Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Regional variation in the use of the earliest pottery in North-western Europe: organic residue analysis of Swifterbant pottery (5000 - 4000 cal. BC)

Promotie:Mw. Ö. (Özge) Demirci
Wanneer:20 januari 2022
Aanvang:11:00
Promotors:prof. dr. D.C.M. (Daan) Raemaekers, prof. dr. O. Craig
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Regional variation in the use of the earliest pottery in
North-western Europe: organic residue analysis of Swifterbant
pottery (5000 - 4000 cal. BC)

Archeologische resten Swifterbantcultuur: veel vis, maar ook zuivel

Opgegraven aardewerk van de Swifterbantcultuur is vooral gebruikt voor het conserveren van zoetwatervis. Maar onderzoeker Özge Demirci heeft daar ook zuivelresten op aangetroffen, het vroegste directe bewijs van zuivel tot nu toe in Swifterbantaardewerk. Demirci heeft voor haar promotie de functie en functionele variatie van het aardewerk van de Swifterbantcultuur in de Nederlandse ‘wetlands’ onderzocht. Dat deed ze door als eerste systematisch vetzuurresidu-analyse op het aardewerk toe te passen.

De Swifterbantcultuur (ca. 5000-4000/3400 v. Chr.) is een jager-verzamelaar-vissersgemeenschap met aardewerk dat een voortzetting laat zien van de bestaansstrategieën van de jager-verzamelaar, naast een geleidelijke verschuiving naar landbouw. Terwijl het vroegste aardewerk van Swifterbant gedateerd wordt op ca. 5000 v. Chr., wordt de komst van gedomesticeerde dieren gedateerd op ca. 4500 v. Chr. en van granen op ca. 4300 v. Chr.

Het is voor het eerst dat de vetzuurresidu-analyse is toegepast op aardewerk van deze gemeenschap. Bovendien is dit de eerste grootschalige studie van dit aardewerk, omdat Demirci toegang kreeg tot talrijke assemblages. Ze heeft de analyse toegepast op 148 monsters, die 146 individuele vaten vertegenwoordigen, afkomstig van acht archeologische sites: Swifterbant type sites S2, S3 en S4 (ca. 4300-4000 v. Chr.) in Flevoland, Nederland; Polderweg, De Bruin, Brandwijk, en Hazendonk (ca. 5000-3800 v. Chr.) in het Nederrijn-Maas gebied, Nederland; en tenslotte Hüde I (4700-3500 v. Chr.) in Nedersaksen.

Demirci’s onderzoek toont aan dat Swifterbantaardewerk voortdurend en voornamelijk is gebruikt voor de verwerking van bijna uitsluitend zoetwatervis, ondanks de zeer gediversifieerde bestaansstrategieën, die grote en kleine wilde dieren, terrestrische en aquatische voedselbronnen omvatten. De resultaten laten ook temporele veranderingen zien in de exploitatie van voedselbronnen in het gebied Niederrhein-Maas, waar aardewerk ook wordt gebruikt voor de verwerking van verschillende soorten voedingsmiddelen, zoals terrestrische hulpbronnen en zuivelproducten. De identificatie van zuivelresidu is het vroegste directe bewijs van zuivel tot nu toe in Swifterbantaardewerk.Demirci laat zien dat de motivatie voor de introductie van aardewerk in de Swifterbantcultuur niet noodzakelijkerwijs verband hield met veranderende bestaansstrategieën, aangezien er een duidelijke continuïteit te zien is in culinaire tradities na de introductie van domesticaten in de Swifterbantcultuur.