Johannes Bosscha: Voor revolutieën gebooren

Gerda Huisman  g.c.huisman@ub.rug.nl

De stelling dat aan de mooiste vondsten geen zoektocht vooraf gaat, geldt ook in bibliotheken. Tijdens warme zomers is de kluis van de afdeling Bijzondere Collecties een van weinige ruimtes in de UB waar de temperatuur nog enigszins aangenaam blijft. Dat is dan een goede reden om daar eens te gaan opruimen.
Zo kwam een paar jaar geleden bij het doorwerken van dozen met ongeordend materiaal een verzameling achttiende-eeuwse brieven te voorschijn. De inhoud van de meeste epistels was niet om over naar huis te schrijven, maar er was één stapeltje bij dat de nieuwsgierigheid wekte.
Deze veertien brieven zijn van de hand van Johannes Bosscha (1767-1810), die in 1788 naar Parijs was vertrokken, en correspondeerde met Gerard Tjaard Suringar, conrector van de Latijnse School in Leeuwarden.

Interessante tijden

Bosscha leefde dus in interessante tijden op een interessante plek. Hij was naar Parijs gegaan als gouverneur van de zoons van de rijke politieke banneling B.E. Abbema, die in Amsterdam het handelsbedrijf van zijn schoonvader had geleid en zeer actief was in de patriottenbeweging. Als lid van de Amsterdamse vroedschap werd hij in 1787, na de Pruisische inval uit zijn ambt gezet en moest hij de stad verlaten. Hij vestigde zich in Parijs, waar hij een bank overnam en zijn financiële en politieke activiteiten voortzette.
Bosscha, die afkomstig was uit Leeuwarden, had in 1788 zijn studies in de letteren en de rechten aan de academie te Franeker afgesloten. Zijn sollicitatie naar de functie van rector van de Latijnse School in Dokkum bleef zonder succes. Toen een andere geschikte post zich niet snel aandiende, besloot hij in te gaan op het riante aanbod dat Abbema hem deed. Vanuit Parijs schreef Bosscha talrijke brieven aan familie en vrienden in het vaderland.

Uitgegeven zijn nu de brieven aan Suringar, die zich in de UB bevinden. Toen het werk daaraan bijna voltooid was, bleek dat er in het familiearchief van de Bosscha’s, dat in particulier bezit is, behalve twee portretten van Johannes, zijn album amicorum en zijn degenstok, nog eens ruim tachtig brieven aan zijn oudste broer Herman worden bewaard. Daaraan zijn gegevens ontleend om enkele passages in de brieven aan Suringar te verhelderen en ter aanvulling van Johannes’ levensgeschiedenis. Zo kon een redelijk volledig beeld van Bosscha’s ervaringen in Parijs worden geschetst.

Veel te vertellen

In de inleiding op de brieven worden leven en werk van Bosscha beschreven, zijn verblijf in Parijs, zijn werk als huisonderwijzer, zijn politieke en studieuze activiteiten en de ambtelijke loopbaan in Den Haag na zijn terugkeer uit Frankrijk. De brieven waren niet alleen voor de geadresseerden bedoeld, maar ze circuleerden door de hele kring van vrienden en bekenden. Zo hoefde de schrijver zichzelf niet voortdurend te herhalen.
Bosscha had veel te vertellen, want hij besteedde zijn tijd goed: hij bezocht bibliotheken en theaters, hij las veel en studeerde aan een soort volksuniversiteit, hij schreef Latijnse gedichten en drukte die van anderen, hij onderhield contacten met Franse en Nederlandse geleerden en politici. In 1793, tijdens de Terreur, moest Abbema Parijs verlaten. Bosscha volgde hem korte tijd later. Toen in 1795 de Fransen de bevroren rivieren overstaken, konden ook de patriotten uit het buitenland terugkeren.

Bosscha werd benoemd tot raadsheer in het Hof van Friesland, maar had dat na een jaar wel gezien. Aan het leven in Leeuwarden kon hij niet wennen, want, zo schreef hij, als men in een grote stad als Parijs heeft gewoond, kan men in Leeuwarden niet meer gelukkig zijn. Dankzij zijn in Frankrijk opgebouwde netwerk, werd hij in 1798 benoemd tot secretaris van de minister van Buitenlandse Zaken. Deze functie heeft hij niet hoeven opgeven toen in 1806 koning Lodewijk Napoleon kwam. In 1810 is Bosscha overleden, kort voordat Holland bij Frankrijk werd ingelijfd.
Anders dan de meeste emigranten die na de Pruisische inval in 1787 de Republiek ontvlucht waren, had Bosscha het zeer goed getroffen: hij woonde niet in een klein dorp, maar in Parijs, hij was voor zijn levensonderhoud niet afhankelijk van financiële bijstand van de Franse regering, maar woonde bij een rijke familie, en bewoog zich niet alleen in de kringen van aanzienlijke Nederlandse patriotten, maar ook in het Franse geleerde en politieke milieu. Zijn nog steeds zeer leesbare brieven geven daarvan een levendige beschrijving.

Gerda Huisman is hoofd van de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Groningen

Gerda C. Huisman, Voor revolutieën gebooren: brieven van Johannes Bosscha aan Gerard Tjaard Suringar, Parijs 1788-1793
Leeuwarden: Fryske Akademy (Rige Stúdzjes en Boarnemateriaal, 21), 2001.

 

Begin pagina


index Pictogram 6