansprakelijk jegens de overheid voor extra zorgkosten?

Af en toe komen er producten legaal op de markt die levensgevaarlijk zijn. Eindgebruikers lijden ernstige gezondheidsschade of komen zelfs te overlijden. Een klassiek voorbeeld vormen tabaksproducten, maar een recent voorbeeld is de Amerikaanse zogenaamde opiatencrisis betreffende pijnstillers die uiterst verslavend blijken en thans volgens sommige deskundigen aan circa 40.000 mensen het leven hebben gekost. Net als bij tabaksproducten stranden claims van eindgebruikers wegens gezondheidsschade veelal vanwege eigen schuld. Claims van overheden wegens extra zorguitgaven lijken echter wel kansrijk. Besproken wordt waarom dit zo is naar Amerikaans recht en of dit ook geldt voor het Nederlandse recht of dat het relativiteitsvereiste een struikelblok vormt.

Mr. dr. Jan-Koen Sluijs en mr. dr. Rogier Meijer

Civil society aan zet

Het moderne kapitalistische denken over hoe de economie werkt en welvaart brengt, heeft geen antwoord op de negatieve effecten van ‘welvaartshandelen’. In jargon wordt gesproken over ‘negatieve externaliteiten’: de niet-gecompenseerde schade aan de samenleving, als gevolg van een economische activiteit. Bijvoorbeeld door de schadelijke effecten van milieuvervuiling en klimaatverandering. Of de gezondheidsschade door een overvloed aan ongezonde levensmiddelen.

Wie kan eventueel verantwoordelijk en aansprakelijk worden gehouden voor die negatieve gevolgen, en hoe kan dit via het recht worden afgedwongen?

Belangengroeperingen (de zgn. civil society) stellen steeds vaker de staat en het bedrijfsleven aansprakelijk voor de genoemde negatieve gevolgen. Allebei vanuit een eigen zorgplicht. Aan de hand van het voorbeeld van een farmaceutische onderneming beargumenteren Rogier Meijer en Jan-Koen Sluijs dat een farmaceut, door gebruik te maken van een businessmodel waarin prijzen op een onredelijk hoog niveau worden vastgesteld, onder omstandigheden onrechtmatig handelt door bij te dragen aan de schaarste in de zorg en dat een rechter deze farmaceut kan dwingen zijn businessmodel bij te stellen.

Stelling 1: Ondernemingen met een bijzondere maatschappelijke functie, zoals de farmaceutische industrie, zijn direct dan wel indirect gebonden aan de mensenrechten.

Stelling 2:De rechter moet (kunnen) ingrijpen indien het door een farmaceut gehanteerde prijsniveau niet is te rechtvaardigen door de kostprijs + een redelijke winstopslag.

Prof. dr. Liesbeth Enneking

Van verantwoordelijkheid naar verplichting: over verschuivende grenzen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

Het is tien jaar geleden dat de VN-Mensenrechtenraad unaniem instemde met de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs). De belangrijkste boodschap van dit internationale beleidsraamwerk is dat zowel overheden als bedrijven een rol hebben bij het voorkomen en herstellen van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen. Op staten rust een plicht om bescherming te bieden tegen bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen, op ondernemingen een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hun activiteiten een negatieve uitwerking hebben op de mensenrechten van derden, terwijl zij beide een rol hebben bij het bieden van effectieve verhaalsmogelijkheden voor slachtoffers van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen. De ‘responsibility to respect’ rust op ondernemingen ongeacht waar ze actief zijn en ongeacht de lokale wettelijke standaarden waar het aankomt op de bescherming van mensenrechten.

De afgelopen tien jaar hebben de van oorsprong niet-bindende gedragsnormen voor ondernemingen uit de UNGPs als gevolg van verschillende juridische ontwikkelingen een meer verplicht karakter gekregen ook voor Nederlandse ondernemingen. In deze presentatie zal ik kort stilstaan bij enkele interessante ontwikkelingen op het gebied van regelgeving, rechtspraak en sectorale samenwerkingsinitiatieven in Nederland gericht op het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen in mondiale waardeketens.

Prof. dr. Rutger Claassen

Ondernemen en concurreren op maatschappelijke waardecreatie. Een nieuwe visie op bedrijven en het publiek belang

Ondernemingen behoefden oorspronkelijk goedkeuring van de overheid voor hun oprichting, zoals het octrooi dat de Staten-Generaal in 1602 verleende aan de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Daarmee moest een publiek belang gemoeid zijn. In de 19e eeuw wordt het recht om een onderneming te beginnen vrijgegeven, en sindsdien zijn we geneigd te denken dat ondernemingen ‘private actoren’ zijn. Publieke belangen die met bedrijfsactiviteiten samenhangen, moet de overheid door middel van externe regels opleggen aan het bedrijfsleven. Dit is de ‘liberale verdeling’ van verantwoordelijkheden: overheden reguleren, bedrijven ondernemen. Sinds het einde van de 20e eeuw ontstaat een roep om ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Globalisering en deregulering ondermijnen de liberale verdeling van verantwoordelijkheden. Daarmee wordt van bedrijven toch weer méér verwacht dan louter een oriëntatie op het private eigenbelang. Maar het blijkt niet gemakkelijk om een hernieuwde publieke oriëntatie ingang te doen vinden. Tijdens deze bijdrage bespreekt Rutger Claassen verschillende filosofische visies op de rol van ondernemingen in de samenleving. Bovendien presenteert hij een concreet voorstel: laat bedrijven met elkaar concurreren op maatschappelijke waardecreatie, en verbindt daar financiële prikkels aan. Daarmee creëren we een niet-vrijblijvende oriëntatie bij bedrijven op het publiek belang.  

Prof. mr. Hans Vedder

Mededingingsregels en maatschappelijk (on)verantwoord ondernemen: grote gelijkmaker of dwarsligger?

Het is duidelijk dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) niet vanzelf gaat. De onderneming die als eerste echt maatschappelijk verantwoord gaat ondernemen zal (lucratieve) producten niet langer kunnen verkopen en hogere productiekosten moeten doorberekenen aan de consument. In een concurrerende markt is dit weinig rationeel en dus zoeken ondernemingen die duurzamer willen opereren vaak de samenwerking. Deze samenwerking kan stuiten op mededingingsrechtelijke bezwaren. Bezien door de lens van het mededingingsrecht biedt MVO tal van interessante inzichten op fundamentele kwesties als de publiek-privaat scheiding en de rol van de staat en burgers en ondernemingen en consumenten.

Tegelijkertijd brengt het mededingingsrecht met enige regelmaat sterke staaltjes van maatschappelijk onverantwoord ondernemen (MOO) aan het licht, niet in de laatste plaats in de pharmaceutische sector. Daar is het schermen met dubieuze patenten en andere op het intellectuele eigendomsrecht gestoelde trucs aan de orde van de dag. In het verlengde daarvan stuiten we op geneesmiddelfabrikanten die onbillijk hoge prijzen vragen voor hun producten en dit ook kunnen doen dankzij het alleenrecht op grond van het intellectueel eigendomsrecht. Ook deze praktijken stuiten op het mededingingsrecht en ook hier biedt het mededingingsrechtelijke perspectief een fascinerende blik op de bovengenoemde fundamentele kwesties.

Op de keper beschouwd draaien al deze zaken om de herverdeling van welvaart en meer bepaald de vraag wie op grond van welke legitimatie kan besluiten tot deze herverdeling. De staat biedt een mogelijkheid tot herverdeling als zij een alleenrecht toekent op grond van het intellectueel eigendomsrecht. Ondernemingen besluiten tot een herverdeling als de houder van een dubieus patent een toetreder betaalt om van de markt te blijven. Ondernemingen besluiten ook tot een herverdeling als zij gezamenlijk overschakelen op duurzamere producten. Aan wie is het om dit soort besluiten te nemen?

Laatst gewijzigd:23 februari 2021 10:37