Informatie over Ba Pedagogische wetenschappen, AOLB
Hieronder staan het programma en de vakomschrijvingen van Ba Pedagogische wetenschappen, AOLB Klik op de naam van een vak in een schema om naar de omschrijving te gaan.
» Jaar 1 (Ba1 Pedagogische wetenschappen, AOLB) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
hele jaar | verplicht | PABA-H101 | Stage & SLB | Nederlands | 14 | variabel | |
semester I | verplicht | PABA-A108 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
semester I a | verplicht | PABA-H104 | Schrijfvaardigheid op (digi)bord/papier | Nederlands | 1 | variabel | |
verplicht | PABA-H113 | Leren lesgeven & reflecteren 1 | Nederlands | 3 | variabel | ||
verplicht | PABA-H114 | Rekenen 1 | Nederlands | 4 | variabel | ||
semester I b | verplicht | PABA-A109 | Pedagogische taken van het onderwijs | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | PABA-H106 | Levensbeschouwing | Nederlands | 1 | variabel | ||
verplicht | PABA-H112 | Taal 1 | Nederlands | 4 | variabel | ||
semester II a | verplicht | PABA-A110 | Inleiding Onderzoek | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H107 | Leren lesgeven & reflecteren 2 | Nederlands | 2 | variabel | ||
verplicht | PABAP046 | Inleiding in de Onderwijssociologie | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester II b | verplicht | PABA-A113 | Inleiding Onderwijswetenschappen | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H108 | Kunstzinnige Oriëntatie 1 | Nederlands | 2 | variabel | ||
verplicht | PABA-H109 | Wereldoriëntatie 1 | Nederlands | 3 | variabel | ||
keuze | PABA-H110 | Geestelijke Stromingen 1 | Nederlands | 1 | variabel | ||
keuze | PABA-H115 | Godsdienst en levensbeschouwing 1 | Nederlands | 1 | variabel | ||
Opmerkingen | Toelichting vakcodes en EC bij Stage en SLB. | ||||||
» Jaar 2 (Ba2 Pedagogische wetenschappen, AOLB) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
hele jaar | verplicht | PABA-H201 | Stage & SLB | Nederlands | 12 | variabel | |
semester I | verplicht | PABA-A210 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 2 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H203 | Spel en ontwikkeling in groep 1-2 | Nederlands | 2 | variabel | ||
verplicht | PABA-H205 | Bewegingsonderwijs jonge kinderen | Nederlands | 2 | variabel | ||
semester I a | verplicht | PABA-A212 | Methoden en technieken van onderzoek 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H211 | Taal 2 | Nederlands | 3.5 | variabel | ||
semester I b | verplicht | PABA-A213 | Statistische Modellen 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H210 | Rekenen 2 | Nederlands | 2.5 | variabel | ||
semester II | verplicht | PABA-A215 | Gespreks- & interviewpracticum | Nederlands | 5 | variabel | |
semester II a | verplicht | PABA-A214 | Diagnostiek en Interventie in het Onderwijs | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H206 | Wereldoriëntatie 2 | Nederlands | 4 | variabel | ||
semester II b | verplicht | PABA-H207 | Kunstzinnige Oriëntatie 2 | Nederlands | 2 | variabel | |
verplicht | PABA2056 | Testtheorie | Nederlands | 5 | variabel | ||
keuze | PABA-H208 | Geestelijke stromingen 2 | Nederlands | 1 | variabel | ||
keuze | PABA-H212 | Godsdienst en levensbeschouwing 2 | Nederlands | 1 | variabel | ||
Opmerkingen | Toelichting vakcodes en EC bij Stage en SLB. | ||||||
» Jaar 3 (Ba3 Pedagogische wetenschappen, AOLB) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
hele jaar | verplicht | PABA-H301 | Stage & SLB | Nederlands | 13 | variabel | |
semester I a | verplicht | PABA-A307A | Zorg voor leren 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-A307B | Zorg voor leren 2 | Nederlands | 5 | variabel | ||
verplicht | PABA-A307C | Zorg voor leren 3 | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester I b | verplicht | PABA-A308A | Gedrag in de Klas 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-A308B | Gedrag in de Klas 2 | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester II | verplicht | PABA-A312A | Onderwijsontwerp voor taalgerichte WO 1 | Nederlands | 5 | variabel | |
semester II a | verplicht | PABA-A310 | Methoden en technieken van onderzoek 2 | Nederlands | 5 | variabel | |
keuze | PABA-H309 | Geestelijke Stromingen 3 | Nederlands | 1 | variabel | ||
keuze | PABA-H313 | Godsdienst en levensbeschouwing 3 | Nederlands | 1 | variabel | ||
semester II b | verplicht | PABA-A312B | Onderwijsontwerp voor taalgerichte WO 2 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-H306 | Kunstzinnige orientatie 3 | Nederlands | 3 | variabel | ||
verplicht | PABA-H312 | Capita Selecta | Nederlands | 3 | variabel | ||
Opmerkingen | Toelichting vakcodes en EC bij Stage en SLB. | ||||||
» Jaar 4 (Ba4 Pedagogische wetenschappen AOLB ) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
semester I | verplicht | PABA-H401 | Stage & SLB | Nederlands | 30 | variabel | |
semester II | verplicht | PABA-A412 | Bachelorwerkstuk | Nederlands | 10 | variabel | |
semester II a | verplicht | PABA-A405 | Evidence-based interventies in het onderwijs | Nederlands | 5 | 2 | |
verplicht | PABA2058 | Statistische modellen 2 | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester II b | verplicht | PABA-A309 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 3 | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | PABA-A402 | Onderwijs, organisaties en onderwijsverandering | Nederlands | 5 | variabel | ||
Opmerkingen | Toelichting vakcodes en EC bij Stage en SLB. |
1 | Bachelorwerkstuk | PABA-A412 | |||||||||||||||||||||||||||
Aan de hand van het bachelorwerkstuk doet de student ervaring op met de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek. In het algemeen zal het bachelorwerkstuk alle fasen van het doen van onderzoek omvatten: het formuleren van een probleemstelling, het operationaliseren van algemene vragen in specifieke onderzoeksvragen, literatuurstudie, het opzetten van onderzoek, het doen van waarnemingen c.q. het verzamelen van data, data-analyse(s), en het interpreteren van onderzoeksresultaten. De onderzoeksresultaten worden beschreven in een individueel wetenschappelijk verslag. Tevens wordt elk werkstuk (mondeling) gepresenteerd op het bachelorforum. Let op: intekening sluit in 1b. Bij niet tijdig intekenen vervalt recht op onderwerpkeuze. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
2 | Bewegingsonderwijs jonge kinderen | PABA-H205 | |||||||||||||||||||||||||||
Korte beschrijving vakinhoud - De opbouw van de 12 leerlijnen bewegingsonderwijs; - Kenmerken van een klassikale les, een vrije organisatieles en een hoekenles; - Organiseren van en differentiëren en reguleren in een les bewegingsonderwijs; - Hulpverleningstechnieken bij de leerlijn 'over de kop gaan'; - motorische leerprocessen; - De ontwikkelingsfasen van kinderen volgens het neuromotorisch ontwikkelingsmodel van Mesker; | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
3 | Capita Selecta | PABA-H312 | |||||||||||||||||||||||||||
De student verdiept zijn kennis op een van de aangeboden onderwerpen, schrijft op basis van literatuuronderzoek in een tweetal een review artikel, bespreekt de inhoud met de mentor/het team op de stageschool en presenteert het geheel voor medestudenten en docenten. In een inleidend college worden de te kiezen onderwerpen nader toegelicht, waarna de studenten een eerste en tweede keus aangeven. De studenten worden daarna ingedeeld bij een docent/onderwerp, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de eerste en tweede keus. Op basis van de verplichte literatuur per onderwerp formuleren zij in tweetallen een relevante onderzoeksvraag en zoeken daarbij aanvullende literatuur. De inleiding, onderzoeksvraag en literatuurlijst (max 2 A4) worden ter goedkeuring met de begeleidende docent besproken. In week 4 is er een voortgangsgesprek met de begeleidende docent. De inhoud/conclusies worden besproken met de mentor/het team op de stageschool en hiervan wordt een kort verslag gemaakt. Het artikel en de reacties van de mentoren worden aan elkaar en de docenten gepresenteerd in week 7 (5 werkdagen voor de presentatie wordt het concept ingeleverd). Op basis van de presentatie kan het artikel nog aangepast worden en vervolgens wordt het beoordeeld door de begeleidende docent. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
4 | Diagnostiek en Interventie in het Onderwijs | PABA-A214 | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt een introductie gegeven op orthopedagogische diagnostiek en interventie binnen het onderwijs. Hierbij wordt ingegaan op het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, waarbij telkens een koppeling wordt gemaakt met diagnostiek en interventie. De cycli van handelingsgericht werken en handelingsgerichte diagnostiek lopen als een rode draad door het vak. In het vak wordt ten eerste ingegaan op de context van passend en inclusief onderwijs. Er wordt ingegaan belangrijke factoren en competenties om passend en inclusief onderwijs te realiseren. Hierbij wordt in het bijzonder stilgestaan bij het belang van samenwerken. Vervolgens wordt ingegaan op verschillende typen extra ondersteuningsbehoeften van leerlingen a.d.h.v. de verschillende werkgebieden van de orthopedagogiek: Leer- en Onderwijsproblemen (LOP), Opvoeding van personen met beperkingen (OPB) en Jeugdzorg (JZ). Voor elk van de drie gebieden worden een aantal thema’s behandeld tijdens hoorcolleges (bijv. intelligentie, verstandelijke beperking, kindermishandeling). Hierbij wordt de basis van het toepassen van de cyclus van handelingsgerichte diagnostiek geleerd. Daarnaast gaan studenten de stappen van de handelingsgerichte diagnostiek zelf doorlopen tijdens de werkcolleges a.d.h.v. een fictieve casus. Het reflecteren op de eigen attitude m.b.t. passend en inclusief onderwijs komt hierbij ook aan bod. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
5 | Evidence-based interventies in het onderwijs | PABA-A405 | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak komen allerlei aspecten aan de orde die te maken hebben met het verbeteren van de onderwijskwaliteit met behulp van evidence-based interventies. Tijdens dit vak zal de focus liggen op interventies die worden uitgevoerd op klasniveau. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
6 | Gedrag in de Klas 1 | PABA-A308A | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt gekeken naar leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag, op zowel klas- als individueel niveau. Aan de hand van de cyclus van handelingsgericht werken wordt ingegaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Hierbij is tevens aandacht voor de sociale positie van leerlingen in de klas en sociale groepsprocessen (bijv. pesten). Aan de hand van de cyclus van handelingsgerichte diagnostiek wordt vervolgens getracht extra ondersteuningsbehoeften op het gebied van gedrag beter te begrijpen. Hierbij wordt ingegaan op verschillende observatiemethoden en de kwaliteitscriteria voor valide en betrouwbaar observatieonderzoek. Aan de hand van het meervoudig risicomodel wordt ingegaan op verschillende beschermende- en risicofactoren in het ontstaan van moeilijk gedrag bij leerlingen. Tevens worden verschillende typen moeilijk gedrag besproken, waarbij telkens een koppeling wordt gemaakt naar diagnostiek en mogelijkheden voor interventie. In de werkcolleges wordt geoefend met het toepassen van de opgedane kennis en het verwerken hiervan binnen de praktijkopdracht die de studenten uitvoeren voor dit vak (zie ook PABA-A308B). Het gaat hierbij o.a. om het gebruik en analyseren van data uit het leerlingvolgsysteem, het ontwikkelen van een observatie instrument, en het doorlopen van de verschillende stappen van de handelingsgerichte diagnostiek voor één van de leerlingen uit de stageklas. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
7 | Gedrag in de Klas 2 | PABA-A308B | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt gekeken naar leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag, op zowel klas- als individueel niveau. Aan de hand van de cyclus van handelingsgericht werken wordt ingegaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Hierbij is tevens aandacht voor de sociale positie van leerlingen in de klas en sociale groepsprocessen (bijv. pesten). Aan de hand van de cyclus van handelingsgerichte diagnostiek wordt vervolgens getracht extra ondersteuningsbehoeften op het gebied van gedrag beter te begrijpen. Hierbij wordt ingegaan op verschillende observatiemethoden en de kwaliteitscriteria voor valide en betrouwbaar observatieonderzoek. Aan de hand van het meervoudig risicomodel wordt ingegaan op verschillende beschermende- en risicofactoren in het ontstaan van moeilijk gedrag bij leerlingen. Tevens worden verschillende typen moeilijk gedrag besproken, waarbij telkens een koppeling wordt gemaakt naar diagnostiek en mogelijkheden voor interventie. In de werkcolleges wordt geoefend met het toepassen van de opgedane kennis en het verwerken hiervan binnen de praktijkopdracht die de studenten uitvoeren voor dit vak (zie ook PABA-A308B). Het gaat hierbij o.a. om het gebruik en analyseren van data uit het leerlingvolgsysteem, het ontwikkelen van een observatie instrument, en het doorlopen van de verschillende stappen van de handelingsgerichte diagnostiek voor één van de leerlingen uit de stageklas. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
8 | Geestelijke Stromingen 1 | PABA-H110 | |||||||||||||||||||||||||||
In het vak Geestelijke stromingen wordt ingegaan op de wijze waarop in het basisonderwijs aandacht kan worden besteed aan het onderwerp ‘geestelijke stromingen’ in de bovenbouw. In periode 1b hebben alle studenten uit het eerste jaar zich verdiept in de achtergronden van ‘levensbeschouwing’. De onderwijseenheid Geestelijke stromingen borduurt hierop voort. In dit studieonderdeel wordt ingegaan op de inhouden en kenmerkende achtergronden van de stromingen: Jodendom, Christendom en Humanisme in relatie tot de historische, geografische en actuele context. De student verdiept zich in hoofdzaak d.m.v. zelfstudie, werkvormen, college en consulterende bijeenkomsten in de drie stromingen. Dit aanbod heeft als doel de student voor te bereiden op een rol in de pluriforme samenleving van Nederland en de onderwerpen uit de kennisbasis voor Pabostudenten. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
9 | Geestelijke stromingen 2 | PABA-H208 | |||||||||||||||||||||||||||
In jaar 1 hebben de studenten zich verdiept de stromingen: Jodendom, Christendom en het Humanisme Deze stromingen hebben relatief grote invloed gehad op diverse terreinen van de ontwikkeling van Nederland en Europa. De onderwijseenheid Geestelijke stromingen II borduurt hierop voort en gaat in op stromingen die een oorsprong hebben in Azië, maar zeker een invloed hebben op de hedendaagse pluriforme samenleving in Nederland. In dit studieonderdeel wordt ingegaan op de inhouden en kenmerkende achtergronden van de stromingen: Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam in relatie tot de historische, geografische en actuele context. De student verdiept zich in hoofdzaak d.m.v. zelfstudie, wekvormen , college en consulterende bijenkomsten in de drie stromingen. Dit aanbod heeft als doel de student voor te bereiden op een rol in de pluriforme samenleving van Nederland en de onderwerpen uit de kennisbasis voor Pabostudenten. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
10 | Geestelijke Stromingen 3 | PABA-H309 | |||||||||||||||||||||||||||
In het vak Geestelijke stromingen wordt ingegaan op de wijze waarop in het openbare basisonderwijs aandacht kan worden besteed aan het onderwerp ‘geestelijke stromingen’ en ‘diversiteit’. In het eerste en het tweede jaar hebben de studenten de achtergronden van diverse geestelijke stromingen bestudeerd. In het derde deel van dit vak moet de student actueel overheidsbeleid omtrent kerndoel 38 en de criteria van de onderwijsinspectie t.a.v. Geestelijke Stromingen en burgerschap toepassen in een concreet didactisch ontwerp. Dit didactische ontwerp moet worden aangepast op het beleid, de visie en de werkwijze van de school. Op deze manier wordt de student uitgedaagd de inhouden uit ‘de kennisbasis’ te vertalen in concreet beleid. De student wordt hierdoor gestimuleerd om initiatief te tonen en het beleid te onderzoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
11 | Gespreks- & interviewpracticum | PABA-A215 | |||||||||||||||||||||||||||
In het gespreks- en interview practicum komen verschillende vormen van gestuurde interactie aan bod: kringgesprekken, onderwijsleergesprekken en gesprekken met ouders, collega’s en leerlingen. Ook is er in het practicum aandacht voor het voeren van slechtnieuwsgesprekken en voor de toepassing van motiverende gespreksvoering. Daarnaast wordt de vormgeving en afname van interviews ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek behandeld. Het gaat er telkens om dat gesprekstechnieken bewust worden ingezet om informatie te verzamelen en kennis uit te wisselen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
12 | Godsdienst en levensbeschouwing 1 | PABA-H115 | |||||||||||||||||||||||||||
In deze cursus maak je kennis met zinrijke bronverhalen uit diverse levensvisies. Bronverhalen maken het leven inzichtelijk, ze duiden de grote vragen en thema’s van het leven. Het eigen karakter van deze verhalen onderzoeken we vanuit de hermeneutische invalshoek. Zo verkennen we ondermeer bronverhalen uit de Bijbel, TeNaCH en Koran ofwel bronverhalen van diverse religies. Hoe verhouden deze boeken zich tot elkaar? We leggen de relatie naar het vakgebied levensbeschouwing en godsdienst op de basisschool. Wat is de betekenis van bronverhalen voor creatief, dialogisch en kritisch levensbeschouwlijk en godsdienst odnerwijs Hoe krijgen de verhalen betekenis voor voor kinderen (en onszelf) in deze tijd, in onze cultuur? Vanuit de vakdidactiek komen creatieve werkvormen, vertelwijzen en symbooldidactiek aan bod. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
13 | Godsdienst en levensbeschouwing 2 | PABA-H212 | |||||||||||||||||||||||||||
Elementariseren is een vernieuwende inspirerende visie op het vak - vormingsgebied levensbeschouwing en godsdienst. Deze godsdienst – pedagogische visie leidt tot een eigen vakdidactiek. “Hoe geef je een les levensbeschouwing en godsdienst zó vorm, dat kinderen worden geprikkeld en geïnspireerd om zelf hun mening te geven, om zelf verder na te denken, om vragen te stellen, antwoorden te geven waardoor zij zich levensbeschouwelijk ontwikkelen?” Hierbij is filosoferen en theologiseren met kinderen van betekenis voor hun levensbeschouwelijke ontwikkeling. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
14 | Godsdienst en levensbeschouwing 3 | PABA-H313 | |||||||||||||||||||||||||||
Er wordt ingegaan op de betekenis van feesten en rituelen in het leven van de mens en het schoolleven in het bijzonder. Bij rituelen horen vrolijke en verdrietige momenten. Om die reden staan we ook stil bij het omgaan met rouw en verdriet op school. Bij rituelen en feesten is er een ontwikkeling betreffende de inhoud, betekenis- en vormgeving. Wat is waardevol om aan kinderen mee te geven? Vanuit een thema ontwerp, verantwoord en geef je creatief – verbeeldend en responsief-betrokken lessen levensbeschouwing- godsdienst. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
15 | Inleiding in de Onderwijssociologie | PABAP046 | |||||||||||||||||||||||||||
Deze inleiding in de onderwijssociologie laat zien hoe sociologische begrippen en theorieën kunnen worden gebruikt om inzicht te geven in actuele samenlevingsvraagstukken; in het bijzonder onderwijsvraagstukken. Voorbeelden van onderwerpen die besproken worden zijn: sociale ongelijkheid in het onderwijs, sekseverschillen in het onderwijs en schooluitval. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
16 | Inleiding Onderwijswetenschappen | PABA-A113 | |||||||||||||||||||||||||||
Onderwijswetenschappers zijn op vele verschillende terreinen werkzaam. In dit inleidende vak maken studenten kennis met een breed pallet aan onderwijswetenschappelijke theorieën en werkvelden. Daarnaast leren studenten in de practica vaardigheden voor het schrijven van een referaat en passen ze dit toe bij het schrijven van een wetenschappelijk referaat over een onderwijswetenschappelijk onderwerp. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
17 | Inleiding Onderzoek | PABA-A110 | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus Inleiding Onderzoek heeft als doel de studenten kennis te laten maken met het "hoe en waarom" van wetenschappelijk onderzoek en welke aspecten en methoden daarbij komen kijken. Dit zal in vrij algemene termen zijn, en worden opgehangen aan de empirische cyclus. Later in de cursus zal worden uitgelegd hoe statistiek een rol kan spelen bij het evalueren van de onderzoeksuitkomsten. Hierbij zal met name worden ingegaan op beschrijvende statistiek. De statistische methoden worden besproken in de hoorcolleges en toegepast in de computerpractica en wekelijkse opdrachten. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
18 | Kunstzinnige Oriëntatie 1 | PABA-H108 | |||||||||||||||||||||||||||
Beeldend onderwijs ontwikkelt het visueel verbeeldend vermogen door kinderen aan te spreken op hun ervaringen van de werkelijkheid en ze vervolgens te leren die ervaringen te visualiseren. In dit vakgebied leert de student hoe hij het proces van beeldend vormgeven en beschouwen bij kinderen kan bevorderen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
19 | Kunstzinnige Oriëntatie 2 | PABA-H207 | |||||||||||||||||||||||||||
In Kunstzinnige Orientatie 2 komen zowel muziek als drama aan de orde. In de colleges over muziek wordt de basis van het geven van een muziekles behandeld. Eerst komen eigen vaardigheden en kennis aan de orde, daarna vakspecifieke didactische kennis en vaardigheden. In de colleges drama wordt gewerkt met het boek Kijk op Spel van Holger de Nooij. Aan de hand van de verschillende werkvormen uit het boek en de theoretische achtergrond bij het vak wordt bekeken hoe een dramales wordt opgebouwd en hoe je hier invulling aan kunt geven. Het ervaren van je eigen spel en het kijken naar het spel van anderen neemt hierbij een belangrijke plaats in. De achterliggende theorie bij het vak wordt in de les besproken en gekoppeld aan de verschillende leeftijdsgroepen in het primair onderwijs. Wat houdt het vak drama in op de basisschool en over welke vaardigheden moet een docent drama beschikken? De lessen monden uit in een eindopdracht waarin je een leerlijn ontwerpt voor zowel het vak drama als het vak muziek en hiervan ook lessen geeft in de stage. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
20 | Kunstzinnige orientatie 3 | PABA-H306 | |||||||||||||||||||||||||||
Bij Kunstzinnige Oriëntatie 3 maken studenten een keuze voor het vakgebied beeldend onderwijs of Muziek Beeldend onderwijs bouwt voort op de module in het eerste jaar waarin korte workshops (2D, 3D en 4D) rond een onderwerp aangeboden werden en de focus lag op een beeldend proces, beeldaspecten en kindertekeningen. Ook werd een basis gelegd voor de vakspecifieke didactiek. In deze module komen de cultuurtheorie (Cultuur in de Spiegel) en de culturele vaardigheden aan bod met aandacht voor met name waarnemen en verbeelden. Studenten gaan beeldende kunst uit de omgeving beschouwen, onderzoeken en vervolgens ter inspiratie gebruiken om zowel zelf als met kinderen beeldende werkstukken te maken. Verschillende manieren van kunstbeschouwing en de beeldende procesgerichte didactiek staan daarbij centraal. Muziek bouwt voort op de voorgaande module waarin de basis van het muziekles geven centraal stond. Er wordt gewerkt aan eigen kennis en vaardigheden en aan vakspecifieke didactische kennis en vaardigheden. Ook wordt aandacht besteed aan de rol van muziek binnen andere ontwikkelingsdomeinen en komen methoden voor muziekonderwijs aan bod. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
21 | Leren lesgeven & reflecteren 1 | PABA-H113 | |||||||||||||||||||||||||||
Leren lesgeven en reflecteren 1 behandelt de basis van het complexe pedagogisch-didactisch handelen in de klas. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het vormgeven van een les met behulp van het EDI-model. De les wordt gebaseerd op de beschikbare voorkennis van de leerlingen en met een duidelijk doel. Nut en noodzaak van reflecteren wordt behandeld aan de hand van de reflectiecyclus van Korthagen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
22 | Leren lesgeven & reflecteren 2 | PABA-H107 | |||||||||||||||||||||||||||
Deze onderwijseenheid sluit aan op Leren lesgeven & Reflecteren 1. Waar LL&R 1 gericht is op “teacher-centered models of interactive teaching”, gaat het bij LL&R 2 om “student-centered models”, waarbij onder student de leerling van de basisschool wordt verstaan. Leren lesgeven en reflecteren behandelt de basis van het complexe pedagogisch-didactisch handelen in de klas. Het betreft didactische principes op het gebied van lesvoorbereiding, - organisatie en instructie, evaluatie en feedback, gekoppeld aan het pedagogisch handelen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
23 | Levensbeschouwing | PABA-H106 | |||||||||||||||||||||||||||
Levensbeschouwing kan niet los worden gezien van ontwikkelingen in de multi- en interculturele postmoderne samenleving en de levenservaringen van ieder individu. Hierdoor stellen mensen, jong en oud zich fundamentele levensvragen. Dit zien we ook terug in het onderwijs. We verkennen de betekenis van levensbeschouwing in het basisonderwijs. Hoe gaat de leerkracht om met levensvragen van kinderen en hoe voer je een levensbeschouwelijke gesprek naar aanleiding van verhalen. Deze module vormt een basis voor zowel studenten die kiezen voor het openbaar als het bijzonder onderwijs. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
24 | Methoden en technieken van onderzoek 1 | PABA-A212 | |||||||||||||||||||||||||||
In het vak komen aspecten aan bod die belangrijk zijn bij het opzetten en uitvoeren van kwantitatief empirisch onderzoek binnen de sociale wetenschappen. Het vak bestaat uit hoorcolleges, werkcolleges en het uitvoeren van een onderzoeksopdracht. - In de eerste set van hoorcolleges worden de belangrijkste theoretische aspecten van (grootschalig) kwantitatief onderzoek besproken en toegelicht met praktijkvoorbeelden. Aan de orde komen onder andere: conceptueel model, onderzoeksontwerpen, onderzoekspopulatie, vormen van dataverzameling (bestaande data, observeren en interviewen). In de tweede set hoorcolleges zal de nadruk liggen op de opzet van kleinschalig effectonderzoek. Omdat de ideale onderzoeksopzet dan slechts zelden toepasbaar is, krijgen praktische belemmeringen en valkuilen ruime aandacht en zal gezocht worden naar oplossingen die een compromis vormen tussen de methodologische eisen en praktische beperkingen. - Bij de onderzoeksopdracht wordt geoefend met het zelf doen van onderzoek. Op basis van een probleemstelling gaan de studenten in groepen zelf een eenvoudig kwantitatief onderzoek opzetten en uitvoeren en vervolgens hierover op een wetenschappelijke manier rapporteren en reflecteren. In de werkcolleges krijgen de studenten de gelegenheid om te werken aan de onderzoeksopdracht en krijgen hierop feedback van de docenten. Diverse aspecten van het vak Inleiding Onderzoek komen hier terug. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
25 | Methoden en technieken van onderzoek 2 | PABA-A310 | |||||||||||||||||||||||||||
Binnen deze cursus komen verschillende onderzoeksontwerpen aan bod, waaronder: experimenteel onderzoek, correlationeel onderzoek en praktijk(gericht) onderzoek. Naast de inhoudelijke hoorcolleges wordt er in groepsverband een correlationeel onderzoek opgezet en uitgevoerd, waarbij alle stappen van de onderzoekscyclus toegepast worden. Studenten gaan binnen een thema in het(basis)onderwijs o.a. bezig met het formuleren van een probleemstelling, het zoeken en lezen van literatuur, het operationaliseren van de variabelen, dataverzameling, statistische data-analyse (met behulp van SPSS) en rapportage in de vorm van een concept wetenschappelijk artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
26 | Onderwijs, organisaties en onderwijsverandering | PABA-A402 | |||||||||||||||||||||||||||
Organisaties zijn doelgerichte maatschappelijke subsystemen, die zich deels van de buitenwereld afschermen om hun specifieke doelstellingen gerichter en effectiever te kunnen bereiken. Basisscholen vormen zelf organisaties, zijn vaak onderdeel van organisaties en hebben in hun functioneren met andere organisaties te maken. Leerkrachten en andere ‘professionals’ spelen in deze organisaties een belangrijke rol. Van hen wordt als deskundigen niet alleen een bijdrage verwacht aan het bereiken van de externe doelstellingen, maar ook aan de sturing van de interne rationaliteit. De relatieve autonomie die professionals genieten, zorgt voor voldoende ruimte om het werk te kunnen doen, maar kan ook de samenhang van de organisatie als geheel op de proef stellen. In deze cursus bespreken we hoe organisaties functioneren, wat de invloed is van de organisatiestructuur, hoe verandering plaats kan vinden en hoe professionals zich hierbinnen op kunnen stellen. Voor onderwijsprofessionals is het van belang om te doorzien hoe organisaties functioneren, maar ook hoe ze in beweging kunnen komen en zelfs kunnen leren voor en door het invoeren van innovaties. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
27 | Onderwijsontwerp voor taalgerichte WO 1 | PABA-A312A | |||||||||||||||||||||||||||
In deze module ga je aan de hand van modellen voor onderwijsontwerp een serie lessen ontwerpen en uitvoeren. Je ontwerpt het onderwijs systematisch gebaseerd op aangereikte ontwerptheorie en evalueert ten slotte de uitvoering van het onderwijs vanuit vooraf geformuleerde ontwerpprincipes. In het onderwijsontwerp verbind je meertaligheid en wereldoriëntatie aan elkaar. Deze integratie kan vorm krijgen wat betreft de inhoud, vaardigheden en didactische werkvormen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
28 | Onderwijsontwerp voor taalgerichte WO 2 | PABA-A312B | |||||||||||||||||||||||||||
In deze module ga je aan de hand van modellen voor onderwijsontwerp een serie lessen ontwerpen en uitvoeren. Je ontwerpt het onderwijs systematisch gebaseerd op aangereikte ontwerptheorie en evalueert ten slotte de uitvoering van het onderwijs vanuit vooraf geformuleerde ontwerpprincipes. In het onderwijsontwerp verbind je meertaligheid en wereldoriëntatie aan elkaar. Deze integratie kan vorm krijgen wat betreft de inhoud, vaardigheden en didactische werkvormen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
29 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 1 | PABA-A108 | |||||||||||||||||||||||||||
Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 1 behandelt de ontwikkeling vanaf de geboorte tot de adolescentie. Het betreft de fysieke (lichamelijke, zintuiglijke, motorische) en cognitieve (taal en intellectuele) ontwikkeling. Ook komt aan de orde hoe deze ontwikkeling door middel van onderwijs is te beïnvloeden. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
30 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 2 | PABA-A210 | |||||||||||||||||||||||||||
Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 2 bestaat uit een globaal overzicht van de ontwikkeling vanaf de geboorte tot de adolescentie vooral vanuit sociaal-emotioneel oogpunt. Er is specifieke aandacht voor 1) relevante ontwikkelingsstadia van het schoolkind en vroege adolescent, vooral de sociaal-emotionele ontwikkeling. 2) de mechanismen die deze sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden, evenals de invloed van maatschappij, school, ouders en leeftijdgenoten. 3) het beïnvloeden van deze ontwikkeling door het onderwijs door middel van instructie en toetsing. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
31 | Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 3 | PABA-A309 | |||||||||||||||||||||||||||
Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie 3 (OOP3) bouwt voort op de kennis die is opgedaan in OOP1 en OOP2. In OOP1 en OOP2. In OOP3 wordt op meer gevorderd niveau aandacht besteed aan de cognitieve ontwikkeling van kinderen, in het bijzonder voor schoolvakken, zoals lezen en rekenen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de ontwikkeling en het functioneren van de hersenen, de individuele verschillen daarin en de gevolgen daarvan voor leren. Er wordt met name ingegaan op wat deze kennis betekent voor het onderwijs op school en hoe dit gevolgen heeft voor het verbeteren van het onderwijs en de instructie in de klas. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
32 | Pedagogische taken van het onderwijs | PABA-A109 | |||||||||||||||||||||||||||
Processen en prakijken van ontwikkeling, leren, opvoeding en onderwijs laten zich beter begrijpen, onderzoeken en bespreken wanneer we vertrouwd zijn met basale concepten en theorieën. In deze cursus raken we vertrouwd met concepten en theorieën door enkele actuele discussies over opvoeding en onderwijs te verkennen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
33 | Rekenen 1 | PABA-H114 | |||||||||||||||||||||||||||
Om zich een snel beeld te kunnen vormen van het vak rekenen in het primair onderwijs geeft Rekenen 1 een globaal overzicht van: - de doelen van het vak rekenen in de basisschool, - modellen uit het ERWD-protocol, - de domeinen en leerinhouden van het vak rekenen, - de achterliggende visies op de hedendaagse rekendidactiek - de rekenmethoden die op dit moment het meest gangbaar zijn. Speciale aandacht wordt er gegeven aan rekenonderdelen van groep 4 t/m 8: - Didactische aandachtspunten en de leerlijn van het rekenen tot 100 en 1000 (hele getallen) - Didactische aandachtspunten en de leerlijn van de tafels van vermenigvuldigen en delen - Didactische aandachtspunten en de leerlijn van het hoofdrekenen in groep 5-8 - Didactische aandachtspunten en de leerlijn van het cijferen (kolomsgewijs en cijferend) in groep 6-8 - Didactische aandachtspunten en de leerlijnen van breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen in groep 6, 7 en 8. Tijdens de colleges zal ook aandacht worden besteed aan de ‘kennisbasis rekenen/wiskunde voor de pabo’ die eind AOLB 2 zal worden getoetst. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
34 | Rekenen 2 | PABA-H210 | |||||||||||||||||||||||||||
In deze module behandelen we het rekenen met hele getallen (rekenen tot 100) in de groepen 1 t/m 4. Daarnaast onderzoeken we de leerlijn meten, de leerlijn meetkunde en de leerlijn verbanden voor de hele basisschool. Tijdens de colleges zal ook aandacht worden besteed aan de ‘kennisbasis rekenen/wiskunde voor de pabo’. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
35 | Schrijfvaardigheid op (digi)bord/papier | PABA-H104 | |||||||||||||||||||||||||||
Voor het vak Schrijfvaardigheid op (digi)bord/papier zijn doelen van schrijven op papier en werken op een digibord geïntegreerd. Bij dit vak is het de bedoeling dat je een multimediale, interactieve en zo mogelijk gedifferentieerde digitale schrijfles ontwerpt m.b.v. digibord, digibordsoftware en devices op basis van de ontwerpeisen. Het onderdeel Schrijfvaardigheid wordt verzorgd door een vakdocent schrijven, het onderdeel Digibord en didactiek door een vakdocent ICT. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
36 | Spel en ontwikkeling in groep 1-2 | PABA-H203 | |||||||||||||||||||||||||||
Spel en ontwikkeling geeft een oriëntatie op de rol van spel en spelen in de ontwikkeling van jonge kinderen. Het vak bouwt voort op Leren Lesgeven en Reflecteren 1 en 2, waarin respectievelijk het lesgeven in de midden- en bovenbouw centraal stond. Er is specifieke aandacht voor de didactiek en pedagogiek ten behoeve van het jonge kind. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
37 | Stage & SLB | PABA-H401 | |||||||||||||||||||||||||||
Stage en stage- en studieloopbaanbegeleiding (SSLB) spelen in de opleiding een essentiële rol. In de stage ontwikkelt de student relevante beroepsvaardigheden. In SSLB-bijeenkomsten en gesprekken ondersteunt de SSLB-er de studenten bij het vinden van samenhang in de verschillende onderdelen van de studie. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
38 | Stage & SLB | PABA-H301 | |||||||||||||||||||||||||||
Stage en stage- en studieloopbaanbegeleiding (SSLB) spelen in de opleiding een essentiële rol. In de stage ontwikkelt de student relevante beroepsvaardigheden. In SSLB-bijeenkomsten en gesprekken ondersteunt de SSLB-er de studenten bij het vinden van samenhang in de verschillende onderdelen van de studie. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
39 | Stage & SLB | PABA-H201 | |||||||||||||||||||||||||||
Stage en stage- en studieloopbaanbegeleiding (SSLB) spelen in de opleiding een essentiële rol. In de stage ontwikkelt de student relevante beroepsvaardigheden. In SSLB-bijeenkomsten en gesprekken ondersteunt de SSLB-er de studenten bij het vinden van samenhang in de verschillende onderdelen van de studie. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
40 | Stage & SLB | PABA-H101 | |||||||||||||||||||||||||||
Stage en stage- en studieloopbaanbegeleiding (SSLB) spelen in de opleiding een essentiële rol. De SSLB in jaar 1 bestaat uit twee typen bijeenkomsten: stagebegeleiding (9 bijeenkomsten, begeleid door een SSLB-er van de Hanze of NHLStenden); studieloopbegeleiding (ongeveer 5 bijeenkomsten, begeleid door een mentor van de RUG). In de stage ontwikkelt de student relevante beroepsvaardigheden. In de stagebegeleidingsbijeenkomsten en gesprekken ondersteunt de SSLB-er de studenten bij het vinden van samenhang in de verschillende onderdelen van de studie. In het deel studieloopbaanbegeleiding van de SSLB worden studenten tijdens de bijeenkomsten door een mentor ondersteund in het doorlopen van het studieprogramma van de propedeuse. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
41 | Statistische Modellen 1 | PABA-A213 | |||||||||||||||||||||||||||
Statistische modellen 1 volgt na Inleiding Onderzoek en behandelt een aantal onderwerpen uit de inferentiële statistiek. De volgende onderwerpen komen aan de orde: kansverdelingen, steekproefverdelingen, schatten (betrouwbaarheidsintervallen), SPSS en significantietoetsen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
42 | Statistische modellen 2 | PABA2058 | |||||||||||||||||||||||||||
In de colleges worden gangbare statistische modellen & technieken behandeld, die voor het lezen van sociaal wetenschappelijke onderzoeksliteratuur en voor het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek van belang zijn. Daarnaast zijn er verplichte computerpractica waarin de behandelde methoden worden toegepast. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van het statistisch computerprogramma SPSS. In de werkcolleges kan extra worden geoefend. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
43 | Taal 1 | PABA-H112 | |||||||||||||||||||||||||||
De student kan - de volgende domeinen van het vakgebied Taal in de basisschool beschrijven: Mondelinge Taalvaardigheid; Stellen; Jeugdliteratuur en Taalbeschouwing. - de kern van de verschillende te bestuderen (wetenschappelijke) artikelen vertellen in eigen woorden. - de verschillende theorieën van taalverwerving en de verschillende fasen daarbinnen, benoemen. - de interactieve visie op taal (betekenisvol, sociaal leren en strategisch leren) beschrijven. - de leerkrachtvaardigheden t.a.v. taalaanbod, taalruimte en feedback toepassen in een te geven les. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
44 | Taal 2 | PABA-H211 | |||||||||||||||||||||||||||
Taal 2 behandelt: - Domeinen van het vakgebied Taal in de basisschool: beginnende geletterdheid, woordenschat, technisch en begrijpend lezen, spelling, jeugdliteratuur. - Het taalonderwijs en de rol van taal in andere vormingsgebieden in de onderbouw van de basisschool. Het stimuleren van de mondelinge taalontwikkeling, woordenschat alsmede de geletterdheidsontwikkeling staan daarbij centraal. - Jeugdliteratuur: de student leest 10 jeugdliteraire werken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
45 | Testtheorie | PABA2056 | |||||||||||||||||||||||||||
Het vak behandelt de definitie van een test en bespreekt hoe een testresultaat opgevat kan worden. Centrale begrippen die behandeld worden zijn: testkenmerken, bouwstenen van tests en vragenlijsten, normering, betrouwbaarheid, dimensionaliteit en validiteit. Om de kwaliteit van een test te beoordelen wordt veel aandacht besteed aan de klassieke testtheorie en wordt stilgestaan bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de test. Allerlei aspecten van betrouwbaarheid komen aan de orde. Verder wordt het bepalen van de validiteit van de test besproken. In dit kader wordt ook de dimensionaliteit van tests en vragenlijsten behandeld. Naast de klassieke testtheorie wordt ook de item respons theorie aan de orde gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
46 | Wereldoriëntatie 1 | PABA-H109 | |||||||||||||||||||||||||||
Bij Wereldoriëntatie is sprake van een leergebied, waarbij de leerlingen van de basisschool zich oriënteren op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van diverse media en van cultureel erfgoed. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
47 | Wereldoriëntatie 2 | PABA-H206 | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus start met colleges waarbinnen een overzicht van leerlijnen en aandachtspunten bij het geven van wereldoriënterende vakken in de onderbouw wordt gegeven. Daarna zal het collegeaanbod zich ook richten op de midden- en bovenbouw.Het gaat daarbij steeds om kinderen (en studenten) in hun eigen wereld in relatie tot de “grote wereld” om hen heen.Burgerschap, actualiteiten en aandacht voor diversiteit speelt hierbij een rol. Er wordt in de colleges als een soort rode draad aandacht besteed deze thema's op micro-, meso- en macroniveau,waarbij met name de eerste twee belicht zullen worden : 1. het niveau van de interne relaties binnen school, gericht op het deel uitmaken door de leerlingen van de microgemeenschap die de school is ('schoolburgerschap'). 2. het mesoniveau van de plaatselijke gemeenschap, waarbij het gaat om de leerling als toekomstig participant in de maatschappij, als (toekomstig) burger in zijn relatie tot medeburgers (maatschappelijk burgerschap). Kenmerkend voor de cursus is bovenal de aandacht voor de mentale vorming en bewustwording van studenten én leerlingen. In een aantal vervolgcolleges staan “Educaties” centraal. Hierbij worden studenten geconfronteerd met (deels internationale) vraagstukken, die echter ook op microniveau in de klas en in de les een basis hebben. Zo is er aandacht voor gezondheidseducatie en een aantal specifieke gezondheidsproblemen bij kinderen. Ook seksualiteitseducatie heeft daarin een belangrijke plaats. Op mesoniveau is er aandacht voor het 'Gezonde School'concept. Bij natuur- en duurzaamheidseducatie (NDE) gaat het om de leefwereld van de kinderen nu en in de toekomst. Speciale aandacht is er voor de klimaat- en afvalproblematiek, duurzame ontwikkeling en de “groene” school. Bij vredeseducatie en ontwikkelingseducatie gaat het om de vertaling van begrippen als “oorlog en vrede” en “arm en rijk”. Naast educatieve inhoud is er binnen het moduul ruimte voor aanverwante sociaal geografische onderwerpen zoals demografische ontwikkelingen in Nederland en de wereld en voor beleid en bestuur, met een focus op de Europese Unie. Voor een beter begrip van de ontwikkelings- en vredeseducatie wordt ook teruggekeken naar bepaalde episoden uit de vaderlandse geschiedenis, zoals het koloniale verleden (”gewin en geweten”). Bij Erfgoededucatie maken de studenten kennis met authentiek materiaal of situaties die verwijzen naar sporen in het heden uit het verleden. Dit draagt bij aan een groeiend historisch besef en tot een leren waarderen van wat waardevol is. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
48 | Zorg voor leren 1 | PABA-A307A | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt gekeken naar verschillen in leren binnen de groep en individuele leerproblemen. In jaar 1 en 2 hebben studenten kennis gemaakt met de 'normale' ontwikkeling in Taal en Rekenen en met een aantal algemene uitgangspunten van diagnostiek en interventie. In deze module wordt ingezoomd op de kinderen die zich anders ontwikkelen op het gebied van leren. In de cursus wordt uitgegaan van de cyclus van handelingsgericht werken. De student past verschillende elementen van die cyclus toe in de stageschool waar zij een extra dag heen gaan naast de reguliere stagedagen. Aan de module werken verschillende docenten van de Pabo's en de RUG mee om de Zorg voor leren vanuit alle perspectieven te belichten. In periode 1b volgt de module 'Gedrag in de klas' waarin problemen met het gedrag van kinderen centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
49 | Zorg voor leren 2 | PABA-A307B | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt gekeken naar verschillen in leren binnen de groep en individuele leerproblemen. In jaar 1 en 2 hebben studenten kennis gemaakt met de 'normale' ontwikkeling in Taal en Rekenen en met een aantal algemene uitgangspunten van diagnostiek en interventie. In deze module wordt ingezoomd op de kinderen die zich anders ontwikkelen op het gebied van leren. In de cursus wordt uitgegaan van de cyclus van handelingsgericht werken. De student past verschillende elementen van die cyclus toe in de stageschool waar zij een extra dag heen gaan naast de reguliere stagedagen. Aan de module werken verschillende docenten van de Pabo's en de RUG mee om de Zorg voor leren vanuit alle perspectieven te belichten. In periode 1b volgt de module 'Gedrag in de klas' waarin problemen met het gedrag van kinderen centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
50 | Zorg voor leren 3 | PABA-A307C | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt gekeken naar verschillen in leren binnen de groep en individuele leerproblemen. In jaar 1 en 2 hebben studenten kennis gemaakt met de 'normale' ontwikkeling in Taal en Rekenen en met een aantal algemene uitgangspunten van diagnostiek en interventie. In deze module wordt ingezoomd op de kinderen die zich anders ontwikkelen op het gebied van leren. In de cursus wordt uitgegaan van de cyclus van handelingsgericht werken. De student past verschillende elementen van die cyclus toe in de stageschool waar zij een extra dag heen gaan naast de reguliere stagedagen. Aan de module werken verschillende docenten van de Pabo's en de RUG mee om de Zorg voor leren vanuit alle perspectieven te belichten. In periode 1b volgt de module 'Gedrag in de klas' waarin problemen met het gedrag van kinderen centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||