Hieronder staan het programma en de vakomschrijvingen van Ba sociologie Klik op de naam van een vak in een schema om naar de omschrijving te gaan.
» Jaar 1 (Ba1 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
hele jaar | verplicht | SOBA115 | studiewerkgroepen | Nederlands | 1 | variabel | |
semester I | verplicht | SOBA103A | project: Tussen geld en geluk | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | SOBA105C | Statistiek 1 | Nederlands | 5 | 6 | ||
semester I a | verplicht | SOBA101A | inleiding in de sociologie | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA107A | primaire orde | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester I b | verplicht | SOBA102A | Markt | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA104B | Klassieke Sociologische Teksten | Nederlands | 5 | 2 | ||
semester II a | verplicht | SOBA106A | Methodologie en dataverzameling | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA108A | Statistiek 2 | Nederlands | 5 | 8 | ||
verplicht | SOBA112B | Overheid | Nederlands | 4 | 3 | ||
semester II b | verplicht | SOBA111A | Organisaties | Nederlands | 5 | 2 | |
verplicht | SOBA114 | Statistiek 3 | Nederlands | 5 | variabel | ||
verplicht | SOBA217 | Beleid en onderzoek | Nederlands | 5 | variabel | ||
» Jaar 2 (Ba2 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
semester I | verplicht | SOBA223 | Project Europese Waarden | Nederlands | 8 | variabel | |
semester I a | verplicht | SOBA202B | Application of Theories | Engels | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA904 | Social and institutional change | Engels | 5 | variabel | ||
semester I b | verplicht | SOBA201 | Sociale welvaart | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA204A | Organisation and Society | Engels | 5 | 4 | ||
verplicht | SOBA220 | Professionele vaardigheden | Nederlands | 2 | 2 | ||
semester II | keuze | SOBA213A | Project: Onderwijs | Nederlands | 10 | variabel | |
keuze | SOBA214A | Project: medische sociologie | Nederlands | 10 | variabel | ||
keuze | SOBA308A | Project: arbeid | Nederlands | 10 | variabel | ||
keuze | SOBA309A | Project: criminaliteit en veiligheid | Nederlands | 10 | variabel | ||
semester II a | verplicht | SOBA222 | Kwalitatieve onderzoeksmethoden | Nederlands | 5 | 4 | |
keuze | SOBA207A | Onderwijssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA208A | Medische sociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA301A | Arbeidssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA302A | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester II b | verplicht | SOBA217 | Beleid en onderzoek | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | SOBA221 | Social networks | Engels | 5 | 6 | ||
» Jaar 3 (Ba3 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
hele jaar | verplicht | SOBA312B | Cyclus maatschappijtheorieen | Nederlands | 4 | variabel | |
verplicht | SOBA318 | Testdagen en Vaardighedentraject | Nederlands | 1 | variabel | ||
semester II | verplicht | SOBA313A | Bachelorwerkstuk | Nederlands | 10 | variabel | |
verplicht | SOBA323 | Voortgezette Statistiek | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester II a | keuze | SOBA207A | Onderwijssociologie | Nederlands | 5 | 4 | |
keuze | SOBA208A | Medische sociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA301A | Arbeidssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA302A | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester II b | verplicht | SOBA304A | Wetenschapsfilosofie | Nederlands | 5 | 16 |
1 | Application of Theories | SOBA202B | |||||||||||||||||||||||||||
Scientists develop explanations and/or predictions of specific phenomena based on general theories about the behavior of individuals and social systems. These general theories need to be applied to the specific research problem. In this course, students learn how this is done in a scientifically correct way. Based on many examples from the social-scientific literature, we discuss how theories should be formulated and how they are applied in a logically correct way to generate testable predictions and analyze policies. The application of theories will be taught in lectures and practices in tutorials, related to weekly assignments (a lecture and a practical each week). | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
2 | Arbeidssociologie | SOBA301A | |||||||||||||||||||||||||||
Arbeidssociologie is één van de belangrijkste subdisciplines binnen de sociologie. De maatschappelijke organisatie van arbeid, arbeidsrelaties, en de beloning van werk in onze samenleving zijn essentieel voor het verklaren van de sociale structuur en sociale ongelijkheid in markteconomieën. Ze zijn ook noodzakelijk voor het begrijpen van hedendaagse politieke tegenstellingen en als motieven voor collectief handelen. Aan het begin van de 21e eeuw is de maatschappelijke organisatie van arbeid volop in verandering: nieuwe technologieën (bv. ICT), nieuwe organisatievormen ('online platforms'), de uitdaging van toenemende verbondenheid van de wereldeconomie ('globalisering'), de transitie naar een kennismaatschappij, toenoemde flexibilisering en polarisatie van banen en de invloed van de globale pandemie op werk. Arbeidssociologie bestudeert al deze en vele andere maatschappelijke verschijnselen die met arbeid binnen een globaliserende en digitaliserende economie te maken hebben. Arbeidssociologen richten zich naast het analyseren van vormen en organisatie van arbeid ook op de gevolgen van arbeid in termen van individueel welzijn en collectieve welvaart. Dit inleidende vak legt de focus op arbeid als een sociologisch onderwerp. Na het volgen van dit vak kan je concrete arbeidsvraagstukken vertalen naar een academische probleemstelling en een sociologisch onderzoeksontwerp en je kunt wetenschappelijke artikelen doorgronden en een kritische reflectie daarover (academisch onderbouwd) geven. Als inleiding contrasteren we verschillende definities van arbeid, bespreken de basiskarakteristieken van de industrieel-kapitalistische arbeidsorganisatie en geven een brede schets van drijfveren achter de opkomst van de industrieel-kapitalistische samenleving. We tekenen vervolgens een conceptueel kader om arbeidsvraagstukken te kunnen analyseren. Het conceptuele kader behandelt drie arena's van het arbeidsbestel: de arbeidsorganisatie, de arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen. De arbeidsorganisatie verbindt werknemers door middel van arbeidsdeling en hiërarchische coördinatie met elkaar. Hier draait het in eerste instantie om de vraag hoe de beschikbare arbeidskracht ten behoeve van de doelen van de organisatie wordt omgezet in concrete arbeidssituaties en arbeidsprestaties. Er wordt ingegaan op het bureaucratische model (Taylor en Ford) en recentere flexibele modellen met teamwerk en sociaal-technologische innovaties als focus (lean & mean of Toyotisme en sociotechniek, ‘het nieuwe werken’) met nadruk op het verband met de kwaliteit van arbeid (aantrekkelijkheid van (loop)banen, ziekteverzuim, stress, leermogelijkheden, betekenisvol werk of ‘bullshit jobs’). Op de arbeidsmarkt als arena staan vragers en aanbieders van arbeid tegenover elkaar (lokaal en mondiaal). Daar draait het in eerste instantie om de vraag wie waar terechtkomt (allocatie met ‘winnaars’ en ‘verliezers') en om de beloning binnen de ruilrelatie. Daarbij zijn processen zoals segmentering, flexibilisering etc. relevant, maar ook diverse dimensies en vormen van arbeidsmarktongelijkheid (de loonkloof tussen mannen en vrouwen en de werkloosheidskloof tussen allochtonen en autochtonen). Welke processen verklaren de 'destructie' en 'creatie' van arbeidsplaatsen of de spanning tussen 'werkloosheid' en 'niet vervulde vacatures'? En wat kan (activerend) arbeidsmarktbeleid als interventie betekenen? Welke beleidsmiddelen kunnen onderscheiden worden binnen de diverse typen verzorgingsstaten en wat kenmerkt het arbeidsmarktbeleid Nederland. In de arena van het collectief onderhandelen en overleg ('arbeidsverhoudingen') streven organisaties van werkgevers en werknemers ernaar om de processen die zich op de arbeidsmarkt en in de (arbeids)organisatie afspelen aan bepaalde regels te binden. Hier wordt een strijd geleverd tussen 'arbeid' en 'kapitaal'. Dit resulteert in 'sociale vrede', stakingen, delokalisatie/bedrijfssluiting etc. We beschrijven en analyseren deze spanningsvelden in de Nederlandse context. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
3 | Bachelorwerkstuk | SOBA313A | |||||||||||||||||||||||||||
Het Bachelorwerkstuk vormt het sluitstuk van de Bacheloropleiding. Hierin laat je zien dat je in staat bent om een sociologisch onderzoek uit te voeren en hierover te rapporteren. Begeleiders bieden onderwerpen aan die zoveel mogelijk gerelateerd zijn aan hun eigen onderzoek. Onder zijn of haar hoede werk je het gekozen onderwerp uit tot een concrete probleemstelling met toetsbare hypothesen. Deze ga je toetsen op basis van een bestaande dataset. De resultaten rapporteer je in de vorm van een kwantitatief wetenschappelijk artikel. Tijdens het traject lever je een aantal tussenproducten in die worden besproken in kleine groepsbijeenkomsten. We beginnen met een introductiecollege en twee verplichte bibliotheekinstructies. Instructies voor de deelopdrachten worden via Nestor beschikbaar gesteld. NB: Het is mogelijk om een eigen probleemstelling te formuleren. Deze moet echter aan een aantal voorwaarden voldoen. Bovendien moet er expertise voorhanden zijn onder de begeleiders. Als je geinteresseerd bent in deze mogelijkheid, neem dan in een vroeg stadium contact op met de coordinator, UITERLIJK 1 november. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
4 | Beleid en onderzoek | SOBA217 | |||||||||||||||||||||||||||
Veel sociologen komen terecht in functies waarin zij te maken krijgen met beleidsonderzoek. Bijvoorbeeld als gebruiker, uitvoerder of opdrachtgever. Het doel van deze cursus is gevoel te ontwikkelen voor de context waarin beleidsonderzoek wordt uitgevoerd en al dan niet doorwerkt in beleid. We gaan in op verschillende vormen van beleidsonderzoek, de rollen van waaruit beleidsonderzoek wordt uitgevoerd, de toegevoegde waarde die beleidsonderzoek wel of niet heeft voor beleid en de bestuurlijke context (en daarbinnen aanwezige mechanismen) waarbinnen strategische keuzes worden gemaakt die al dan niet in lijn zijn met kennis uit onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
5 | Cyclus maatschappijtheorieen | SOBA312B | |||||||||||||||||||||||||||
In de cyclus Maatschappijtheorieen wordt een overzicht gegeven van door sociologen geschreven ‘spraakmakende boeken’, waarin relevante maatschappijconcepten en – theorieën worden gepresenteerd. Het doel is studenten te enthousiasmeren en het intellectuele debat te stimuleren naar aanleiding van deze boeken en concepten. In de colleges worden elk jaar acht van deze boeken gepresenteerd door enthousiaste sprekers. Derdejaars studenten zijn verplicht en actief aanwezig bij deze presentaties. Ze moeten van tevoren een opdracht maken over het boek in kwestie. De eindtoets van de cyclus bestaat uit het schrijven van een recensie van een van de gepresenteerde boeken of van een ander boek naar keuze (in overleg met de docent). | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
6 | inleiding in de sociologie | SOBA101A | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus is een introductie in het vakgebied van de sociologie en tot de studierichting Sociologie van de RUG in het bijzonder. Aan de hand van maatschappelijke problemen krijgen studenten inzicht in de werkwijze van sociologen. Daarbij staat een “macro-micro-macro” benadering centraal. Het onderzoeken van vraagstukken op maatschappelijk niveau wordt gerelateerd aan individueel gedrag ingebed in een sociale context. Hierin wordt aandacht besteed aan de rol van verschillende sociale ordes (markt, overheid, primaire relaties en organisaties) en de relatie met diverse onderzoeksprogramma’s behorende bij de opleiding. De stof wordt gepresenteerd in hoorcolleges, in combinatie met bewerking van opdrachten. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
7 | Klassieke Sociologische Teksten | SOBA104B | |||||||||||||||||||||||||||
In de cursus worden klassieke teksten uit de sociologie gelezen. Deze teksten worden gelezen aan de hand van opdrachten, die vervolgens in een werkcollege worden besproken. In de cursus worden teksten besproken van de grondleggers (Marx, Weber, Durkheim) en uit een aantal belangrijke stromingen uit de sociologie (functionalisme, symbolisch interactionisme, historische sociologie). Voor de opdrachten leest de student behalve de klassieke tekst ook teksten over de achtergrond van de auteur of stroming, en reflecteert hij over de waarde van deze teksten in de analyse van actuele maatschappelijke problemen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
8 | Kwalitatieve onderzoeksmethoden | SOBA222 | |||||||||||||||||||||||||||
Na afloop van de cursus kunnen succesvolle studenten: 1. kenmerkende verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek uiteenzetten en vervolgens beredeneren in welke omstandigheden een kwalitatieve onderzoeksstrategie een geschikte aanpak is; 2. de rol van theorie en ethische aspecten in kwalitatief onderzoek beschrijven en toepassen in eigen onderzoek; 3. uiteenzetten op basis van welke gronden participanten voor kwalitatief onderzoek kunnen worden geselecteerd; 4. de kenmerken, voor-en nadelen en praktische consequenties ten aanzien van van kwalitatieve dataverzamelingsmethoden (met name semigestrucureerde interviews) beschrijven; 5. een interviewschema op basis van theorie opstellen en correct toepassen; en een codeerschema voor kwalitatieve data op basis van theorie opstellen en toepassen met behulp van het software programma Atlas.ti, inclusief het vaststellen van de intercodeerbetrouwbaarheid; 6. correct en helder verslag doen van een klein zelf opgezet en uitgevoerd kwalitatief onderzoek waarin een Thematische Analyse wordt uitgevoerd; 7. kwaliteitscriteria ter beoordeling van kwalitatief onderzoek uiteenzetten en deze criteria bediscussiëren ten aanzien van eigen onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
9 | Markt | SOBA102A | |||||||||||||||||||||||||||
De markt is een voor sociologen belangrijke sociale orde. Naast de primaire sociale orde, de overheid en organisaties, is het een belangrijk mechanisme van welvaartsvoortbrenging en –verdeling. Doel van dit vak is de fundamentele principes van marktwerking voor sociologiestudenten inzichtelijk te maken, zodat zij als sociologen over de markt kunnen nadenken. Er zal aandacht worden besteed aan consumenten- en producentengedrag, volledige mededinging en andere marktvormen, alsmede aan collectieve goederen en overheidsingrijpen. Voorts zal in de colleges explicitiet aandacht worden besteed aan microfundamenten als preferenties, nut en rationaliteit. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
10 | Medische sociologie | SOBA208A | |||||||||||||||||||||||||||
De gezondheidszorg is vaak in het nieuws. Vele kwesties staan voortdurend ter discussie zoals de organisatie en financiering van de gezondheidszorg en verschillende medisch-ethische vraagstukken. De collegeserie Medische Sociologie heeft als doelstelling studenten kennis te laten maken met belangrijke onderwerpen en discussies binnen het interessante terrein van de gezondheidszorg. Per week wordt een actueel thema in de gezondheidszorg toegelicht door de docent of een gastdocent. Vervolgens wordt in het daaropvolgend college de collegestof aangevuld met literatuur en/of bediscussieerd vanuit een sociologische invalshoek. In deze colleges komen ook de belangrijkste medisch-sociologische theorieën en concepten aan de orde. Voorbeelden van thema’s zijn: structuur en financiering van de gezondheidszorg, zorggebruik, vermaatschappelijking van zorg, ziektegedrag (illness behaviour) en ziekterol (sick role), sociaal economische gezondheidsverschillen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
11 | Methodologie en dataverzameling | SOBA106A | |||||||||||||||||||||||||||
Het college Methodologie en Dataverzameling biedt een overzicht van de fasen van de empirische cyclus (Probleem, Theorie, Onderzoek). Er wordt daarom ingegaan op het formuleren van een probleemstelling, het gebruik van sociaal-wetenschappelijke theorieën en het uitvoeren van onderzoek. Bij deze kennismaking met de empirische cyclus wordt naast het formuleren van een probleemstelling uitgebreid ingegaan op het zoeken van informatie en het benodigde onderzoeksontwerp (survey, experiment, semi-gestructureerd interview). Een belangrijke bouwsteen is ook het conceptuele model (onderzoekseenheden, variabelen, relaties). Verder worden de voor- en nadelen van verschillende dataverzamelingsmethoden (vragenlijst, interview, observatie, secundaire data-analyse) besproken. Tevens wordt er aandacht besteed aan onder meer ethiek, steekproeven, operationaliseren, betrouwbaarheid en validiteit en causale inferentie (schijnsamenhang, mediatie en moderatie). Al deze onderdelen worden toegelicht aan de hand van voorbeelden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
12 | Onderwijssociologie | SOBA207A | |||||||||||||||||||||||||||
Bij de cursus Onderwijssociologie wordt vanuit een sociologische invalshoek een overzicht gegeven van de relatie tussen onderwijs en maatschappij. Daarbij gaat de cursus in op de actuele ontwikkelingen en vraagstukken op het terrein van onderwijs, tegen de achtergrond van het samenspel van de vier ordes: markten, overheden, organisaties en de primaire orde. Het onderwijs is in Nederland een nog steeds vrijwel geheel door de overheid gefinancierde voorziening, die wordt aangeboden via een omvangrijk stelsel van (overheids-)organisaties. Specifiek Nederlands is verder de institutionele context van het onderwijs, die nog altijd wordt gekenmerkt door een verzuilde structuur met elementen van marktwerking . Dit brengt voor de onderwijsorganisaties geheel nieuwe opgaven met zich mee, en roept vragen op rond situaties van overheidsfalen en marktfalen. Uitgebreid wordt ook ingegaan op verklaringen voor onderwijsvraagstukken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
13 | Organisaties | SOBA111A | |||||||||||||||||||||||||||
Organisaties maken deel uit van een geconstrueerde sociale orde, net zoals de overheid, en in tegenstelling tot spontane sociale ordes als de primaire orde en de markt. Dit geeft hen een eigen aard en dynamiek. Iedereen heeft dagelijks te maken met organisaties. Als je studeert, boodschappen doet, sporten gaat of stage loopt: organisaties maken deel uit van het dagelijks leven. Vaak ergeren we ons aan de traagheid, onbereikbaarheid of inefficiëntie van organisaties. In dit vak staat de vraag centraal waarom organisaties niet vlekkeloos opereren. Om deze vraag te beantwoorden bestuderen organisaties vanuit een drietal perspectieven: een rationeel systeem, natuurlijk systeem, en open systeem perspectief. Per perspectief worden verschillende eigenschappen en kenmerken van organisaties belicht. Elk perspectief biedt dan ook een eigen antwoord op de vraag wat problemen in organisaties verklaart. Studenten leren vanuit elk perspectief en een aantal bijbehorende theorieën organisaties en hun problemen te analyseren. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
14 | Organisation and Society | SOBA204A | |||||||||||||||||||||||||||
Since the beginning of the 20th century, the number of organizations has grown exponentially. This holds for all types of organizations, ranging from for-profit enterprises, non-profit associations, public agencies, to non-governmental entities. These corporate actors meanwhile are key agents in any modern society. For example, the top 200 corporations control more than a quarter of the world´s economic activity. Of the 100 largest ´economies´ in the world, more than 50 are multinational firms. Wal-Mart´s corporate revenues exceed the GDP of Sweden or Austria, and those of General Motors equal the GDP of Turkey. Individuals continuously have to deal with organizations: citizens interact with state authorities, consumers with enterprises, employees with employers. Organizations not only affect all areas of social, political, and economic life, but also have a huge impact on the desires, beliefs, and opportunities of individuals, including their health and their social relations. Consequently, any analysis of modern societies – the origin and solution of its social problems ranging from the obesity epidemic to failed states, as well as its successes in creating welfare through innovation – will remain incomplete unless it considers the role that corporate actors play. The main objective of the course Organization and Society is to provide a insight into the role that corporate actors play in society. Theories of organizations as sites and drivers of social action will form the analytical tool to achieve this objective. The course will focus on the role of organizations as I) Equalizers and stratifiers, discussing how organizations as corporate actors reproduce or challenge social inequality; II) Standardizers and monuments, discussing which role organizations play in the persistence of traditions, habits, values and norms in society; III) Movers and shakers, discussing ways with which organizations contribute to social and political change in society, as well as how they socialize and mobilize individuals; IV) Networks and wirings, discussing how organizations contribute to the spread of innovation, transmission of new ideas, and how they connect or separate different groups in society. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
15 | Overheid | SOBA112B | |||||||||||||||||||||||||||
Omschrijving De overheid is voor sociologen een belangrijke sociale orde. Dit vak benadert het functioneren van de overheid vanuit de politicologie. Centraal in het vak staat hoe beleid tot stand komt in de Nederlandse consensusdemocratie. Alvorens te kijken naar beleidsvorming, worden de belangrijke politicologische begrippen, zoals democratie, besproken. Gewapend met dergelijke begrippen kijkt het vak naar drie aspecten van beleidsvorming: 1. de inputkant van de overheid, aan de hand van de vraag: hoe kunnen burgers participeren in politieke besluitvorming? Hierbij wordt gekeken naar individuele vormen van participatie (zoals stemgedrag), de rol van de media, belangengroepen en politieke partijen. 2. besluitvorming binnen de overheid, aan de hand van de vraag: welke actoren spelen hierbij een rol? Hierbij wordt gekeken naar het kabinet, het parlement en partijen maar ook naar belangengroepen, de media, rechters, en ambtenaren. 3. en de outputkant van de overheid, aan de hand de vraag: wat is het effect van overheidsoptreden op sociale welvaart? Hierbij ligt de nadruk op het ontstaan van, de diversiteit tussen, de ontwikkeling van en de effecten van verzorgingsstaten. Een groot aantal onderwerpen, concepten, vragen en controversen die in de politieke wetenschap een rol spelen worden voorgesteld. Het geven van een pamflet-presentatie maakt onderdeel uit van de cursus. Het geven van deze presentaties wordt geoefend bij de studiewerkgroepenbijeenkomsten in 2a. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
16 | primaire orde | SOBA107A | |||||||||||||||||||||||||||
De Primaire Sociale Orde is, naast de markt, de andere vorm van ‘spontane sociale orde’. Tot de PSO worden informele sociale interacties gerekend. De vanzelfsprekendheid van deze activiteiten maakt dat de Primaire Sociale Orde een bijna vergeten vanzelfsprekendheid vormt. Nadere analyse leert echter dat schijn bedriegt, en de PSO meer problematisch is dan doet vermoeden. In het vak Primaire Sociale Orde, wordt deze sociale orde nader beschreven, afgebakend en uitgediept. Vanuit verschillende perspectieven wordt de Primaire Sociale Orde belicht. -vanuit andere sociale ordes: relaties, sturingsmechanisme en wisselwerking -vanuit historisch perspectief: ontwikkeling van PSO -vanuit opbrengsten: betekenis van PSO -vanuit falen: maatschappelijke problemen en de keerzijde van PSO -vanuit toekomstperspectief: ontwikkelingen en nieuwe arrangementen | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
17 | Professionele vaardigheden | SOBA220 | |||||||||||||||||||||||||||
Tijdens de training Professionele Vaardigheden staat iedere week een ander onderwerp centraal. Het gaat om vaardigheden die belangrijk zijn in de latere beroepspraktijk. Voorbeelden van onderwerpen die aan bod komen zijn: communiceren, conflicthantering en onderhandelen. Studenten voeren tijdens het practicum verschillende taken uit, zoals voorzitten, presenteren en notuleren. Vanaf de tweede bijeenkomst wordt iedere week de bijeenkomst voorbereid en geleid door twee studenten. Aan de hand van opdrachten, presentaties en rollenspellen wordt er meer inzicht in de verschillende onderwerpen verkregen. Aan het einde van de training wordt een verslag geschreven waarin gereflecteerd wordt op de professionele vaardigheden van de student, en hoe die verder te ontwikkelen, en waarin de theorie van één van de bijeenkomsten praktisch uitgewerkt wordt. De student wordt beoordeeld op het eindverslag en het professionele gedrag tijdens de bijeenkomsten, waarin de vervulling van de taken wordt meegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
18 | Project: arbeid | SOBA308A | |||||||||||||||||||||||||||
In het project arbeid zal in kleine groepen gewerkt worden aan een onderzoek op het terrein van de arbeids-en organisatiesociologie. Het project heeft een duidelijke onderzoekscomponent en heeft betrekking op een actueel beleidsthema. Vaak wordt gewerkt met een externe opdrachtgever. Zo richtten de projecten zich bijvoorbeeld op arbeidsongeschiktheid onder jongeren (Wajong), arbeidsparticpatie in Nederland (commissie Bakker)en de positie van vrouwen in de top van het Nederlandse bedrijfsleven (glazen plafond) in Nederland etc. Het exacte onderwerp wordt in de loop van het studiejaar nader bekend gemaakt. De deelnemers moeten er rekening mee houden dat een deel van de activiteiten zich buiten Groningen kan voltrekken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
19 | Project: criminaliteit en veiligheid | SOBA309A | |||||||||||||||||||||||||||
Voor het project Criminaliteit en Veiligheid moet een onderzoeksrapport worden geproduceerd voor Intraval, Bureau voor Onderzoek en Advies (de opdrachtgever). Van studenten wordt verwacht dat ze een rapport opstellen waarin kennis en inzicht wordt gecombineerd met methoden, technieken en vaardigheden. Van belang is dat het rapport door de opdrachtgever als kwalitatief voldoende wordt geaccepteerd. De onderwerpen van de afgelopen jaren waren evaluaties van de gebiedsgebonden politiezorg in de regio Groningen, de sfeer en veiligheid bij wedstrijden van FC Groningen, jongerenoverlast in de stad Groningen, problemen bij softdrugsgebruik, mate van overlast bij coffeeshops en een onderzoek onder jongeren naar alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
20 | Project Europese Waarden | SOBA223 | |||||||||||||||||||||||||||
Waarom zijn inwoners van Spanje toleranter ten opzichte van homoseksualiteit dan inwoners van Portugal? Hebben Noren een sterker arbeidsethos dan Zweden? Hoe kan verklaard worden dat Duitsers meer vertrouwen hebben in de regering dan Nederlanders? In dit project ga je onderzoek doen naar een door jou gekozen waarde; over deze waarde stel je een interessante onderzoeksvraag op en met data van de European Values Study toets je de hypothesen die je hebt afgeleid uit de inhoudelijke verklaringen. Je interpreteert de statistische resultaten en reflecteert op de kennis die je hebt opgedaan over de gekozen waarde. Ook reflecteer je op in hoeverre de gevonden resultaten antwoord hebben gegeven op de onderzoeksvraag. In deze cursus pas je kennis toe uit het vak Application of Theories (semester 1a) en vakken uit het eerste jaar van sociologie. Je laat zien dat je naast het toepassen van kennis ook kritisch kunt reflecteren op deze kennis (e.g., wat weet je na dit onderzoek? Wat weet je nog niet? Wat zou je kunnen doen om daar achter te komen?). De tweedejaars bibliotheekinstructie is een verplicht onderdeel van deze cursus. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
21 | Project: medische sociologie | SOBA214A | |||||||||||||||||||||||||||
Binnen het project Medische Sociologie gaan studenten aan de slag met een opdracht van een externe opdrachtgever. Als student doorloop je in de rol van onderzoeker het gehele onderzoekstraject: het schrijven van een onderzoeksvoorstel, het uitvoeren, rapporteren en presenteren van het onderzoek. In meerdere groepen wordt onder begeleiding van de docent gewerkt aan het onderzoek. Naar aanleiding van de bevindingen wordt door de studenten een rapport uitgebracht. Het project wordt afgerond met een mondelinge presentatie aan de opdrachtgever. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
22 | Project: Onderwijs | SOBA213A | |||||||||||||||||||||||||||
Een van de carrièremogelijkheden na de studie sociologie is beleidsonderzoeker. Tijdens het Project Onderwijs maken deelnemers kennis met het doen van beleidsonderzoek. Net als in het ‘echt’ wordt er voor een opdrachtgever een actueel (onderwijs-sociologisch) vraagstuk onderzocht. In een groepje gaan studenten een onderzoek voorbereiden en uitvoeren. De eindresultaten worden verwerkt in een rapport. Ter afsluiting van het project presenteren de deelnemers de rapporten voor de opdrachtgever. Hoewel de precieze inhoud van het project per jaar wisselt, zal het project in ieder geval aan drie eisen voldoen: (1) er is een duidelijke onderzoekscomponent; (2) er is een duidelijke consultancycomponent; en (3) inhoudelijk gaat het project over een actueel thema in het onderwijsbeleid. - Ononderbroken aanwezigheid is tijdens de projectperiode vereist (rekening houdend met tentamenweken en de studiereis van Societas). - De deelnemers moeten er rekening mee houden dat een deel van de activiteiten zich buiten Groningen kan voltrekken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
23 | project: Tussen geld en geluk | SOBA103A | |||||||||||||||||||||||||||
Aan de hand van het thema Geluk leren studenten teksten te vinden en te verwerken, maken ze kennis met het vakgebied en ontwikkelen ze hun studievaardigheden. Het project is georganiseerd rondom verschillende opdrachten: bibliotheekopdracht, schrijfopdrachten, argumentatiepracticum en presentatiepracticum. Het project wordt afgesloten met een werkstuk over het thema Geld en Geluk en een publieke presentatie van dit werkstuk. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
24 | Social and institutional change | SOBA904 | |||||||||||||||||||||||||||
This course focuses on the emergence and development of formal and informal institutions and their effects on behavior as well as on individual integration processes into society. We will explore how various forms of institutions influence each other and the extent to which institutions have desired or undesired effects. Moreover, we will focus on the conditions under which institutions lead to coordination and cooperation. Several examples will be given from the field of migration and integration. Special attention will also be paid to the role of the state in a market economy, and the effect of cultural norms on economic development. To this end, we will discuss classical theories (Weber, Durkheim, Smith) that have been used to explain social institutions. Examples will be based on current empirical research studying inequality and the interplay between migration, integration, and welfare states. We will debate among others how migration leads to institutional change and how formal and informal institutions shape integration chances of migrants. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
25 | Social networks | SOBA221 | |||||||||||||||||||||||||||
Social networks are formal representations of the way how social actors relate to each other, and depend on each other. As examples, think of informal talk and gossip among the employees of a firm, and the way how gossip can undermine the standing of a colleague. Or think of knowledge flow between the firms that work in the same industry, and the dependence of business success of the firm on its knowledge base. Or think of friendship among the adolescents that go to the same school, and issues of social exclusion or minority integration. In terms of sociological theory and modelling, social networks offer a good framework for understanding how a system of interdependent social actors functions, i.e., how actors create networks and how networks affect actors' individual outcomes. In the course, students make acquaintance with the main network theories and theorists, from George Homans' individualist foundations ('The Human Group', 1950) via Harrison White's structuralism ('Identity and Control', 1992) to current research on Social Mechanisms. In a variety of research domains and problem areas, they learn to apply network thinking and network concepts, including social cohesion and integration, social capital, social position and hierarchies, and social diffusion processes. In applications, students encounter network data from a diversity of domains (such as friendship at school, communication within an organisation, or cooperation between organisations). In group assignments, they collect network data of different types on their own. In the accompanying computer labs, they learn how to enter, process, and visualise network data. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
26 | Sociale welvaart | SOBA201 | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt het welvaartsbegrip vanuit twee perspectieven belicht: het economische en het sociologische. De vragen die hierbij centraal staan zijn wat volgens beide perspectieven de randvoorwaarden zijn die de welvaartsproductie bepalen en via welke sociale mechanismen deze randvoorwaarden invloed hebben op de sociale welvaart. Bij het economische perspectief komt de traditionele welvaartseconomische benadering aan bod, alsmede door economen geformuleerde kritiek op de gevolgen van economische ontwikkeling voor de sociale en natuurlijke omgeving. Bij het sociologische perspectief gaat het om het ontwikkelen van een zelfstandig sociologisch welvaartsbegrip aan de hand van onderzoek naar individueel geluk, sociaal kapitaal en sociale netwerken en interpersoonlijk vertrouwen. Studenten werken mee aan de ontwikkeling van dit welvaartsbegrip door middel van het schrijven van een essay. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
27 | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | SOBA302A | |||||||||||||||||||||||||||
Waarom zijn mensen gewelddadig of crimineel? Waarom plegen mensen een terroristische aanslag of voeren ze oorlog? In het college wordt de invloed van individuele kenmerken (bijv. genen en zelfcontrole) en omgevingskenmerken (sociale bindingen met ouders en leeftijdsgenoten) en de interactie daartussen op de ontwikkeling van antisociaal gedrag behandeld. Ook komt aan bod welke mensen vaker dan anderen slachtoffer worden van andermans antisociaal gedrag. Tot slot komt aan de orde welke interventies geschikt zijn om antisociaal gedrag tegen te gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
28 | Statistiek 1 | SOBA105C | |||||||||||||||||||||||||||
De analyse van databestanden is een onmisbaar onderdeel van empirisch onderzoek. Om databestanden te kunnen analyseren gebruiken sociale wetenschappers statistische technieken, die op de wetten van de kansrekening gebaseerd zijn. Deze cursus laat studenten kennismaken met deze technieken, en leert hen vaardigheden in de omgang met statistische software. Het vak bevat drie onderdelen: (1) een reeks hoorcolleges over de stof van het boek: univariate en bivariate beschrijvende statistiek, kansrekening (met name de wet van de grote aantallen en de centrale limietstelling), en het generaliseren van steekproefkenmerken naar populatiekenmerken door berekening van steekproevenverdelingen en hierop gebaseerde betrouwbaarheidsintervallen en overschrijdingskansen voor statistische grootheden. Ook basisvaardigheden wiskunde zijn onderdeel hiervan, zoals het gebruik van het sommatieteken, rekenregels uit de verzamelingenleer, bewerkingen als machten en wortels, en het oplossen van eenvoudige vergelijkingen. Parallel aan deze colleges vindt (2) een reeks computerpractica plaats, waarin studenten leren werken met het softwareprogramma SPSS, en (3) een reeks hoor/responsiecolleges waarin de wekelijkse huiswerkopdrachten worden besproken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
29 | Statistiek 2 | SOBA108A | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus Statistiek 2 gaat over lineaire regressieanalyse, waarmee de samenhang tussen een aantal variabelen wordt onderzocht. Het bouwt voort op de stof in Statistiek 1 (beschrijvende analyses, betrouwbaarheidsintervallen en het toetsen van hypotheses), die nu wordt toegepast binnen regressieanalyses. In de hoorcolleges komen de belangrijkste theoretische aspecten van lineaire regressie aan bod, zoals schatten en voorspellen, (partiële) correlaties, variantieanalyses, mediatie en moderatie, modelaannames en invloedrijke punten. Wekelijks wordt in werkgroepen geoefend met het uitvoeren van statistische analyses (in werkcolleges en computerpractica), waarbij het uitwerken van een vraagstelling in een statistische analyses en het uitvoeren van deze analyses met het computerprogramma SPSS centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
30 | Statistiek 3 | SOBA114 | |||||||||||||||||||||||||||
Statistiek 3 bouwt voort op de stof in Statistiek 2 over regressieanalyse en bereidt voor op de statistiek die nodig is voor de projectvakken en de bachelorthese. In de hoorcolleges komen een aantal belangrijke vormen van lineaire modellen aan bod, zoals modellen voor variantieanalyse en covariantieanalyse. Daarnaast worden de belangrijkste theoretische aspecten van logistische regressie voor categorische uitkomstvariabelen besproken, waarbij aandacht wordt besteed aan interpretatie van uitkomsten, modelselectie en modelaannames. Wekelijks wordt in werkgroepen geoefend met het uitvoeren van statistische analyses in werkcolleges en computerpractica, waarbij het uitwerken van een vraagstelling in een statische analyse en het uitvoeren van deze analyse met het computerprogramma SPSS centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
31 | studiewerkgroepen | SOBA115 | |||||||||||||||||||||||||||
Studiewerkgroepen: In de studiewerkgroepen komen studenten in kleine groepen bijeen om met elkaar en onder begeleiding van een mentor te discussiëren over verschillende aspecten van het studeren en de vakken in Ba 1. Door middel van presentaties en opdrachten zal er inzicht verkregen worden in de inhoud van de studiestof, de eigen studievaardigheden en veranderingen die hierin zijn aan te brengen. In de bijeenkomsten oefenen studenten hun presentatietechnieken en geven zij elkaar feedback op presentaties. Voorbeelden van onderwerpen die aan bod komen zijn: collegeaantekeningen en samenvattingen maken, tentamenvoorbereiding, beroepsoriëntatie en timemanagement. Daarnaast oefenen studenten met de presentatie van het paper dat ze maken bij het vak 'project: Tussen geld en geluk'. De presentatietechnieken van de studenten worden beoordeeld tijdens de eindpresentaties van deze werkstukken. Testdagen: Tijdens de testdagen neemt de student als respondent deel aan wetenschappelijk onderzoek en ervaart hij/zij hoe dit is. Hierdoor krijgt de student ook een beeld van diverse methoden om onderzoek uit te voeren en inzicht in de grote hoeveelheid onderzoek die binnen het Sociologisch Instituut/ICS wordt uitgevoerd. Om het vak af te ronden moet de student deelnemen aan 1 testdag. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
32 | Testdagen en Vaardighedentraject | SOBA318 | |||||||||||||||||||||||||||
Vaardighedentraject: In het vaardighedentraject staan persoonlijke leerdoelen, oriëntatie op de minor/master en kwaliteiten/competenties die van belang zijn voor het werkveld centraal. Twee belangrijke onderdelen in het vaardighedentraject zijn het afnemen van een interview met een alumnus en de deelname aan de Masterclasses Persoonlijk Leiderschap van prof. dr. Gabriël Anthonio. Het vaardighedentraject start aan het begin van het tweede jaar met het opstellen van individuele doelen. Gedurende het tweede en derde jaar worden er op afgesproken tijden reflectieverslagen geschreven over de voortgang van de vooraf opgestelde doelen en vindt er intervisie met één van de vaardighedendocenten plaats. Na een startgesprek waarin de individuele doelen worden besproken, vindt er nog tweemaal een gesprek plaats: een tussentijds gesprek in het tweede jaar en een eindgesprek in het derde jaar. In dit eindgesprek wordt beoordeeld hoe het vaardighedentraject is doorlopen. Testdagen: Tijdens de testdagen neemt de student als respondent deel aan wetenschappelijk onderzoek en ervaart hij/zij hoe dit is. Hierdoor krijgt de student ook een beeld van diverse methoden om onderzoek uit te voeren en inzicht in de grote hoeveelheid onderzoek die binnen het Sociologisch Instituut/ICS wordt uitgevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
33 | Voortgezette Statistiek | SOBA323 | |||||||||||||||||||||||||||
Voortgezette Statistiek herhaalt en bouwt voort op de stof uit de eerstejaarsvakken statistiek, om direct toe te passen in het Bachelorwerkstuk. Een aantal uitbreidingen van het multipele (logistische) regressiemodel worden behandeld. Daarnaast wordt in de colleges en bijbehorende literatuur de relatie tussen statische analyse en modelkeuze enerzijds en beantwoording van een onderzoeksvraag anderzijds besproken, met aandacht voor causaliteit en validiteit. In responsiecolleges en practicumbijeenkomsten worden SPSS-oefeningen en andere opdrachten uitgevoerd en besproken. De cursus wordt afgesloten met een praktische SPSS-opdracht en twee deeltentamens. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
34 | Wetenschapsfilosofie | SOBA304A | |||||||||||||||||||||||||||
Wetenschapsfilosofie is het onderzoek naar de fundamenten, de geldigheid en de reikwijdte van wetenschappelijke kennis. Ziehier een indicatie van de soort van vragen waarover we ons in het college buigen: Waarin verschilt de kennisverwerving in de sociale wetenschappen van die in de natuurwetenschappen en waarin stemmen zij overeen? Welke logische en ontologische problemen zijn verbonden met het redeneren met sociale regelmatigheden, met oorzaken en met mechanismen? Waaruit bestaat ‘het sociale’? Hoeveel irrationaliteit en belangengeladenheid kan de wetenschappelijke onderneming verdragen? Is abstractie nodig en zo ja, hoe verhouden abstracte hypothesen zich dan tot beleidsvoornemens? | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||