Distinguishing a phonological encoding disorder from Apraxia of Speech in individuals with aphasia by using EEG
Promotie: | Mw. J.V. (Jakolien) den Hollander |
Wanneer: | 26 januari 2021 |
Aanvang: | 11:00 |
Promotors: | prof. dr. Y.R.M. Bastiaanse, prof. dr. R. (Roel) Jonkers, prof. dr. L. Nickels |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Letteren |
Nieuw protocol om een stoornis in fonologisch coderen te onderscheiden van spraakapraxie
Als we spreken vinden er verschillende processen in onze hersenen plaats. We moeten het woord vinden, de spraakklanken vinden en ordenen en de bewegingen voor de spraak programmeren. Als gevolg van een beroerte kan er een stoornis in deze processen optreden. Meestal zijn meerdere processen aangetast. Bestaande methodes om een stoornis in het vinden en ordenen van spraakklanken (fonologisch coderen) te onderscheiden van een stoornis in het programmeren van de articulatie (spraakapraxie) zijn niet optimaal. Jakolien den Hollander heeft in haar proefschrift EEG, het meten van kleine veranderingen in elektrische hersenactiviteit met electroden die op de hoofdhuid geplaatst worden, als nieuwe methode hiervoor onderzocht.
Den Hollander ontwikkelde een protocol waarmee de processen van het spreken getraceerd werden in een groep jongere en een groep oudere neurologisch gezonde volwassenen. In beide groepen werden de processen op dezelfde plek op de hoofdhuid geregistreerd, maar het tijdvenster en de golfvorm van de processen verschilden tussen beide groepen. In personen met een stoornis in fonologisch coderen en in personen met spraakapraxie konden de processen die betroffen waren door de stoornis niet getraceerd worden, omdat de ernst van de stoornis in de groep varieerde. De aangetaste processen verliepen anders dan bij neurologisch gezonde deelnemers. Vanwege hun stoornis in het voorgaande proces verliep het programmeren van de articulatie ook anders bij personen met een stoornis in fonologisch coderen. Het protocol kan een stoornis in fonologisch coderen van spraakapraxie onderscheiden vanwege verschillen in de EEG-data (vergeleken met neurologisch gezonde deelnemers) die alleen tijdens het programmeren van de spraak voorkwamen.