Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Organisatie Actueel Promoties & Oraties GMW

Loopbaan en levensloop van onderwijzers en onderwijzeressen

Sociale mobiliteit, huwelijk, inkomen, benoemingen en ontslag in het openbaar lager onderwijs in Groningen, ca. 1850 - 1920
Promotie:Mw. G.A. (Greetje) Bijl
Wanneer:20 november 2014
Aanvang:12:45
Promotor:prof. dr. M.C. (Greetje) Timmerman
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Loopbaan en levensloop van onderwijzers en onderwijzeressen

Loopbaanmogelijkheden van onderwijzers en onderwijzeressen tussen 1850 en 1920

Zelfstandig historica Greetje Bijl deed onderzoek naar sociale mobiliteit, huwelijk, inkomen, benoemingen en ontslag in het openbaar lager onderwijs in Groningen tussen ca. 1850 en 1920. Het blijkt dat de ontwikkeling van een onafhankelijke beroepsgroep van gewone onderwijsgevenden samenging met een daling van hun sociale milieu. De onderwijzers zonder hoofdakte die klassenonderwijzer bleven waren vaker afkomstig uit de lagere klassen. Sociale aspecten van hun leven zoals huwelijk en sociale afkomst zijn verbonden met hun functie. Onderwijzeressen en onderwijzers hadden een verschillend loopbaanperspectief. Het aantal ongehuwde onderwijzeressen was in vergelijking met het landelijke huwelijkscijfer erg hoog. Bijl deed verder in drie gemeenten een vergelijkend onderzoek naar de benoemingsprocedures: Slochteren, Grootegast en Warffum.

Verdere conclusies zijn:

  • Onderwijzeressen die carrière maakten in het lager of voortgezet onderwijs hadden meestal hogere kwalificaties en bleven vaak ongehuwd. Het aantal ongehuwde onderwijzeressen was in vergelijking met het landelijke huwelijkscijfer erg hoog. In de officiële verslagen van de schoolopzieners werd in de negentiende eeuw met geen woord gesproken over onderwijzeressen die trouwden of zwanger werden.
  • Het Bouwbesluit van 1880 met een subsidieregeling voor de bouw van scholen en bijbehorende onderwijzerswoningen leidde tot een fysieke scheiding van de Nederlands Hervormde Kerk.
  • De Commissie van Onderwijs in de provincie Groningen besteedde in haar officiële verslagen zo min mogelijk aandacht aan de activiteiten van onderwijzers in de socialistische beweging. Er werden geen onderwijzers publiekelijk ontslagen vanwege het feit dat ze socialist waren.
  • De functie van hoofdonderwijzer veranderde van opleider naar leidinggevende en de hulponderwijzer werd een zelfstandig werkende klassenonderwijzer. Er kwam meer differentiatie in functies waarvoor aparte vak-akten of de hoofdakte nodig waren.
  • De onderwijzeressen waren een welkome aanvulling op het tekort aan onderwijzers. De eisen die gesteld werden aan de onderwijskwaliteiten van onderwijzers en onderwijzeressen verschilden niet veel. Steeds meer onderwijzeressen gingen daadwerkelijk in de lagere school werken, maar de meesten stopten met werken als zij trouwden. In het begin van de twintigste eeuw bleven meer onderwijzeressen werken na hun huwelijk.
  • De hoogte van de jaarwedde van gewone onderwijsgevenden was afhankelijk van vraag en aanbod. Het inkomen van de hoofdonderwijzers was afhankelijk van de rijkdom van de Nederlands Hervormde kerkelijke gemeente. De verbondenheid tussen de functie van hoofdonderwijzer en de kerkelijke bedieningen bleef in de provincie Groningen tot aan het begin van de twintigste eeuw bestaan. De Nederlands Hervormde Kerk subsidieerde een groot deel van het openbaar onderwijs.

Greetje Bijl (Leeuwarden, 1969) deed haar promotieonderzoek als zelfstandig historica bij de afdeling Pedagogiek van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. Het onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek naar de geschiedenis van Groningen, gefinancierd door de Stichting Erven A. de Jager.