Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Disaster Governance: Analyzing inconvenient realities and chances for resilience and sustainability

Analyzing inconvenient realities and chances for resilience and sustainability
Promotie:Mw. M.M. (Melanie) Bakema
Wanneer:28 maart 2019
Aanvang:12:45
Promotor:prof. dr. P. McCann
Copromotor:dr. C.A. Parra Novoa
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Ruimtelijke Wetenschappen
Disaster Governance: Analyzing inconvenient realities and chances
for resilience and sustainability

Kans op veerkrachtiger samenleving na Groningse aardbevingen blijft onbenut

Ondanks hun verwoestende impact bieden rampen ook kansen om de samenleving veerkrachtiger en duurzamer te maken. Het is echter moeilijk het momentum na een ramp te benutten om grote veranderingen aan te jagen. Dat concludeert Melanie Bakema op basis van onderzoek naar de aardbevingen in Groningen (sinds 2012) en Christchurch (2010 en 2011), en een milieuramp in de Chileense zalmindustrie (2007).

Bakema onderzocht het bestuur van deze rampen, die plaatsvonden door interactie tussen mens en natuur. Zij constateert dat na alle drie rampen leerprocessen ontstonden, maar dat die tegelijkertijd vaak niet uitmondden in leren, adaptatie en transformatie op een breder, maatschappelijk niveau. Groepen mensen leren wel na een ramp, concludeert Bakema, maar de lessen blijven beperkt tot direct betrokkenen en worden niet verbonden met mensen en instituties op andere schaalniveaus.

Leren kan plaatsvinden in sommige onderdelen van een maatschappij en dan bijdragen aan de veerkracht van deze onderdelen. Maar wanneer te sterk wordt vastgehouden aan het leren van sommige onderdelen in een maatschappij, kan dat het leereffect van de maatschappij als geheel belemmeren. De bestuurlijke verwevenheid van publieke en private instituties die betrokken zijn bij de aardbevingen in Groningen hindert bijvoorbeeld de overgang naar een bestuurlijke systeem dat recht doet aan de omvang van de problematiek. Dat zorgt voor een groeiend maatschappelijk wantrouwen.

Daarbij kunnen leerprocessen niet altijd worden ingebed in bestaande institutionele structuren. Een land kan goed ontwikkelde instituties hebben, maar dat betekent niet per se dat deze instituties ook geschikt zijn voor bijvoorbeeld het omgaan met een onverwacht type ramp of een ramp op een andere plaats, concludeert Bakema.

Elke ramp heeft zijn eigen specifieke gevolgen voor de getroffen samenleving. De schade aan huizen verschilt per plaats, net als de psychosociale impact van de ramp op de getroffen inwoners. De bestuurlijke aanpak van rampen vindt echter vaak plaats op een homogene manier, constateert Bakema. Het gevolg is dat de bestuurlijke aanpak van overheden vaak niet aansluit op de wensen en behoeften van de getroffen mensen.

Zo vraagt de eerste fase van noodhulp om een andere verdeling van bestuurlijke rollen dan de wederopbouw op lange termijn. Volgens Bakema zijn daarom hybride en flexibele bestuurlijke systemen nodig om de aanpak te laten aansluiten bij de specifieke plaats, tijd en (groepen) mensen. Het is belangrijk om bij de wederopbouw voldoende ruimte te maken voor burgerparticipatie. Een dialoog tussen publieke, private en sociaalmaatschappelijke actoren is essentieel om transities naar meer veerkrachtige en duurzame samenlevingen te stimuleren.

Het aanmerken van een situatie als ramp kan, ondanks de mogelijke politieke gevoeligheid, helpen om een adequaat bestuurlijk proces in te richten dat recht doet aan percepties, werkelijkheden en problemen van mensen.