Verslag van een enquête

Elektronische tijdschriften en de Faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen

Liesbeth Pols
Alex Klugkist
Ton Schoot Uiterkamp
Herman de Groot
Gerard Heijnen

In de facultaire bibliotheekcommissie FWN komt het punt ‘elektronische tijdschriften’ bijna iedere vergadering ter sprake, zowel om inhoudelijke redenen (gevolgen voor de onderzoeker) als om praktische (hoge prijzen, het aanbod van Elsevier Science haar volledige tijdschriftenfonds elektronisch aan de RUG te leveren).
Naar aanleiding van al die discussies ontstond de gedachte de meningen van de FWN-medewerkers over dit en aanverwante onderwerpen te peilen door middel van een enquête. Het COWOG was bereid hiervoor een tool te ontwikkelen en deze enquête eind 2000 uit te voeren. In dit artikel wordt verslag gedaan van de uitkomsten.

Inleiding

 "De facultaire bibliotheekcommissie FWN heeft zich het afgelopen jaar intensief beziggehouden met de problematiek van de wetenschappelijke tijdschriften. Zij heeft onder meer aandacht besteed aan de (te) hoge prijzen die voor sommige tijdschriften moeten worden betaald en hoe de faculteit daarop zou moeten reageren. Ook het verschijnsel elektronisch tijdschrift en de gevolgen daarvan voor de ‘wetenschappelijke communicatie’ zijn verschillende malen besproken. De commissie wil graag meer inzicht krijgen in de ideeën die hierover binnen de faculteit leven."
Met deze passage werd de elektronische vragenlijst Elektronisch Tijdschriftgebruik geopend, die in november 2000 aan alle medewerkers van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN) is voorgelegd. Een eerste versie van de enquête was opgesteld door A.J.M. Schoot Uiterkamp en A.C. Klugkist. Bij de verdere uitwerking en uitvoering is samengewerkt met het Centrum voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs Groningen (COWOG). De enquête werd daarmee een van de COWOG-proefprojecten ‘on-line enquêteren’, hetgeen wil zeggen dat de enquête geheel via het web werd afgenomen. Van de zijde van het COWOG participeerden G.W.H. Heijnen, H. de Groot en L. Pols.

In de lijn van de onderzochte thematiek en de toegepaste methode is besloten de enquêteresultaten eveneens via het web toegankelijk te maken (zie de links onderaan dit artikel). In Pictogram worden de resultaten samengevat en enkele conclusies getrokken.

De opzet van de enquête en de respondenten

De enquête bestond overwegend uit vragen met voorgestructureerde antwoordmogelijkheden. Vijf vragen waren ‘open’; hier konden de respondenten zelf een antwoord formuleren. Daarvan is in ruime mate gebruik gemaakt. De meest opvallende reacties zullen in dit artikel worden weergegeven. Deze dienen echter ter illustratie en lenen zich niet voor het trekken van algemene conclusies.

Positie van de respondenten

aio/oio 237 37%
ud*

46

7%
uhd*/hoogl. 81 13%
overig wp* 157 25%
techn.pers./overig obp* 119 19%
*ud: universitair docent
  uhd: universitair hoofddocent
  wp: wetenschappelijk personeel
  obp: ondersteunend en beheerspersoneel

 

 

 

Wetenschapsgebied van de respondenten

Farmacie 77 12%
Wiskunde & Informatica 30 5%
Biologie 172 27%
Sterrenkunde 41 6%
CFM* en KVI * 328 50%
*CFM: Chemie/Fysica/Milieukunde
  KVI: Kernfysisch Versneller Instituut

 

 

 

 

Leeftijd van de respondenten

< 30 239 37%
30 - 40 303 47%
> 50 104 16%

De respons van de enquête mag bevredigend worden genoemd: maar liefst 46% (=653) van de via e-mail benaderde FWN-medewerkers vulden de enquête in. Bij een verdeling in wp en obp blijkt dat 59% van het wp de vragenlijst heeft ingevuld en 22% van het obp.
Uit een verdere onderverdeling van het wp in promovendi, ud, uhd/hoogleraar en overig wp blijkt dat de wp-respons een goede afspiegeling is van de wp-populatie. De lage respons onder het obp komt overeen met de verwachting; niet alle obp-ers hebben in hun werk met literatuuronderzoek en/of publiceren te maken.

Bij de respondenten bestaat geen correlatie tussen positie en wetenschapsgebied. Farmacie heeft relatief veel aio’s/oio’s (35%), gevolgd door overig wp en obp (22%, 25%). Het aandeel van ud en uhd/hoogleraar is klein (10% en 8%). Bij Wiskunde & Informatica (W&I) vormen aio/oio en uhd/hoogleraar de meerderheid (beide 35%), gevolgd door ud (17%), overig wp (10%) en obp (3%).
Bij Biologie vormen de aio's/oio's (39%) samen met het overig wp (28%) de meerderheid. De percentages voor de overige posities zijn: obp 17%, uhd/hoogleraar 9% en ud 7%. Bij Chemie/Fysica/Milieukunde vormen net als bij Biologie aio's/oio's (38%) samen met het overig wp (24%) de meerderheid van de respondenten. Ook wat de overige posities betreft volgt Chemie/Fysica/Milieukunde het patroon van Biologie: obp 19%, uhd/hoogleraar 11% en ud 7%.
Bij Sterrenkunde ontbreken ud’s. De overige posities zijn daar in ongeveer gelijke mate aanwezig: aio/oio 23% en de overige posities elk 26%.

De beschrijving van de enquêteresultaten is vooral gericht op de variabelen positie en wetenschapsgebied. De variabele leeftijd is wel meegenomen in de tabellen waarin voor het wp de resultaten naar deelgroep zijn uitgesplitst; zie hiervoor de web-presentatie.
Verder is er voor gekozen de beschrijving toe te spitsen op de oordelen van de wp-ers. Dit is gedaan omdat de thematiek van de vragenlijst niet voor alle obp-ers relevant was, hetgeen ook blijkt uit de relatief hoge percentages ‘geen mening’ bij deze groep.

Het facultaire aanschafbeleid

Bent U tevreden over het aanschafbeleid van tijdschriften in de faculteit?

  wp % obp %
Ja 51 39
Nee 20 7
Geen mening 29 55

De helft van de wp-ers zegt tevreden te zijn over het aanschafbeleid van tijdschriften. De wp-posities verschillen onderling niet significant in hun oordeel. De tevredenheid blijkt wel afhankelijk van het wetenschapsgebied waarop men werkzaam is. Sterrenkunde, Chemie/Fysica/Milieukunde en KVI scoren het hoogst (62%, 61%). Biologie, Farmacie en Wiskunde & Informatica laten een lagere tevredenheid zien (49%, 42% en 33%).

 

Acht U de tijdschriftencollectie van de faculteit toereikend voor Uw onderzoek?

   wp % obp %
Ja 58 45
Nee 27 7
Geen mening 15 48

Uit nadere analyse van de cijfers blijkt dat 58% van mening is dat de tijdschriftencollectie toereikend is voor het eigen onderzoek. De wp-posities oordelen hier verschillend over. De hoogste tevredenheid doet zich voor bij uhd/hoogleraar (69%), de laagste bij ud's (52%).
Het antwoord op de vraag of de tijdschriftencollectie toereikend is voor het eigen onderzoek blijkt afhankelijk van wetenschapsgebied. Bij Sterrenkunde, Chemie/Fysica/Milieukunde en KVI is het percentage dat de collectie toereikend vindt het hoogst, 72% respectievelijk 64%. Bij de andere disciplines varieert dit van 57% (Farmacie) tot 43% (W&I).

Respondenten die invulden dat zij niet tevreden zijn over het aanschafbeleid konden hun oordeel toelichten. Een aantal van hen stelt dat het beleid gezien de beschikbare middelen goed is, maar maakt daarbij wel kritische kanttekeningen. De volgende opmerkingen zijn illustratief:

Soms zijn de opmerkingen tegenovergesteld, zoals: 'er moeten meer incourante tijdschriften beschikbaar komen' en 'er zijn te veel tijdschriften die niemand leest'.

Een deel van de onvrede wordt in verband gebracht met de introductie van on-line tijdschriften ('houdt geen gelijke tred met het opzeggen van abonnementen op gedrukte versies') en met de vraag hoe in te spelen op wensen van nieuwe onderzoeksgebieden. Soms wordt de kritiek gerelateerd aan de veronderstelling dat er te veel is/wordt bezuinigd. Opgemerkt wordt ook dat er te weinig overleg is tussen afdelingen, c.q. instituten over gemeenschappelijke aanschaf.

Acties tegen te dure tijdschriften?

Bent U bereid mee te doen aan een kopersstaking van te dure tijdschriften van bepaalde commerciële uitgevers?

  wp % obp %
Ja 43 37
Nee 31 15
Geen mening  26 48

Minder dan de helft van de wp-ers (43%) is bereid om mee te doen aan een kopersstaking, 32% is bereid medewerking (als referee of anderszins) te weigeren. Voor beide vragen geldt dat de bereidheid tot deze acties afhankelijk is van de positie die men bekleedt. Met name uhd's/hoogleraren zijn bereid tot een kopersstaking (69%) dan wel het weigeren van medewerking aan te dure tijdschriften (50%). Van de ud's is 56% bereid tot een kopersstaking en is 37% bereid medewerking als referee te weigeren.

 

Bent U bereid medewerking (als referee of anderszins) te weigeren bij te dure tijdschriften?

   wp % obp %
Ja 32 22
Nee 35 17
Geen mening 33 60

De andere posities scoren op beide vragen lager dan de uhd's/hoogleraren en ud's. Gezien de aard van hun functies/posities liggen een kopersstaking van te dure tijdschriften en medewerking weigeren als referee mogelijk ook minder binnen hun bereik. De bereidheid mee te doen aan een kopersstaking blijkt ook afhankelijk van het wetenschapsgebied dat men beoefent.

 

Zouden er acties op landelijk niveau moeten plaatsvinden?

  wp % obp %
Ja 63 61
Nee 18 4
Geen mening 18 35

Er is een groot verschil tussen Wiskunde & Informatica (71% is bereid mee te doen) en de overige wetenschapsgebieden waar de percentages die bereid zijn tot een kopersstaking tussen 40% en 45% liggen. Ook wat betreft de bereidheid medewerking als referee te weigeren zijn er verschillen tussen de wetenschapsgebieden (van 43% voor W&I tot 25% voor Farmacie).

 

Zouden zulke acties op internationaal niveau moeten plaatsvinden?

  wp % obp %
Ja 78 56
Nee 5 4
Geen mening 17 40

Hoewel een meerderheid van het wp voor acties op landelijk niveau is (63%), is er meer steun voor acties op internationaal niveau (78%). De instemming met internationale actie is niet afhankelijk van positie of wetenschapsgebied.

 

 

Aan de vragen over bereidheid tot actie/te ondernemen actie was een open vraag verbonden, waarin respondenten andere suggesties voor acties konden noemen. Er is op deze open vraag door een groot aantal respondenten gereageerd. In de meeste antwoorden wordt naast een direct antwoord op de vraag (andere suggesties?) ook de bereidheid tot actie genuanceerd: actie ja, maar.... niet als ik/mijn onderzoeksgroep daardoor aansluiting bij ander onderzoek misloop. Om dit te voorkomen pleit men voor samenwerking.
De meest genoemde suggesties voor andere actievormen zijn:

Elektronische of gedrukte tijdschriften?

Hoeveel elektronische tijdschriften raadpleegt U regelmatig?

  wp % obp %
0 20 43
1-5 47 50
5 of meer 32 7

Uit de cijfers blijkt dat 80% van de wp-ers elektronische tijdschriften raadpleegt en 20% dat (nog?) niet. Er zijn wat het gebruik van elektronische tijdschriften betreft geen verschillen tussen de posities, wel tussen de disciplines. Het percentage dat regelmatig 1-5 elektronische tijdschriften raadpleegt varieert van 33% voor Biologie tot 76% voor Sterrenkunde. Aan de onderkant van de schaal (aantal raadplegingen is 0) heeft W&I de hoogste score (50%), aan de bovenkant (aantal raadplegingen 5 of meer) Biologie (55%).

 

Waarnaar gaat Uw voorkeur uit bij het raadplegen van tijdschriften?

  wp % obp %
sterke voorkeur elektr. versie 48 25
matige voorkeur elektr. versie 17 14
maakt niet uit 14 26
matige voorkeur gedrukte versie 10 15
sterke voorkeur gedrukte versie 10 20

65% van de respondenten heeft bij het raadplegen van tijdschriften een sterke/matige voorkeur voor elektronische versies, 20% voor gedrukte versies en 14% heeft geen voorkeur. Afhankelijk van de positie die men bekleedt wordt hierover verschillend geoordeeld. Bij de aio's/oio's en in iets mindere mate het 'overig wp' zien we de hoogste percentages met een sterke/matige voorkeur voor elektronische versies (79% respectievelijk 71%), bij het overig wp is dit 63%. Onder uhd's/hoogleraren is de voorkeur voor elektronische versies het laagst (52%).

 

Verwacht U dat elektronische tijdschriften (op den duur) de gedrukte zullen vervangen?

   wp % obp %
Ja 68 53
Nee 23 36
Geen mening 9 11

68% van de wp-ers verwacht dat elektronische tijdschriften (op den duur) de gedrukte zullen vervangen. Er zijn wat dit betreft geen verschillen tussen posities, ook niet tussen de disciplines.

 

 

 

 

De respondenten konden via een open vraag hun voorkeur voor elektronische versies toelichten. Velen maakten van deze mogelijkheid gebruik. Hun reacties zijn geordend naar frequentie waarmee ze (in variërende bewoordingen) voorkomen.

E-versies zijn gebruiksvriendelijk
Veel uitspraken duiden op waardering voor het feit dat elektronische tijdschriften onafhankelijk van tijd en plaats beschikbaar zijn (afstand en openingstijden bibliotheek tellen niet meer, alles kan vanaf je bureau, je hoeft er niet voor op pad, het bespaart tijd). Snel kunnen downloaden en printen (i.p.v. veel tijd kwijt zijn met kopiëren) valt hier ook onder. Er wordt ook wel gerelativeerd: 'De printer wordt ontzettend geblokkeerd als er weer iemand het hele recherche wil printen.'

E-versies leggen beperkingen op
Opmerkingen die vallen in deze categorie variëren van, 'Bladeren op het beeldscherm werkt vervelend, ik lees nooit van het scherm' en 'Het is prettig om in een gedrukte versie te bladeren, je voelt het in je handen', tot '..., om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in het vakgebied is het veel prettiger en dus essentieel om een gedrukt exemplaar door te kunnen bladeren'. Eén respondent stelt: '....gedrukte versies geven sneller en beter een overzicht, je komt meer onverwachte, maar toch bruikbare info tegen, het levert meer gedachten op'.

E-versies hebben uitstekende zoekmogelijkheden
Hier gaat het om opmerkingen als: 'Het gebruik van keywords levert veel op', 'Je kunt linken naar verwante artikelen', 'Je hebt meer tijdschriften beschikbaar'. 

E-versies leveren prints van hoge kwaliteit 
Hierbij wordt vooral gerefereerd aan het feit dat je plaatjes en grafieken mooi (en in kleur) kunt printen: '...ze zijn veel mooier dan een fotokopie' en 'Plaatjes en grafieken zijn als sheet/slide te gebruiken en je kunt ze van eigen commentaar voorzien.' 

E-versies zijn niet gebruiksvriendelijk 
Voorbeelden van uitspraken die hier onder vallen: '....soms is een password nodig', '....soms blijkt een abonnement maar tijdelijk, zeer vervelend als je er op gerekend hebt', '....soms moet je lang wachten', 'De sites zijn soms onduidelijk', '....er moet meer pdf komen', '...vereisen te veel printwerk', '... gaan niet ver genoeg in de tijd terug'.

Veel respondenten relateren hun uitspraken over elektronische dan wel gedrukte versies aan het doel dat zij met het raadplegen op het oog hebben. Een paar voorbeelden:
'Voor een specifieke zoektocht naar een artikel is de elektronische weg handiger, voor het kennisnemen van de inhoud is papier beter',
'Voor het doornemen van titels en abstracts geef ik de voorkeur aan elektronische versies, voor het doornemen van (in elk geval door mij meest gelezen) tijdschriften heb ik liever het tijdschrift echt in handen c.q. een tijdje beschikbaar'
en '...tijdschriften met inleidende- en overzichtsartikelen graag op papier'.

Ook het antwoord op de vraag 'Verwacht u dat elektronische tijdschriften (op den duur) de gedrukte zullen vervangen?' kon door de respondenten worden toegelicht. Een ruime meerderheid zegt dat dit gaat gebeuren, want het.... 

Publiceren via een preprint server?

Leest U regelmatig elektronische preprints op Uw vakgebied?

  wp % obp %
Ja 31 19
Nee 62 64
Geen mening 7 17

Minder dan een derde van de wp-ers leest regelmatig elektronische preprints. Als de bibliotheek een server zou inrichten voor de ontsluiting van preprints zou 38% daarvan voor eigen publicaties gebruik maken. Ud's maken het minst gebruik van elektronische preprints (17%), uhd's/ hoogleraren het meest (42%). Verder is er vooral bij Sterrenkunde sprake van een hoog percentage gebruikers (83%). Bij de overige disciplines is dit rond 30%.

 

Zou door de bibliotheek een server moeten worden ingericht voor de ontsluiting van preprints?

  wp % obp %
Ja 45 35
Nee 13 11
Geen mening 42 54

Een relatief hoog percentage van de wp-ers zegt geen mening te hebben wanneer hun wordt gevraagd of de bibliotheek een server voor preprints moet inrichten. 

 

 

 

 

Zou U voor Uw publicaties gebruik maken van deze preprint server?

  wp % obp %
Ja 38 20
Nee 19 13
Geen mening 43 66

Hetzelfde geldt voor de vraag of zij voor hun publicaties gebruik zouden maken van zo'n server. Uitgesplitst naar discipline blijkt W&I een enigszins afwijkende plaats in te nemen. Daar is 85% voor het inrichten van een preprintserver en zegt 71% dat ze er voor eigen publicaties gebruik van zou maken.

 

 

Vindt U het publiceren via een preprint server of een publication board een adequate vervanging voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift?

  wp % obp %
Ja 15 17
Nee 64 42
Geen mening 21 42

Het percentage wp-ers dat publiceren via een preprintserver of een publicationboard een adequate vervanging vindt voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift is erg klein, 15%. De oordelen hierover zijn niet afhankelijk van positie en discipline.

 

 

 

Elektronische tijdschriften stimuleren?

Bent U van mening dat universiteiten (in internationaal verband) actiever moeten worden in het zelf elektronisch uitgeven van tijdschriften?

  wp % obp %
Ja 55 53
Nee 20 10
Geen mening 25 38

Iets meer dan de helft van de wp-ers vindt dat universiteiten actiever moeten worden in het zelf elektronisch uitgeven van tijdschriften. Er wordt relatief vaak 'geen mening' gegeven. De wp-ers die wel een mening geven verschillen daarin per positie. De aio's/oio's zijn het sterkst voor een actievere opstelling (62%). Van de uhd's/hoogleraren is 43% er voor, van ud's en overig wp iets meer dan de helft.

 

 

Conclusies

De facultaire bibliotheekcommissie FWN en de UB zullen de uitkomsten van deze enquête betrekken bij de verdere ontwikkeling van het bibliotheekbeleid. Op facultair niveau zal scherp gekeken worden naar de collectievorming en de financiering van tijdschriften.
Te voorzien valt dat de faculteit in een periode van enkele jaren grotendeels zal overstappen van gedrukt naar elektronisch. Het huidige bekostigingsmodel, waarbij één bepaalde afdeling of onderzoeksgroep een tijdschrift betaalt, dat vervolgens voor iedere geïnteresseerde binnen de universiteit toegankelijk is, is daardoor aan herziening toe.

De reacties over de tijdschriftenprijzen kunnen worden gezien als een ondersteuning van het beleid van de gezamenlijke Nederlandse universiteitsbibliotheken om in consortiumverband over gunstiger prijzen en betere prijsmodellen met uitgevers te onderhandelen. Zij willen samen met Europese en Amerikaanse bibliotheekassociaties de beleidslijn volgen om enerzijds de druk op commerciële uitgevers te verhogen en anderzijds alternatieve publicatiemogelijkheden te ontwikkelen. Wat betreft dat laatste wordt aangesloten bij activiteiten van een aantal grotere learned societies.

Door de Universiteitsbibliotheek is een infrastructuur ontwikkeld voor de opslag van elektronische informatie. Via een zogenaamde documentserver worden proefschriften, publicaties van een aantal onderzoeksscholen, oraties, redes etc. via het web beschikbaar gesteld. Daarbij behoort ook een internationaal tijdschrift (Ancient Narrative) op het gebied van de klassieke roman. Het ligt in de rede deze voorzieningen te verbeteren en geleidelijk uit te bouwen in de richting van preprint servers en open archive-structuren, daarbij aansluitend bij internationale infrastructuren van universiteiten en andere onderzoeksinstellingen.

Links:

 

Begin pagina


index Pictogram 1