Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

The Golden Mean of Languages

Forging Dutch and French in the Early Modern Low Countries (1540-1620)
Promotie:Mw. A.D.M. (Alisa) van de Haar
Wanneer:26 april 2018
Aanvang:14:30
Promotors:prof. dr. B.A.M. (Bart) Ramakers, prof. dr. A.C. van Dixhoorn, prof. dr. P.J. Smith
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
The Golden Mean of Languages

Vroege pleitbezorgers Nederlands hadden veel interesse voor andere talen

In de zestiende eeuw nam de interesse in taal toe en werden de eerste grammaticaboeken, woordenboeken en voorschriften voor de spelling van het Nederlands geschreven. Deze plotselinge toename in de aandacht voor de volkstaal is vaak geïnterpreteerd als een uiting van groeiend nationaal zelfbewustzijn, waarbij het prestigieuze Latijn en Frans werden verworpen ten voordele van de eigen taal. Alisa van de Haar belicht een andere kant van de zestiende-eeuwse taaldebatten door deze te bezien in de context van de toenmalige taalsituatie. Zij concludeert dat de geschiedenis van de Nederlandse taal en literatuur niet los gezien kan worden van het meertalige historische karakter van de Nederlanden. Meertaligheid is een cruciaal aspect is van de Nederlandse cultuur, aldus Van de Haar. De historische openheid en interesse van de Nederlanders voor andere talen is essentieel geweest voor de culturele, intellectuele en commerciële successen.

De provincies van de Nederlanden bestreken destijds ook gebieden in België en Noord-Frankrijk. Naast het Nederlands werd dus het Frans gebruikt. In de meest zuidelijke gebieden was het de moedertaal, maar het was ook de taal van de internationale handel, de adel en het landsbestuur. Van de Haar onderzocht de discussies over taal die werden gevoerd in vier bij uitstek meertalige omgevingen: scholen waar Nederlandstalige kinderen Frans leerden, de jonge Calvinistische gemeenschappen, drukkersateliers en rederijkerskamers (broederschappen die de kunst van de welsprekendheid beoefenden in de volkstaal). Ze toont aan dat de belangrijkste verdedigers van het Nederlands zelf meertalig waren, en dat de eerste studies naar deze volkstaal vrijwel allemaal geïnspireerd waren door Franse geschriften over taal. De aandacht voor de Nederlandse moedertaal kwam dus niet voort uit een afwijzing van andere talen en een naar binnen gerichte nationalistische beweging, maar uit de open interesse van Nederlanders voor andere talen, in het bijzonder de tweede landstaal, Frans. Juist vanuit de in die tijd zelfs spreekwoordelijke meertaligheid van de Nederlanders was men geïnteresseerd in het functioneren van het Nederlands ten opzichte van andere talen. De visies die werden geuit over manieren om de Nederlandse volkstaal te verbeteren bewogen zich, in tegenstelling tot wat traditionele overzichten van de geschiedenis van de taal impliceren, niet in een duidelijke lijn richting wat nu Algemeen Beschaafd Nederlands is. De diversiteit aan meningen was juist erg groot, maar ze kwamen allemaal voort uit de wens om de taal verder op te bouwen. De zestiende-eeuwse beweging die erop gericht was om leenwoorden uit het Frans en Latijn uit te bannen heeft zo disproportioneel veel aandacht gekregen van onderzoekers, terwijl de vele voorstanders van leenwoorden er evenzeer op gericht waren het Nederlands te ondersteunen.

Het onderzoek is gefinancierd door NWO.