Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Jaarlijks 33 tot 66 verkeersdoden door rijgevaarlijke geneesmiddelen

10 mei 2012

Jaarlijks zijn in Nederland tussen 33 en 66 doden in het verkeer toe te schrijven aan het gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen. Dit blijkt uit een recente schatting van deskundigen van de Rijksuniversiteit Groningen, het Nederlands Forensisch Instituut en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. Deze deskundigen waren betrokken bij het Europese DRUID¹-onderzoek, waarin 39 instituten uit 17 Europese landen hun bijdragen hebben geleverd. De schatting is uitgevoerd op basis van de resultaten van dit onderzoek.

In 2006 werd het aantal verkeersdoden in samenhang met het gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen geschat op 70 doden. De huidige schatting is lager. Dat is te verklaren door de daling van het totaal aantal jaarlijkse verkeersdoden in ons land met 170 slachtoffers sinds 2006 en het lagere gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. Dat laatste is per 2009 met 15 procent afgenomen door eigen bijbetalingsregelingen in de ziektekostenverzekering voor deze middelen.

Uit onderzoek onder verkeersdeelnemers in Nederland blijkt dat veelgebruikte slaap- en kalmeringsmiddelen en sterke pijnstillers door ongeveer 1,2 procent van alle automobilisten achter het stuur wordt gebruikt (ter vergelijking: alcoholgebruik werd bij 2,4 procent aangetroffen).

In het DRUID-onderzoek is vastgesteld hoe groot de verhoging van het risico op ongevallen is bij het gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen. Daaruit kan worden berekend, dat tussen de vijf en tien procent van alle dodelijk verongelukte slachtoffers is blootgesteld aan de genoemde rijgevaarlijke geneesmiddelen. In 2011 waren er in Nederland 661 verkeersdoden te betreuren. Dat betekent dat naar schatting 33 tot 66 doden zijn toe te schrijven aan het gebruik van de onderzochte rijgevaarlijke geneesmiddelen.

In het DRUID-onderzoek zijn weliswaar de meest voorkomende rijgevaarlijke geneesmiddelen meegenomen, maar niet alle. Hierdoor kan de schatting hoger uitvallen. Aan de andere kant is het aannemelijk dat ook de aandoening of klacht zelf (bijvoorbeeld slapeloosheid, depressie of pijnklachten) de rijgeschiktheid op zich al negatief kan beïnvloeden. In de praktijk is het dus niet alleen het geneesmiddel, maar een combinatie van aandoening en geneesmiddel die het risico op een ongeval bepaalt.

DRUID-onderzoekers adviseren om apothekers en huisartsen meer te betrekken bij het begeleiden van het gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen door verkeersdeelnemers. Zo kan bijvoorbeeld informatie over hoe om te gaan met nadelige effecten op de rijvaardigheid (die vaak in het begin van een behandeling optreden) het beste worden gegeven bij de start van een medicatie en bij veranderingen in het gebruik ervan (andere hoeveelheden en combinaties met andere rijgevaarlijke geneesmiddelen).

Ook wordt geadviseerd om de bijsluiters te verbeteren en een beter systeem voor het waarschuwen voor effecten op de rijgeschiktheid in te voeren. Zo wordt het gebruik van symbolen voor verschillende categorieën (weinig tot sterk beïnvloedend) aanbevolen. Deze kunnen worden toegepast op verpakkingen van geneesmiddelen en in schriftelijk en digitaal voorlichtingsmateriaal.

Noot voor de pers

Dit is een gezamenlijk persbericht van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

Meer informatie:
Prof. dr. J.J. de Gier, Rijksuniversiteit Groningen

Mede namens dr. B.E. Smink (Nederlands Forensisch Instituut) en drs S. Houwing (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid)

RUG: persvoorlichter Jos Speekman, tel 050-3635480/06-51702959
NFI: persvoorlichter Eef Herregodts, tel 070 888 6117/06-10406271
SWOV: persvoorlichter Han Tonnon, tel 070-3173315.

¹ Driving Under the Influence of Alcohol, Drugs and Medicines, zie www.druid-project.eu

Laatst gewijzigd:19 februari 2021 14:32
View this page in: English

Meer nieuws