De kaartenbak

Hans Kuné  a.j.kune@bureau.rug.nl

De universitaire bestuurders doen hun uiterste best om de wetenschappelijke onderzoekers en docenten met zo goed mogelijke voorzieningen van dienst te zijn. Ook op het gebied van ICT wordt er per jaar voor letterlijk miljoenen vertimmerd, in de hoop dat de onderzoekers en docenten hun mogelijkheden daardoor verruimd zien en in de internationale strijd om de wetenschappelijke erkenning hun mannetje of vrouwtje kunnen blijven staan. De vraag die daarbij rijst, is natuurlijk: helpen al die investeringen ook echt? Hebben de creatieve geesten, waar onze academie het van moet hebben, er baat bij of slaan al die goedbedoelde voorzieningen de plank net mis? De redactie van Pictogram besloot een aantal wetenschappers naar hun ervaringen te vragen. Vandaag vertelt Gerhard Dalenoort, docent aan de afdeling Experimentele en Arbeidspsychologie van de RUG hoe hij te werk gaat en wat hij in de praktijk met onze ICT-infrastructuur doet.

Dr. G.J. Dalenoort

"Ik ben een heel antieke computergebruiker, vrees ik. Ik ben niet iemand die altijd het nieuwste van het nieuwste moet hebben, dat vind ik hype. Ik ben geen liefhebber van een programma als Word. Voor mijn eenvoudige tekstverwerking, in de eerste fase, prefereer ik mijn oude tekstverwerkers, die alleen nog werken onder MS-DOS. Daarin is transparant wat er gebeurt, en ik bepaal zelf wat er in de tekst komt, terwijl een programma als Word er van alles aan toevoegt waar ik geen weet van heb, en waarover ik geen controle heb. Daar komt bij dat ik elke keer weer nieuwe bedieningscommando’s moet leren, die interfereren met de oude die ik geautomatiseerd had in mijn brein.
De eerste keer dat ik Word gebruikte, was ik al snel mijn bestand kwijt. Ik ontdekte dat dat meer mensen was overkomen. Het bleek dat Word de file tot een zogenaamde hidden file maakte. Dat overkomt je dan, natuurlijk op een moment dat er niemand in de buurt is die je kan helpen. Een ander voorbeeld is dat het programma bepaalt waar hoofdletters moeten staan. Dat vind ik gewoon onplezierig. In de terminologie van mijn vak heet dat system pre-emptive. Ik wil zelf kunnen bepalen wat er gebeurt, ook als novice user van een programma. Als je pas met een programma begint te werken, heb je geen zin allerlei details uit te zoeken. Veel van de huidige programma's hebben te veel toeters en bellen voor de casual user.

Toch kun je mij niet als een computeranalfabeet zien. Ik denk dat ik in pakweg 1967 al zat te programmeren om ingewikkelde formules te berekenen in numerieke termen. In 1973 kregen we de PDP8 tot onze beschikking voor de besturing van experimenten. Dat waren ook niet erg gebruikersvriendelijke machines. Wat je al niet moest doen, voordat je je programma kon laten draaien.
Maar het schiet nu teveel door, denk ik wel eens. Je krijgt nu zoveel mogelijkheden, dat het ook te ingewikkeld wordt. Het moet simpel blijven. Maar van mij zul je niet horen dat een computer niet handig is. Integendeel. Dan hoef ik alleen maar terug te denken aan de Tippex-tijd. In die tijd heb ik mijn proefschrift geschreven. Als de promotor met commentaar kwam, kon alles weer opnieuw getypt worden.

En dat je elkaar teksten kunt toesturen, dat is ook pure vooruitgang. Bij veel computernieuwigheden heb ik zo mijn twijfels. Maar dat je elkaar met e-mail makkelijk teksten kan toesturen en dat je teksten makkelijk kunt redigeren, ja, dat zijn echte handige dingen. Internet vind ik ook een fenomenale uitvinding. Als je een congres organiseert, versnelt en vereenvoudigt het de organisatie. Je kunt de mogelijke deelnemers in opeenvolgende fasen het programma laten zien, ze kunnen intekenen, enzovoort.

Voor mijn eigen vakgebied is de computer ook van belang als metafoor voor ons brein en ons denken. Het apparaat laat ons zien wat een kracht er in onze eigen schedel zit. De Kunstmatige Intelligentie heeft zich enorm verkeken op de complexiteit van zelfs de eenvoudigst lijkende mentale processen. Wij herkennen elkaar direct, voor een computer is dat een enorme klus. Of de manier waarop we taal gebruiken: er is nog altijd geen computerprogramma dat zelfs maar in de buurt komt.
Ik heb laatst weer eens in Piaget zitten lezen, omdat ik al lang geïnteresseerd ben in hoe ons brein zichzelf programmeert; het is een zelforganiserend systeem. Piaget heeft onderzocht hoe kinderen hun fysieke omgeving leren kennen en in welke stappen een opgroeiend kind het voor elkaar krijgt een beeld van de omgeving te creëren. Als ik jou vraag waar je huis staat, of waar je werkkamer zich bevindt, wijs je waarschijnlijk wel ongeveer de goede richting aan .... Ja, goed zo, Oude Boteringestraat. Moet je eens een computerprogramma voor proberen te schrijven. Veel te complex. Maar wij leren dat gewoon.

Ik denk dus dat we op korte termijn niet al te veel van computers moeten verwachten. Ook in onze werkomgeving niet. De meest simpele dingen zijn zo ingewikkeld voor die apparaten, dat het voor de casual user te moeizaam is om zelfs eenvoudige dingen voor elkaar te krijgen. Neem nu zoiets als zippen. Laatst kreeg ik een bestand dat compressed was, zoals er bij stond, unzip het even. Dan start ik WinZip op, krijg ik de boodschap, dit is een evaluatief programma, u kunt zus en zo registreren en nog wat van dat gedoe, dan kom ik er niet meer mee verder.
Vaak kan ik berichten of teksten gemaakt met Word 97 of Word 2000 niet eens openen, aangezien wij nog met Word 95 moeten werken aan de RUG. Je wordt zo steeds afhankelijker van je omgeving. Dat vind ik onplezierig.

Het is steeds minder mogelijk om zelf dingen te doen. Stel je voor dat er weer oorlog komt. Mensen hebben niet eens een schoorsteen en een potkacheltje voor als het gas of de stroom uitvalt, dan zitten ze in de kou. Volgens mij is dat niet goed. Ik bewaar veel van mijn oude spullen. Dat kun je op deze kamer ook wel zien. Al mijn artikelen, alle boeken die ik nodig heb of waarvan ik gemerkt heb dat ik er iets aan heb: ze liggen hier. Zo werk ik. Ik wil tot op zekere hoogte self-supporting zijn, en niet volledig afhankelijk zijn van de bibliotheken, en van elektronische voorzieningen.
Dat je heel makkelijk artikelen via de UB-site kunt lezen, zegt mij niet zoveel. Ik gebruik het eigenlijk nooit. Tegenwoordig moet je produceren, schrijven. Lezen levert geen productiepunten op, alleen als het leidt tot een publicatie, of tot op zekere hoogte voor onderwijs. Het is natuurlijk fantastisch dat we op onze eigen kamer direct kunnen zien waar een boek aanwezig is, maar je moet wel precies de naam van de schrijver intikken, of de titel weten. Anders krijg je de melding: ‘uw zoekactie heeft 883 treffers opgeleverd’.

Waar ik als casual user veel last van heb: ik vergeet altijd weer welke knoppen ik ook weer moet gebruiken. Ik moet het vaak weer opnieuw ontdekken. Ik vind de huidige Windows- en internetsystemen niet overzichtelijk. Die programma's zijn altijd weer anders, cognitief-ergonomisch zitten ze slecht in elkaar. Ze zijn opgebouwd vanuit de visie van de technici.
Toen ik in 1970 mijn proefschrift schreef, had ik daar een stelling bij, die zei dat de ervaring van gebruikers bij het ontwerp van apparatuur een te kleine rol speelt. Die stelling is nog altijd geldig. Helaas. En ik heb niet het gevoel dat het in de nabije toekomst beter zal worden. Integendeel. Voor onze elektronische infrastructuur zo simpel is dat we er goed mee kunnen werken, gaan er nog wel een paar decennia voorbij, schat ik zo. Ja en zo lang moeten we dan maar zien hoe we ons redden."

Begin pagina


index Pictogram 3