Hieronder staan het programma en de vakomschrijvingen van Ba sociologie Klik op de naam van een vak in een schema om naar de omschrijving te gaan.
» Jaar 1 (Ba1 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
hele jaar | verplicht | SOBA115 | studiewerkgroepen | Nederlands | 1 | variabel | |
semester I | verplicht | SOBA103A | project: Tussen geld en geluk | Nederlands | 5 | variabel | |
verplicht | SOBA105C | Statistiek 1 | Nederlands | 5 | 6 | ||
semester I a | verplicht | SOBA101A | inleiding in de sociologie | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA107A | primaire orde | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester I b | verplicht | SOBA102A | Markt | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA104B | Klassieke Sociologische Teksten | Nederlands | 5 | 3 | ||
semester II a | verplicht | SOBA106A | Methodologie en dataverzameling | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA108A | Statistiek 2 | Nederlands | 5 | 8 | ||
verplicht | SOBA112B | Overheid | Nederlands | 4 | 3 | ||
semester II b | verplicht | SOBA111A | Organisaties | Engels en Nederlands | 5 | 2 | |
verplicht | SOBA114 | Statistiek 3 | Nederlands | 5 | variabel | ||
verplicht | SOBA217 | Beleid en onderzoek | Nederlands | 5 | variabel | ||
» Jaar 2 (Ba2 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
semester I | verplicht | SOBA223 | Project Europese Waarden | Nederlands | 8 | variabel | |
semester I a | verplicht | SOBA202B | Application of Theories | Engels | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA904 | Social and institutional change | Engels | 5 | variabel | ||
semester I b | verplicht | SOBA201 | Sociale welvaart | Nederlands | 5 | 4 | |
verplicht | SOBA204A | Organisation and Society | Engels | 5 | 4 | ||
verplicht | SOBA220 | Professionele vaardigheden | Nederlands | 2 | 2 | ||
semester II | keuze | SOBA213A | Project: Onderwijs | Nederlands | 10 | variabel | |
keuze | SOBA214A | Project: medische sociologie | Nederlands | 10 | variabel | ||
keuze | SOBA308A | Project: arbeid | Nederlands | 10 | variabel | ||
keuze | SOBA309A | Project: criminaliteit en veiligheid | Nederlands | 10 | variabel | ||
semester II a | verplicht | SOBA222 | Kwalitatieve onderzoeksmethoden | Nederlands | 5 | 4 | |
keuze | SOBA207A | Onderwijssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA208A | Medische sociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA301A | Arbeidssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA302A | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester II b | verplicht | SOBA221 | Social networks | Engels | 5 | 6 | |
verplicht | SOBA304A | Wetenschapsfilosofie | Nederlands | 5 | 16 | ||
» Jaar 3 (Ba3 sociologie) | |||||||
Periode | Type | Code | Naam | Taal | ECTS | Uren | |
hele jaar | verplicht | SOBA312B | Cyclus maatschappijtheorieen | Nederlands | 4 | variabel | |
verplicht | SOBA318 | Testdagen en Vaardighedentraject | Nederlands | 1 | variabel | ||
semester II | verplicht | SOBA313A | Bachelorwerkstuk | Nederlands | 10 | variabel | |
verplicht | SOBA323 | Voortgezette Statistiek | Nederlands | 5 | variabel | ||
semester II a | keuze | SOBA207A | Onderwijssociologie | Nederlands | 5 | 4 | |
keuze | SOBA208A | Medische sociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA301A | Arbeidssociologie | Nederlands | 5 | 4 | ||
keuze | SOBA302A | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | Nederlands | 5 | 4 | ||
semester II b | verplicht | SOBA304A | Wetenschapsfilosofie | Nederlands | 5 | 16 |
1 | Application of Theories | SOBA202B | |||||||||||||||||||||||||||
Scientists develop explanations and/or predictions of specific phenomena based on general theories about the behavior of individuals and social systems. These general theories need to be applied to the specific research problem. In this course, students learn how this is done in a scientifically correct way. Based on many examples from the social-scientific literature, we discuss how theories should be formulated and how they are applied in a logically correct way to generate testable predictions and analyze policies. The application of theories will be taught in lectures and practices in tutorials, related to weekly assignments (a lecture and a practical each week). | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
2 | Arbeidssociologie | SOBA301A | |||||||||||||||||||||||||||
De arbeidsmarkt is een van de belangrijkste coördinatiemechanismen in onze samen-leving. Via haar worden arbeidskrachten over de verschillende banen en bedrijven verdeeld en verwerven individuen het grootste deel van hun inkomen en sociale status. De arbeidsmarkt kent veel interne problemen en staat onder sterke invloed van externe krachten (overheid, sociale zekerheid, vakbonden). Bovendien is er een gecompliceerde afstemmingsrelatie met de activiteiten in de huishoudsector. Specifieke onderwerpen die aan de orde komen zijn: de formele en informele economie; de prijsvorming van arbeid; arbeidsparticipatie; werkloosheid; inkomensverdeling; arbeidsbemiddeling en sociale zekerheid; vakbonden en het stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen. Het resultaat van dit alles kan worden beoordeeld aan de hand van het theoretische criterium van ‘evenwichtigheid’. Dit criterium, dat steeds naar concrete omstandigheden moet worden vertaald, vormt het referentiepunt voor veel wetenschappelijke en beleidsmatige discussies. Ons arbeidsbestel functioneert ‘evenwichtig’ wanneer het stimuleert tot een zo groot mogelijke economische en sociale welvaart, die in overeenstemming is met de voorkeuren van de bevolking. De betaalde arbeidsmarkt is evenwichtig wanneer zich (a) geen omvangrijke werkloosheid of personeelstekorten voordoen, (b) geen hardnekkige discrepanties optreden tussen aangeboden en gevraagde soorten arbeid en (c) de resulterende inkomensverdeling kan worden opgevat als een uitdrukking van ‘compenserende ongelijkheid’. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
3 | Bachelorwerkstuk | SOBA313A | |||||||||||||||||||||||||||
Het Bachelorwerkstuk vormt het sluitstuk van de Bacheloropleiding. Hierin laat je zien dat je in staat bent om een sociologisch onderzoek uit te voeren en hierover te rapporteren. Begeleiders bieden onderwerpen aan die zoveel mogelijk gerelateerd zijn aan hun eigen onderzoek. Onder zijn of haar hoede werk je het gekozen onderwerp uit tot een concrete probleemstelling met toetsbare hypothesen. Deze ga je toetsen op basis van een bestaande dataset. De resultaten rapporteer je in de vorm van een kwantitatief wetenschappelijk artikel. Tijdens het traject lever je een aantal tussenproducten in die worden besproken in kleine groepsbijeenkomsten. We beginnen met een introductiecollege en twee verplichte bibliotheekinstructies. Instructies voor de deelopdrachten worden via Nestor beschikbaar gesteld. NB: Het is mogelijk om een eigen probleemstelling te formuleren. Deze moet echter aan een aantal voorwaarden voldoen. Bovendien moet er expertise voorhanden zijn onder de begeleiders. Als je geinteresseerd bent in deze mogelijkheid, neem dan in een vroeg stadium contact op met de coordinator, UITERLIJK 1 november. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
4 | Beleid en onderzoek | SOBA217 | |||||||||||||||||||||||||||
Veel sociologen komen terecht in functies waarin zij te maken krijgen met beleidsonderzoek. Bijvoorbeeld als gebruiker, uitvoerder of opdrachtgever. Het doel van deze cursus is gevoel te ontwikkelen voor de context waarin beleidsonderzoek wordt uitgevoerd en al dan niet doorwerkt in beleid. We gaan in op verschillende vormen van beleidsonderzoek, de rollen van waaruit beleidsonderzoek wordt uitgevoerd, de toegevoegde waarde die beleidsonderzoek wel of niet heeft voor beleid en de bestuurlijke context (en daarbinnen aanwezige mechanismen) waarbinnen strategische keuzes worden gemaakt die al dan niet in lijn zijn met kennis uit onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
5 | Cyclus maatschappijtheorieen | SOBA312B | |||||||||||||||||||||||||||
In de cyclus Maatschappijtheorieen wordt een overzicht gegeven van door sociologen geschreven ‘spraakmakende boeken’, waarin relevante maatschappijconcepten en – theorieën worden gepresenteerd. Het doel is studenten te enthousiasmeren en het intellectuele debat te stimuleren naar aanleiding van deze boeken en concepten. In de colleges worden elk jaar acht van deze boeken gepresenteerd door enthousiaste sprekers. Derdejaars studenten zijn verplicht en actief aanwezig bij deze presentaties. Ze moeten van tevoren een opdracht maken over het boek in kwestie. De eindtoets van de cyclus bestaat uit het schrijven van een recensie van een van de gepresenteerde boeken of van een ander boek naar keuze (in overleg met de docent). | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
6 | inleiding in de sociologie | SOBA101A | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus is een introductie in het vakgebied van de sociologie en tot de studierichting Sociologie van de RUG in het bijzonder. Aan de hand van maatschappelijke problemen krijgen studenten inzicht in de werkwijze van sociologen. Daarbij staat een “macro-micro-macro” benadering centraal. Het onderzoeken van vraagstukken op maatschappelijk niveau wordt gerelateerd aan individueel gedrag ingebed in een sociale context. Hierin wordt aandacht besteed aan hoe verschillende sociale ordes (primaire relaties, markt, organisaties en overheid) al dan niet goed functioneren bij het tot stand brengen van sociale welvaart. Daarbij wordt ook de relatie met diverse onderzoeksprogramma’s behorende bij de opleiding belicht. De stof wordt gepresenteerd in hoorcolleges, in combinatie met bewerking van opdrachten. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
7 | Klassieke Sociologische Teksten | SOBA104B | |||||||||||||||||||||||||||
In de cursus worden klassieke teksten uit de sociologie gelezen. Deze teksten worden gelezen aan de hand van opdrachten, die vervolgens in een hoorcollege worden besproken. In de cursus worden teksten besproken van de grondleggers (Marx, Weber, Durkheim) en uit een aantal belangrijke stromingen uit de sociologie (functionalisme, symbolisch interactionisme, historische sociologie). Voor de opdrachten leest de student behalve de klassieke tekst ook teksten over de achtergrond van de auteur of stroming, en reflecteert hij over de betekenis van de teksten voor de analyse van actuele maatschappelijke problemen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
8 | Kwalitatieve onderzoeksmethoden | SOBA222 | |||||||||||||||||||||||||||
Na afloop van de cursus kunnen succesvolle studenten: 1. kenmerkende verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek uiteenzetten en vervolgens beredeneren in welke omstandigheden een kwalitatieve onderzoeksstrategie een geschikte aanpak is; 2. de rol van theorie en ethische aspecten in kwalitatief onderzoek beschrijven en toepassen in eigen onderzoek; 3. uiteenzetten op basis van welke gronden participanten voor kwalitatief onderzoek kunnen worden geselecteerd; 4. de kenmerken, voor-en nadelen en praktische consequenties ten aanzien van van kwalitatieve dataverzamelingsmethoden (met name semigestrucureerde interviews) beschrijven; 5. een interviewschema op basis van theorie opstellen en correct toepassen; en een codeerschema voor kwalitatieve data op basis van theorie opstellen en toepassen met behulp van het software programma Atlas.ti, inclusief het vaststellen van de intercodeerbetrouwbaarheid; 6. correct en helder verslag doen van een klein zelf opgezet en uitgevoerd kwalitatief onderzoek waarin een Thematische Analyse wordt uitgevoerd; 7. kwaliteitscriteria ter beoordeling van kwalitatief onderzoek uiteenzetten en deze criteria bediscussiëren ten aanzien van eigen onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
9 | Markt | SOBA102A | |||||||||||||||||||||||||||
De markt is een voor sociologen belangrijke sociale orde. Naast de primaire sociale orde, de overheid en organisaties, is het een belangrijk mechanisme van welvaartsvoortbrenging en –verdeling. Doel van dit vak is de fundamentele principes van marktwerking voor sociologiestudenten inzichtelijk te maken, zodat zij als sociologen over de markt kunnen nadenken. Er zal aandacht worden besteed aan consumenten- en producentengedrag, volledige mededinging en andere marktvormen, alsmede aan collectieve goederen, marktfalen en overheidsingrijpen. Voorts zal in de colleges explicitiet aandacht worden besteed aan microfundamenten als preferenties, nut en rationaliteit. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
10 | Medische sociologie | SOBA208A | |||||||||||||||||||||||||||
De gezondheidszorg is vaak in het nieuws. Vele kwesties staan voortdurend ter discussie zoals de organisatie en financiering van de gezondheidszorg en verschillende medisch-ethische vraagstukken. De collegeserie Medische Sociologie heeft als doelstelling studenten kennis te laten maken met belangrijke onderwerpen en discussies binnen het interessante terrein van de gezondheidszorg. Per week wordt een actueel thema in de gezondheidszorg toegelicht door de docent of een gastdocent. Vervolgens wordt in het daaropvolgend college de collegestof aangevuld met literatuur en/of bediscussieerd vanuit een sociologische invalshoek. In deze colleges komen ook de belangrijkste medisch-sociologische theorieën en concepten aan de orde. Voorbeelden van thema’s zijn: structuur en financiering van de gezondheidszorg, zorggebruik, vermaatschappelijking van zorg, ziektegedrag (illness behaviour) en ziekterol (sick role), sociaal economische gezondheidsverschillen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
11 | Methodologie en dataverzameling | SOBA106A | |||||||||||||||||||||||||||
Het college Methodologie en Dataverzameling biedt een overzicht van de fasen van de empirische cyclus (Probleem, Theorie, Onderzoek). Er wordt daarom ingegaan op het formuleren van een probleemstelling, het gebruik van sociaal-wetenschappelijke theorieën en het uitvoeren van onderzoek. Bij deze kennismaking met de empirische cyclus wordt naast het formuleren van een probleemstelling uitgebreid ingegaan op het zoeken van informatie en het benodigde onderzoeksontwerp (survey, experiment, semi-gestructureerd interview). Een belangrijke bouwsteen is ook het conceptuele model (onderzoekseenheden, variabelen, relaties). Verder worden de voor- en nadelen van verschillende dataverzamelingsmethoden (vragenlijst, interview, observatie, secundaire data-analyse) besproken. Tevens wordt er aandacht besteed aan onder meer ethiek, steekproeven, operationaliseren, betrouwbaarheid en validiteit en causale inferentie (schijnsamenhang, mediatie en moderatie). Al deze onderdelen worden toegelicht aan de hand van voorbeelden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
12 | Onderwijssociologie | SOBA207A | |||||||||||||||||||||||||||
Bij de cursus Onderwijssociologie wordt vanuit een sociologische invalshoek een overzicht gegeven van de relatie tussen onderwijs en maatschappij. Daarbij gaat de cursus in op de actuele ontwikkelingen en vraagstukken op het terrein van onderwijs, tegen de achtergrond van het samenspel van de vier ordes: markten, overheden, organisaties en de primaire orde. Het onderwijs is in Nederland een nog steeds vrijwel geheel door de overheid gefinancierde voorziening, die wordt aangeboden via een omvangrijk stelsel van (overheids-)organisaties. Specifiek Nederlands is verder de institutionele context van het onderwijs, die nog altijd wordt gekenmerkt door een verzuilde structuur met elementen van marktwerking. Dit brengt voor de onderwijsorganisaties opgaven met zich mee, en roept vragen op rond situaties van overheidsfalen en marktfalen. Uitgebreid wordt ook ingegaan op verklaringen voor specifieke, actuele onderwijsvraagstukken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
13 | Organisaties | SOBA111A | |||||||||||||||||||||||||||
Everyone has to deal with organizations. If you work, study, run errands, or do an internship: organizations are part of everyday life. Organizations influence society in many ways, providing context that forms individual action and impacting their environment through their behavior. They are, therefore, essential for the sociological understanding of societies. This course provides an introduction to organizational theory from a sociological perspective. The course focuses on defining and describing organizations' critical characteristics and contrasting different theoretical perspectives on organizations. We base our inquiry on classical organizational sociological insights and knowledge and focus on two core tensions in organizations: how to achieve human cooperation. With the theoretical tools learned in this course, you will be able to study organizations, explain their behavior and tensions that may arise in and around them. Organizations are complex entities. Different theoretical perspectives exist that approach organizations from different angles. In the lectures, we contrast rational and natural and closed and open system perspectives. We discuss the critical organizational characteristics these perspectives emphasize and analyze how and which organizational phenomena they set out to explain. We will discuss several classic organizational sociological theories within these perspectives. The central question is always how these theories help us to understand and explain organizational phenomena. In this way, you develop a 'toolbox' of explanations of organizational phenomena based on different perspectives on organizations, which you can utilize to analyze organizations and their problems. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
14 | Organisation and Society | SOBA204A | |||||||||||||||||||||||||||
Students learn how to incorporate corporate actors (organizations) into explanations of social phenomena as sites and drivers of social change during the course. The course will provide an analytical toolkit of organizational theories and mechanisms which enables students to link organizational processes to societal outcomes. After completion of the course, students can (1) describe how organizations, as sites and as drivers of social change, influence societal outcomes -focusing on inequality, persistence, change, and embeddedness- in modern societies (Lectures 1-5); (2) outline critical mechanisms and their related organizational theories which connect corporate actors to societal outcomes (Lectures 1-5); (3) explain societal phenomena incorporating the perspective of organizations by applying the critical mechanisms and their related theories (Work sessions 1-5); | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
15 | Overheid | SOBA112B | |||||||||||||||||||||||||||
Omschrijving De overheid is voor sociologen een belangrijke sociale orde. Dit vak benadert het functioneren van de overheid vanuit de politicologie. Centraal in het vak staat hoe beleid tot stand komt in de Nederlandse consensusdemocratie. Alvorens te kijken naar beleidsvorming, worden de belangrijke politicologische begrippen, zoals democratie, besproken. Gewapend met dergelijke begrippen kijkt het vak naar drie aspecten van beleidsvorming: 1. de inputkant van de overheid, aan de hand van de vraag: hoe kunnen burgers participeren in politieke besluitvorming? Hierbij wordt gekeken naar individuele vormen van participatie (zoals stemgedrag), de rol van de media, belangengroepen en politieke partijen. 2. besluitvorming binnen de overheid, aan de hand van de vraag: welke actoren spelen hierbij een rol? Hierbij wordt gekeken naar het kabinet, het parlement en partijen maar ook naar belangengroepen, de media, rechters, en ambtenaren. 3. en de outputkant van de overheid, aan de hand de vraag: wat is het effect van overheidsoptreden op sociale welvaart? Hierbij ligt de nadruk op het ontstaan van, de diversiteit tussen, de ontwikkeling van en de effecten van verzorgingsstaten. Een groot aantal onderwerpen, concepten, vragen en controversen die in de politieke wetenschap een rol spelen worden voorgesteld. Het geven van een pamflet-presentatie maakt onderdeel uit van de cursus. Het geven van deze presentaties wordt geoefend bij de studiewerkgroepenbijeenkomsten in 2a. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
16 | primaire orde | SOBA107A | |||||||||||||||||||||||||||
De Primaire Sociale Orde is, naast de markt, de andere vorm van ‘spontane sociale orde’. Tot de PSO worden informele sociale interacties gerekend. De vanzelfsprekendheid van deze activiteiten maakt dat de Primaire Sociale Orde een bijna vergeten vanzelfsprekendheid vormt. Nadere analyse leert echter dat schijn bedriegt, en de PSO meer problematisch is dan doet vermoeden. In het vak Primaire Sociale Orde, wordt deze sociale orde nader beschreven, afgebakend en uitgediept. Vanuit verschillende perspectieven wordt de Primaire Sociale Orde belicht. -vanuit andere sociale ordes: relaties, sturingsmechanisme en wisselwerking -vanuit opbrengsten: betekenis van PSO -vanuit falen: maatschappelijke problemen en de keerzijde van PSO -vanuit toekomstperspectief: ontwikkelingen en nieuwe arrangementen | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
17 | Professionele vaardigheden | SOBA220 | |||||||||||||||||||||||||||
Tijdens de training Professionele Vaardigheden staat iedere week een ander onderwerp centraal. Het gaat om vaardigheden die belangrijk zijn in de latere beroepspraktijk. Voorbeelden van onderwerpen die aan bod komen zijn: communiceren, conflicthantering en onderhandelen. Studenten voeren tijdens het practicum verschillende taken uit, zoals voorzitten, presenteren en notuleren. Vanaf de tweede bijeenkomst wordt iedere week de bijeenkomst voorbereid en geleid door twee studenten. Aan de hand van opdrachten, presentaties en rollenspellen wordt er meer inzicht in de verschillende onderwerpen verkregen. Aan het einde van de training wordt een verslag geschreven waarin gereflecteerd wordt op de professionele vaardigheden van de student, en hoe die verder te ontwikkelen, en waarin de theorie van één van de bijeenkomsten praktisch uitgewerkt wordt. De student wordt beoordeeld op het eindverslag en het professionele gedrag tijdens de bijeenkomsten, waarin de vervulling van de taken wordt meegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
18 | Project: arbeid | SOBA308A | |||||||||||||||||||||||||||
In het project arbeid zal in kleine groepen gewerkt worden aan een onderzoek op het terrein van de arbeids-en organisatiesociologie. Het project heeft een duidelijke onderzoekscomponent en heeft betrekking op een actueel beleidsthema. Vaak wordt gewerkt met een externe opdrachtgever. Zo richtten de projecten zich bijvoorbeeld op arbeidsongeschiktheid onder jongeren (Wajong), arbeidsparticipatie in Nederland (commissie Bakker) en de positie van vrouwen in de top van het Nederlandse bedrijfsleven (glazen plafond) in Nederland etc. Het exacte onderwerp wordt in de loop van het studiejaar nader bekend gemaakt. De deelnemers moeten er rekening mee houden dat een deel van de activiteiten zich buiten Groningen kan voltrekken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
19 | Project: criminaliteit en veiligheid | SOBA309A | |||||||||||||||||||||||||||
Voor het project Criminaliteit en Veiligheid moet een onderzoeksrapport worden geproduceerd voor Intraval, Bureau voor Onderzoek en Advies (de opdrachtgever). Van studenten wordt verwacht dat ze een rapport opstellen waarin kennis en inzicht wordt gecombineerd met methoden, technieken en vaardigheden. Van belang is dat het rapport door de opdrachtgever als kwalitatief voldoende wordt geaccepteerd. De onderwerpen van de afgelopen jaren waren evaluaties van de gebiedsgebonden politiezorg in de regio Groningen, de sfeer en veiligheid bij wedstrijden van FC Groningen, jongerenoverlast in de stad Groningen, problemen bij softdrugsgebruik, mate van overlast bij coffeeshops en een onderzoek onder jongeren naar alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
20 | Project Europese Waarden | SOBA223 | |||||||||||||||||||||||||||
Waarom zijn inwoners van Spanje toleranter ten opzichte van homoseksualiteit dan inwoners van Portugal? Hebben Noren een sterker arbeidsethos dan Zweden? Hoe kan verklaard worden dat Duitsers meer vertrouwen hebben in de regering dan Nederlanders? In dit project ga je onderzoek doen naar een door jou gekozen waarde; over deze waarde stel je een interessante onderzoeksvraag op en met data van de European Values Study toets je de hypothesen die je hebt afgeleid uit de inhoudelijke verklaringen. Je interpreteert de statistische resultaten en reflecteert op de kennis die je hebt opgedaan over de gekozen waarde. Ook reflecteer je op in hoeverre de gevonden resultaten antwoord hebben gegeven op de onderzoeksvraag. In deze cursus pas je kennis toe uit het vak Application of Theories (semester 1a) en vakken uit het eerste jaar van sociologie. Je laat zien dat je naast het toepassen van kennis ook kritisch kunt reflecteren op deze kennis (e.g., wat weet je na dit onderzoek? Wat weet je nog niet? Wat zou je kunnen doen om daar achter te komen?). De tweedejaars bibliotheekinstructie is een verplicht onderdeel van deze cursus. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
21 | Project: medische sociologie | SOBA214A | |||||||||||||||||||||||||||
Binnen het project Medische Sociologie gaan studenten aan de slag met een opdracht van een externe opdrachtgever. Als student doorloop je in de rol van onderzoeker het gehele onderzoekstraject: het schrijven van een onderzoeksvoorstel, het uitvoeren, rapporteren en presenteren van het onderzoek. In meerdere groepen wordt onder begeleiding van de docent gewerkt aan het onderzoek. Naar aanleiding van de bevindingen wordt door de studenten een rapport uitgebracht. Het project wordt afgerond met een mondelinge presentatie aan de opdrachtgever. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
22 | Project: Onderwijs | SOBA213A | |||||||||||||||||||||||||||
Een van de carrièremogelijkheden na de studie sociologie is beleidsonderzoeker. Tijdens het Project Onderwijs maken deelnemers kennis met het doen van beleidsonderzoek. Net als in het ‘echt’ wordt er voor een opdrachtgever een actueel (onderwijs-sociologisch) vraagstuk onderzocht. In een groepje gaan studenten een onderzoek voorbereiden en uitvoeren. De eindresultaten worden verwerkt in een rapport. Ter afsluiting van het project presenteren de deelnemers de rapporten voor de opdrachtgever. Hoewel de precieze inhoud van het project per jaar wisselt, zal het project in ieder geval aan drie eisen voldoen: (1) er is een duidelijke onderzoekscomponent; (2) er is een duidelijke consultancycomponent; en (3) inhoudelijk gaat het project over een actueel thema in het onderwijsbeleid. - Ononderbroken aanwezigheid is tijdens de projectperiode vereist (rekening houdend met tentamenweken en de studiereis van Societas). - De deelnemers moeten er rekening mee houden dat een deel van de activiteiten zich buiten Groningen kan voltrekken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
23 | project: Tussen geld en geluk | SOBA103A | |||||||||||||||||||||||||||
Aan de hand van het thema Geluk leren studenten teksten te vinden en te verwerken, maken ze kennis met het vakgebied en ontwikkelen ze hun studievaardigheden. Het project is georganiseerd rondom verschillende opdrachten: bibliotheekopdracht, schrijfopdrachten, argumentatiepracticum en presentatiepracticum. Het project wordt afgesloten met een werkstuk over het thema Geld en Geluk en een publieke presentatie van dit werkstuk. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
24 | Social and institutional change | SOBA904 | |||||||||||||||||||||||||||
This course focuses on the emergence and development of formal and informal institutions and their effects on behavior as well as on individual integration processes into society. We will explore how various forms of institutions influence each other and the extent to which institutions have desired or undesired effects. Moreover, we will focus on the conditions under which institutions lead to coordination and cooperation. Several examples will be given from the field of migration and integration. Special attention will also be paid to the role of the state in a market economy, and the effect of cultural norms on economic development. To this end, we will discuss classical theories (Weber, Durkheim, Smith) that have been used to explain social institutions. Examples will be based on current empirical research studying inequality and the interplay between migration, integration, and welfare states. We will debate among others how migration leads to institutional change and how formal and informal institutions shape integration chances of migrants. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
25 | Social networks | SOBA221 | |||||||||||||||||||||||||||
Social networks are formal representations of the way how social actors relate to each other, and depend on each other. As examples, think of informal talk and gossip among the employees of a firm, and the way how gossip can undermine the standing of a colleague. Or think of knowledge flow between the firms that work in the same industry, and the dependence of business success of the firm on its knowledge base. Or think of friendship among the adolescents that go to the same school, and issues of social exclusion or minority integration. In terms of sociological theory and modelling, social networks offer a good framework for understanding how a system of interdependent social actors functions, i.e., how actors create networks and how networks affect actors' individual outcomes. In the course, students make acquaintance with the main network theories and theorists, from George Homans' individualist foundations ('The Human Group', 1950) via Harrison White's structuralism ('Identity and Control', 1992) to current research on Social Mechanisms. In a variety of research domains and problem areas, they learn to apply network thinking and network concepts, including social cohesion and integration, social capital, social position and hierarchies, and social diffusion processes. In applications, students encounter network data from a diversity of domains (such as friendship at school, communication within an organisation, or cooperation between organisations). In group assignments, they collect network data of different types on their own. In the accompanying computer labs, they learn how to enter, process, and visualise network data. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
26 | Sociale welvaart | SOBA201 | |||||||||||||||||||||||||||
In dit vak wordt het welvaartsbegrip vanuit twee perspectieven belicht: het economische en het sociologische. De vragen die hierbij centraal staan zijn wat volgens beide perspectieven de randvoorwaarden zijn die de welvaartsproductie bepalen en via welke sociale mechanismen deze randvoorwaarden invloed hebben op de sociale welvaart. Bij het economische perspectief komt de traditionele welvaartseconomische benadering aan bod, alsmede door economen geformuleerde kritiek op de gevolgen van economische ontwikkeling voor de sociale en natuurlijke omgeving. Bij het sociologische perspectief gaat het om het ontwikkelen van een zelfstandig sociologisch welvaartsbegrip aan de hand van onderzoek naar individueel geluk, sociaal kapitaal en sociale netwerken en interpersoonlijk vertrouwen. Studenten werken mee aan de ontwikkeling van dit welvaartsbegrip door middel van het schrijven van een essay. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
27 | Sociologie van criminaliteit en veiligh. | SOBA302A | |||||||||||||||||||||||||||
Waarom zijn mensen gewelddadig of crimineel? Waarom plegen mensen een terroristische aanslag of voeren ze oorlog? In het college wordt de invloed van individuele kenmerken (bijv. genen en zelfcontrole) en omgevingskenmerken (sociale bindingen met ouders en leeftijdsgenoten) en de interactie daartussen op de ontwikkeling van antisociaal gedrag behandeld. Ook komt aan bod welke mensen vaker dan anderen slachtoffer worden van andermans antisociaal gedrag. Tot slot komt aan de orde welke interventies geschikt zijn om antisociaal gedrag tegen te gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
28 | Statistiek 1 | SOBA105C | |||||||||||||||||||||||||||
De analyse van databestanden is een onmisbaar onderdeel van empirisch onderzoek. Om databestanden te kunnen analyseren gebruiken sociale wetenschappers statistische technieken, die op de wetten van de kansrekening gebaseerd zijn. Deze cursus laat studenten kennismaken met deze technieken, en leert hen vaardigheden in de omgang met statistische software. Het vak bevat drie onderdelen: (1) een reeks hoorcolleges over de stof van het boek: univariate en bivariate beschrijvende statistiek, kansrekening (met name de wet van de grote aantallen en de centrale limietstelling), en het generaliseren van steekproefkenmerken naar populatiekenmerken door berekening van steekproevenverdelingen en hierop gebaseerde betrouwbaarheidsintervallen en overschrijdingskansen voor statistische grootheden. Ook basisvaardigheden wiskunde zijn onderdeel hiervan, zoals het gebruik van het sommatieteken, rekenregels uit de verzamelingenleer, bewerkingen als machten en wortels, en het oplossen van eenvoudige vergelijkingen. Parallel aan deze colleges vindt (2) een reeks computerpractica plaats, waarin studenten leren werken met het softwareprogramma SPSS, en (3) een reeks hoor/responsiecolleges waarin de wekelijkse huiswerkopdrachten worden besproken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
29 | Statistiek 2 | SOBA108A | |||||||||||||||||||||||||||
De cursus Statistiek 2 gaat over lineaire regressieanalyse, waarmee de samenhang tussen een aantal variabelen wordt onderzocht. Het bouwt voort op de stof in Statistiek 1 (beschrijvende analyses, betrouwbaarheidsintervallen en het toetsen van hypotheses), die nu wordt toegepast binnen regressieanalyses. In de hoorcolleges komen de belangrijkste theoretische aspecten van lineaire regressie aan bod, zoals schatten en voorspellen, (partiële) correlaties, variantieanalyses, mediatie en moderatie, modelaannames en invloedrijke punten. Wekelijks wordt in werkgroepen geoefend met het uitvoeren van statistische analyses (in werkcolleges en computerpractica), waarbij het uitwerken van een vraagstelling in een statistische analyses en het uitvoeren van deze analyses met het computerprogramma SPSS centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
30 | Statistiek 3 | SOBA114 | |||||||||||||||||||||||||||
Statistiek 3 bouwt voort op de stof in Statistiek 2 over regressieanalyse en bereidt voor op de statistiek die nodig is voor de projectvakken en de bachelorthese. In de hoorcolleges komen een aantal belangrijke vormen van lineaire modellen aan bod, zoals modellen voor variantieanalyse en covariantieanalyse. Daarnaast worden de belangrijkste theoretische aspecten van logistische regressie voor categorische uitkomstvariabelen besproken, waarbij aandacht wordt besteed aan interpretatie van uitkomsten, modelselectie en modelaannames. Wekelijks wordt in werkgroepen geoefend met het uitvoeren van statistische analyses in werkcolleges en computerpractica, waarbij het uitwerken van een vraagstelling in een statische analyse en het uitvoeren van deze analyse met het computerprogramma SPSS centraal staat. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
31 | studiewerkgroepen | SOBA115 | |||||||||||||||||||||||||||
Studiewerkgroepen: In de studiewerkgroepen komen studenten in kleine groepen bijeen om met elkaar en onder begeleiding van een mentor te discussiëren over verschillende aspecten van het studeren en de vakken in Ba 1. Door middel van presentaties en opdrachten zal er inzicht verkregen worden in de inhoud van de studiestof, de eigen studievaardigheden en veranderingen die hierin zijn aan te brengen. In de bijeenkomsten oefenen studenten hun presentatietechnieken en geven zij elkaar feedback op presentaties. Voorbeelden van onderwerpen die aan bod komen zijn: collegeaantekeningen en samenvattingen maken, tentamenvoorbereiding, beroepsoriëntatie en timemanagement. Daarnaast oefenen studenten met de presentatie van het paper dat ze maken bij het vak 'project: Tussen geld en geluk'. De presentatietechnieken van de studenten worden beoordeeld tijdens de eindpresentaties van deze werkstukken. Testdagen: Tijdens de testdagen neemt de student als respondent deel aan wetenschappelijk onderzoek en ervaart hij/zij hoe dit is. Hierdoor krijgt de student ook een beeld van diverse methoden om onderzoek uit te voeren en inzicht in de grote hoeveelheid onderzoek die binnen het Sociologisch Instituut/ICS wordt uitgevoerd. Om het vak af te ronden moet de student deelnemen aan 1 testdag. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
32 | Testdagen en Vaardighedentraject | SOBA318 | |||||||||||||||||||||||||||
Vaardighedentraject: In het vaardighedentraject staan persoonlijke leerdoelen, oriëntatie op de minor/master en kwaliteiten/competenties die van belang zijn voor het werkveld centraal. Twee belangrijke onderdelen in het vaardighedentraject zijn het afnemen van een interview met een alumnus en de deelname aan de Masterclasses Persoonlijk Leiderschap van prof. dr. Gabriël Anthonio. Het vaardighedentraject start aan het begin van het tweede jaar met het opstellen van individuele doelen. Gedurende het tweede en derde jaar worden er op afgesproken tijden reflectieverslagen geschreven over de voortgang van de vooraf opgestelde doelen en vindt er intervisie met één van de vaardighedendocenten plaats. Na een startgesprek waarin de individuele doelen worden besproken, vindt er nog tweemaal een gesprek plaats: een tussentijds gesprek in het tweede jaar en een eindgesprek in het derde jaar. In dit eindgesprek wordt beoordeeld hoe het vaardighedentraject is doorlopen. Testdagen: Tijdens de testdagen neemt de student als respondent deel aan wetenschappelijk onderzoek en ervaart hij/zij hoe dit is. Hierdoor krijgt de student ook een beeld van diverse methoden om onderzoek uit te voeren en inzicht in de grote hoeveelheid onderzoek die binnen het Sociologisch Instituut/ICS wordt uitgevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
33 | Voortgezette Statistiek | SOBA323 | |||||||||||||||||||||||||||
Voortgezette Statistiek herhaalt en bouwt voort op de stof uit de eerstejaarsvakken statistiek, om direct toe te passen in het Bachelorwerkstuk. Een aantal uitbreidingen van het multipele (logistische) regressiemodel worden behandeld. Daarnaast wordt in de colleges en bijbehorende literatuur de relatie tussen statische analyse en modelkeuze enerzijds en beantwoording van een onderzoeksvraag anderzijds besproken, met aandacht voor causaliteit en validiteit. In responsiecolleges en practicumbijeenkomsten worden SPSS-oefeningen en andere opdrachten uitgevoerd en besproken. De cursus wordt afgesloten met een praktische SPSS-opdracht en twee deeltentamens. | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||
34 | Wetenschapsfilosofie | SOBA304A | |||||||||||||||||||||||||||
Wetenschapsfilosofie is het onderzoek naar de fundamenten, de geldigheid en de reikwijdte van wetenschappelijke kennis. Ziehier een indicatie van de soort van vragen waarover we ons in het college buigen: Waarin verschilt de kennisverwerving in de sociale wetenschappen van die in de natuurwetenschappen en waarin stemmen zij overeen? Welke logische en ontologische problemen zijn verbonden met het redeneren met sociale regelmatigheden, met oorzaken en met mechanismen? Waaruit bestaat ‘het sociale’? Hoeveel irrationaliteit en belangengeladenheid kan de wetenschappelijke onderneming verdragen? Is abstractie nodig en zo ja, hoe verhouden abstracte hypothesen zich dan tot beleidsvoornemens? | |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
terug naar boven | |||||||||||||||||||||||||||||