Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Exon skipping therapy for dystrophic epidermolysis bullosa

Promotie:Dhr. J. (Jeroen) Bremer
Wanneer:25 april 2018
Aanvang:11:00
Promotor:prof. dr. M.F. Jonkman
Copromotors:dr. ir. A.M.G. Pasmooij, dr. P.C. (Peter) van den Akker
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Medische Wetenschappen / UMCG
Exon skipping therapy for dystrophic epidermolysis bullosa

Nieuwe therapie voor ernstige vorm van Epidermolysis Bullosa

Exon skipping therapie, een vorm van gentherapie, is geschikt om de ernstige vorm Dystrofische EB van de erfelijke huidziekte Epidermolysis Bullosa te behandelen. Dat concludeert biotechnoloog Jeroen Bremer op basis van proof-of-concept van de behandeling in cellen en proefdieren. Bremer keek ook naar de potentiële impact van de therapie in de praktijk.

Op 10 april 2018 deed een patiënt met Dystrofische Epidermolysis Bullosa (‘DEB’) zijn verhaal in het programma ‘Je zal het maar hebben’. Bij EB-patiënten sluit de bovenste huidlaag door verschillende genetische afwijkingen cellulair niet goed aan op het bindweefsel onder de huid. Al bij lichte aanraking of wrijving ontstaan daardoor blaren. Er worden drie verschijningsvormen onderscheiden. Ongeveer een kwart van de patiënten heeft Dystrofische Epidermolysis Bullosa (DEB), waarvan een milde en ernstige variant bestaat. Patiënten met de ernstige variant moeten iedere dag verbanden verwisselen en wonden verzorgen. Onderzoekers werken aan verschillende soorten behandelingen: gentherapie (correctie van het aangetaste gen), eiwit vervangingstherapie en celtherapie. Dit onderzoek past in de eerste categorie.

Bremer houdt zich als biotechnoloog bezig met DNA en RNA, de informatiedragers die dienen als de blauwdruk van het leven. In zijn onderzoek probeerde hij met behulp van synthetisch RNA een klein stukje van de genetische informatie waarin de fout zich bevindt, een exon, te verwijderen. Dit heet ‘exon skipping’. Hij bestudeerde de haalbaarheid van deze methode eerst in gekweekte cellen van patiënten en in muizen. In beide gevallen leverde dit herstel op van collageen type 7 synthese (het ‘foute’ gen in DEB) op eiwitniveau. Vervolgonderzoek liet bovendien zien dat het nieuw gevormde type 7 collageen goed werkt.  

In het tweede deel van zijn proefschrift stond Bremer stil bij exon skipping genmutaties zoals die van nature voorkomen in sommige patiënten met DEB. Volgens Bremer zijn twee van de 26 beschreven varianten erg interessant omdat deze voor elkaar krijgen wat de exon skipping therapie probeert te bewerkstelligen: het overslaan van een onwerkzame versie van een gen (‘nul mutatie’). Samenvattend geeft het proefschrift een compleet overzicht van exon skipping therapie als mogelijke therapie voor DEB. Voordat deze in de praktijk kan worden toegepast, is eerst meer onderzoek nodig.

Jeroen Bremer (1988) verrichtte zijn promotieonderzoek bij het Groningen Centrum voor Blaarziekten en was verbonden aan de afdeling Dermatologie en onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek was een samenwerking tussen de UMCG-afdelingen Dermatologie en Genetica en werd betaald door ERA-NET, het Zeldzame Ziekten Fonds en Stichting Vlinderkind. Bremer blijft als onderzoeker verbonden aan het UMCG. De titel van zijn proefschrift is: “Exon skipping therapy for dystrophic epidermolysis bullosa”.