Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

A phantom medium?

The SDAP, the Labour Party and the politics of radio broadcasting in the Netherlands and Great Britain (1920-1940). A comparative study
Promotie:Dhr. B. (Bas) de Jong
Wanneer:19 december 2019
Aanvang:12:45
Promotor:prof. dr. H.B.M. Wijfjes
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
A phantom medium?

Een spookmedium? Nieuw licht op de politieke betekenis van radio in het interbellum

De relatieve afwezigheid van radio in de politieke geschiedschrijving van de 20e eeuw lijkt te suggereren dat de komst van dit medium een beperkte betekenis heeft gehad voor de politieke cultuur van de jaren twintig en dertig. Het tegendeel is waar, zo blijkt uit het promotieonderzoek van de Groningse historicus Bas de Jong. 

Menig historicus heeft betoogd dat de opkomst van televisie in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw van grote invloed is geweest op het aanzien en het functioneren van de politiek. Opvallend genoeg gaan beweringen over de betekenis van televisie doorgaans voorbij aan de rol van radio, als een medium dat zijn doorbraak naar een massapubliek beleefde in de jaren twintig en dertig van deze eeuw. Dit gegeven was aanleiding voor De Jong om een vergelijkend onderzoek te doen naar de politieke omgang met radio in Nederland en Groot-Brittannië in het interbellum. Twee politieke partijen staan centraal in zijn onderzoek: de SDAP en de Labour Party. Waar de eerste nauwe banden onderhield met de socialistische VARA, zag de tweede zich geconfronteerd met de machtige BBC.

Hoe verschillend dit uitgangspunt ook was, De Jong toont in zijn proefschrift dat beide partijen diep onder de indruk waren van het medium, zowel in positieve als in negatieve zin. Als premier van Engeland waarschuwde Labour leider Ramsay MacDonald bijvoorbeeld dat het gebruik van radio zou leiden tot een vorm van ‘Jazz politiek’. In Nederland vergeleek Asser Benjamin Kleerekoper het medium met een ‘kleine duivel’. Uiteraard bood het medium ook ongekende mogelijkheden, al bleek het een flinke opgave voor beide partijen om hun retoriek en presentatie af te stemmen op de nieuwe, huiselijke realiteit van radio. 

Het vergelijkend onderzoek van De Jong heeft een aantal opmerkelijke en niet eerder geconstateerde overeenkomsten aan het licht gebracht. Met name interessant is de poging van beide partijen in het midden van de jaren dertig om de invloed van radio tegen te gaan. In het geval van de Labour Party was deze poging vooral gericht op de positie van het Parlement als het epicentrum van de Britse politieke cultuur. Anders dan wat Britse historici tot nog toe hebben aangenomen, toont De Jong dat de weigering om de BBC tot het parlement toe te laten vooral het gevolg was van een veto door de Labour Party. Ook wat de SDAP betreft, biedt zijn onderzoek belangrijke nieuwe inzichten, met name wat de ‘verzuilde’ relatie tussen de partij en de VARA betreft en de mate waarin deze relatie werd verstoord door de tegenstelling tussen de gevestigde vormen van partijpolitiek en de medium-specifieke eigenschappen van radio.

Maar ook vanuit hedendaags perspectief biedt dit proefschrift stof tot nadenken. De Jong: ‘op basis van mijn onderzoek kun je je bijvoorbeeld afvragen of het niet tijd wordt dat de Tweede Kamer een bewuster mediabeleid gaat voeren, bijvoorbeeld door het gebruik van smartphones en tablets te beperken (lees: om te voorkomen dat bewindslieden voetbal kijken tijdens debatten).’ Een andere kwestie betreft het afnemende draagvlak voor de omroepverenigingen als de pijlers onder het huidige omroepbestel. De Jong: ‘Tegen deze achtergrond kan het interessant zijn om de omroepplannen van de SDAP uit de vroege jaren twintig nog eens onder de loep te nemen, aangezien deze een aantal elementen bevat die best van toegevoegde waarde zouden kunnen zijn voor de publieke omroep van de 21e eeuw.’