Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Schoolverbetering in het daltononderwijs

Onderzoek naar het verband tussen daltononderwijs, schoolverbetering en onderwijskwaliteit
Promotie:Dhr. D. (Dick) de Haan
Wanneer:26 maart 2015
Aanvang:11:00
Promotor:prof. dr. W.J.C.M. van de Grift
Copromotor:dr. A.A.M. Houtveen
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Schoolverbetering in het daltononderwijs

Daltononderwijs nastreven krikt tegelijk schoolprestaties op

Landelijk onderzoek onder beginnende en ervaren daltonscholen heeft aangetoond dat basisscholen die hard werken om daltononderwijs in te voeren of te verbeteren, vaker beter presteren op het gebied van leeropbrengsten en onderwijsprocessen. Onderwijskundige Dick de Haan onderzocht wat de samenhang is tussen daltononderwijs, activiteiten om dit te realiseren en schoolprestaties. Uit zijn onderzoek blijkt dat naarmate een school actiever werkt aan schoolverbetering, dit positief van invloed is op de onderwijsprestaties van die school. Opmerkelijk is dat juist de ambitie van scholen om meer volgens de daltononderwijsvisie te gaan werken, de cruciale aanleiding vormt tot intensivering van schoolverbeteringsactiviteiten.

Het daltononderwijs bestaat sinds 1924 in Nederland, maar heeft met name vanaf 1980 een enorme vlucht genomen. De Nederlandse Dalton Vereniging telt ruim 400 leden in het basis- en voortgezet onderwijs en vormt daarmee verreweg de grootse groep onderwijsvernieuwingsscholen. Naast het reguliere onderwijsaanbod zoals dat op elke school wordt aangetroffen, richten daltonscholen zich nadrukkelijk op persoonlijkheidsvorming van leerlingen, toegespitst op socialisatie en zelfregulerende vaardigheden. De daltonleraar verwacht dat de leerling in toenemende mate verantwoordelijkheid kan dragen voor zijn eigen ontplooiing.

De Haan bezocht samen met speciaal daartoe getrainde medewerkers tientallen daltonscholen in alle regio´s van het land, tot op Terschelling aan toe. Door hun geografische ligging, denominatie, leerlingaantal en stadium van daltontwikkeling vormen de deelnemende scholen een representatief deel van de totale populatie daltonbasisscholen in Nederland.

Tijdens het schoolbezoek zijn meerdere lessituaties geobserveerd en leerkrachten geïnterviewd om vast te stellen welke daltonkenmerken in het onderwijs werden toegepast. Daarnaast hebben scholen vragenlijsten beantwoord, waarmee werd nagegaan hoe actief een school was op het gebied van onderwijsinnovatie. Tot slot zijn bij de Inspectie van het Onderwijs de resultaatgegevens opgevraagd van de daltonscholen die bij dit onderzoek betrokken waren.

Na statistische toetsing van de verzamelde data blijkt onderwijsverbetering in daltonscholen met name te worden bepaald door gerichtheid op het verbeteren van onderwijs- en leerprocessen, gerichtheid op het verbeteren van onderwijsondersteunende factoren en het hanteren van een multi-niveaubenadering. Deze uitgangspunten komen tot uiting in het verbeteren van leerkrachtvaardigheden, actieve ondersteuning door de schoolleiding, een schoolcultuur gericht op verbetering en collegialiteit en inhoudelijke betrokkenheid van het schoolbestuur. Tegelijk komt uit de studie van De Haan naar voren dat de vormgeving van daltononderwijs vooral versterkt kan worden door onderwijsactiviteiten waarbij leerlingen samen oefenen, elkaar helpen, invloed hebben op de inhoud, het doel en/of het proces van onderwijsactiviteiten, keuzes kunnen maken en verantwoordelijkheid krijgen.

De resultaten wijzen erop dat geringe toepassing van daltonkenmerken voor scholen aanleiding vormt om actief aan schoolverbetering te gaan werken. Deze toename aan verbeteringsactiviteiten blijkt gepaard te gaan met hogere leeropbrengsten en verhoogde kwaliteitskenmerken van de school. Dit lijkt een aanwijzing dat daltonscholen eerder hun onderwijsvisie dan een aangekondigd schooltoezicht als motief hanteren om hun onderwijs te gaan verbeteren.

Dick de Haan is onderzoeker en pabo-docent bij de Hogeschool Utrecht, waar hij ook zijn promotieonderzoek verrichtte onder leiding van promotor Wim van de Grift van de Rijksuniversiteit Groningen en co-promotor Thoni Houtveen van de Hogeschool Utrecht.