De kaartenbak

Hans Kuné  a.j.kune@bureau.rug.nl

De universitaire bestuurders doen hun uiterste best om onderzoekers en docenten met ICT-voorzieningen van dienst te zijn. De vraag die daarbij rijst, is natuurlijk: helpen al die investeringen ook echt? Hebben de creatieve geesten, waar onze academie het van moet hebben, er baat bij of slaan al die goedbedoelde voorzieningen de plank net mis? De redactie van Pictogram besloot een aantal wetenschappers naar hun ervaringen te vragen. Vandaag vertelt Thomas de Boer, docent/onderzoeker Bedrijfskunde wat hij in de praktijk met onze ICT-infrastructuur doet.

 “ Je zult mij geen kwaad woord over computers horen zeggen. Informatietechnologie is mijn werk: ik doe onderzoek op het gebied van kennistechnologie en probeer studenten daar ook iets over te leren. Dus ik gebruik computers enthousiast en probeer er het meeste uit te halen. En ik vind het ook echt zegenrijke apparaten. Al zou het alleen maar zijn vanwege al die leuke spelletjes die je er op kunt doen.

Het is duidelijk dat de laatste paar jaar het gebruik van ICT heel erg in de richting van de ‘C’ van communicatie is verschoven. Ik merk aan mezelf dat ik internet en e-mail heel intensief gebruik. Ik vind het leuk en nuttig om aan discussielijsten mee te doen. We weten al bijna niet beter meer, maar het is toch een grote verworvenheid dat je niet alleen met je fysieke buren, maar ook met mensen over de hele wereld over je vak of iets anders dat je interesseert op informele wijze van gedachten kunt wisselen.

Ik heb een tijdje geweldig veel plezier gehad op de discussielijst van creatieve probleemoplossers. Daar kwam je mensen met de meest bijzondere ideeën en opvattingen op tegen. Van chaostheoretici tot en met aanbidders van De Bono. Is zoiets belangrijk? Ik vind eigenlijk van wel. In ieder geval is het erg stimulerend voor mijn eigen denken.
Maar ook als je aan wat meer serieuze dingen denkt, kom je er op uit dat de computer veel kan betekenen. Vanuit mijn vak interesseer ik me voor ontsluiting van kennis. Hoe zorg je er nu voor dat kennis die er is voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk is? Je kunt dat doen door feiten aan te bieden in databanken. En je kunt dat doen door redeneerkennis aan te bieden. Bijvoorbeeld in de vorm van expertsystemen; denk aan een adviessysteem voor het aanvragen van huursubsidies.

Ik vind het buitengewoon interessant dat we dankzij de informatietechnologie op zo’n manier met kennis bezig kunnen zijn. Niet alleen dat je de betreffende regeling goed representeert in je systeem, maar ook dat je nadenkt over manieren om die ingewikkelde regeling toegankelijk te maken, zodat ook mensen die helemaal geen verstand hebben van huursubsidie toch de goede vragen voorgelegd krijgen en op die manier hun weg vinden in het probleem.
Binnen de faculteit Bedrijfskunde is een adviessysteem ontwikkeld dat studenten helpt bij het kiezen van een afstudeerrichting. Dat was zo succesvol dat het nu door een nieuw opgericht bedrijf commercieel wordt uitgebracht. Dat zijn belangrijke manieren om mensen met kennis te laten omgaan en zonder computer zouden die niet bestaan.

Over de universitaire infrastructuur ben ik wel tevreden. Laat ik zeggen: ik heb er geen moeilijkheden mee. Dat komt misschien wel omdat ik een type ben dat gewoon gebruikt wat hij aangeboden krijgt.
Of ik Blackboard gebruik in het onderwijs? Ja en nee. Al jaren voordat Blackboard geïntroduceerd werd, gebruikte ik een website om studiemateriaal aan mijn studenten aan te bieden. Dat ging prima. Ik heb wel geprobeerd om dat te importeren in Blackboard, maar dat kostte me teveel tijd. In Blackboard is ieder onderdeel een apart object en daardoor wordt invoer een omslachtig karwei. Ik heb daarom dit jaar niet veel gedaan in het systeem. Het komend jaar wil ik proberen Blackboard en website te integreren: Blackboard voor communicatie (e-mail, discussielijst, chatten) en de website als informatiebron (rooster, opdrachten, gegevens over docenten).
Ik beschouw Blackboard overigens als iets tijdelijks. Het is een systeem dat voor docenten heel snel aan te leren is, maar ik vind zelf eigenlijk dat het een beetje tegen de geest van het internet ingaat als je zegt: het onderwijs van Thomas de Boer zit in Nestor, zijn onderzoek op een onderzoekswebsite en dan heeft hij ook nog een privé-site bij een andere provider. Ik vind dat de geest van internet op integratie gericht is en dat je daar niet teveel tegen in moet gaan.

De digitale bibliotheekvoorzieningen gebruik ik uiteraard, maar ik moet bekennen dat ik eigenlijk nauwelijks gebruik maak van de mogelijkheid om artikelen digitaal te lezen. Ik ben meer geneigd mijn informatie op internet te zoeken. En boeken en artikelen lees ik nog altijd het liefst met mijn benen op tafel. Misschien dat ik daar ouderwets in ben.
De belangrijkste knop in de Online Publieks Catalogus vind ik de knop waarmee je de leentermijn van de boeken die je geleend hebt kunt verlengen. Er zou maar één feature denkbaar zijn, die nog beter is: dat die leentermijn gewoon afgeschaft wordt. Als iemand anders het boek wil lezen dat jij hebt, moet je gewoon een mailtje krijgen, en zolang dat niet zo is: waarom moet je dat boek dan terugbrengen? Boeken horen bij mensen en niet in opslagplaatsen. Waarom maken we geen virtuele UB-magazijnen? Als je maar weet waar het boek is, moet dat kunnen.

Hoe het onderwijs er in de toekomst uit gaat zien, is koffiedik kijken. Er hebben veel theorieën de ronde over gedaan. De docent zou meer de afstandelijke rol van een coach krijgen, bijvoorbeeld. Dat klinkt mooi, maar ik merk dat het zo blijft dat je als docent van alles moet doen om studenten strikt bij de les te houden. Ik vind het zelf onmogelijk om heldere didactische principes te formuleren, die je als docent maar hoeft te volgen om goed onderwijs te geven.
Ik heb wel eens gelezen hoe de bekende econoom Thorstein Veblen aan het begin van de vorige eeuw college gaf. Daar lag geen enkel didactisch principe aan ten grondslag. Hij sprak niet duidelijk, maar mompelde. Structuur was niet of nauwelijks aanwezig: hij begon aan een onderwerp en bewandelde vervolgens ieder mogelijk zijpad waarbij het in het geheel niet vaststond dat hij weer op het hoofdpad terugkeerde. Maar de zalen waarin hij college gaf, waren afgeladen en veel mensen vinden dat ze heel veel van hem geleerd hebben.

Dat is misschien het enige gevaar dat ik in de huidige ontwikkelingen zie. Je wordt als docent wel erg vaak geconfronteerd met directieven uit Den Haag en uit de Binnenstad. Die zijn allemaal goed bedoeld, maar op de werkvloer vraag je je toch vaak af of ze wel ergens op slaan. Dat heeft, denk ik, wel iets met de invoering van nieuwe technologie te maken. Er ontstaat een sfeer waarin bestuurlijke slogans kunnen gedijen. Maar overwegend blijft voor mij toch, dat het een uitdaging is om met ICT te werken en daar zo veel mogelijk uit te halen voor mijn onderzoek en onderwijs.

Dus ja, als je me vraagt wat er anders of beter zou moeten, dan heb ik niet direct een wensenlijstje voor technische verbeteringen. Maar ik zeg wel: er moet meer gebruik gemaakt worden van de know how die binnen de universiteit aanwezig is. Daar zijn verschillende voorbeelden van. Neem het RUG-webproject. Daar is dure kennis van buiten de RUG voor ingehuurd. Terwijl wij hier mensen hebben rondlopen die vijf jaar geleden al gedaan hebben wat men in dat project van plan is. Die mensen worden door het bedrijfsleven ingehuurd, omdat ze veel ervaring hebben met het vormgeven van informatie via internet door middel van database gestuurde websites. Voor wat detacheringsgeld had de universiteit ook van die expertise gebruik kunnen maken. Het is mij eigenlijk een raadsel waarom dat soort dingen niet gebeurt. Maar misschien ben ik daarom wel een perifere UD op de zolder van de Witteborg. ”

Begin pagina


index Pictogram 4