Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Wandering whales?

Relationships between baleen whales and the sea ice environment in the Southern Ocean
Promotie:Dhr. B.W.P.M. Beekmans
Wanneer:24 februari 2017
Aanvang:16:15
Promotors:prof. dr. H.J.W. de Baar, prof. dr. E. Murphy, prof. dr. U. Bathmann
Copromotor:dr. J. Forcada
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Science and Engineering
Wandering whales?

Onderzoek naar relatie tussen walvissen en smeltend zeeijs

Elke zomer gaan op het zuidelijk halfrond grote baleinwalvissen naar de Zuidelijke IJszee om zich te voeden met krill. Het smelten van het zeeijs leidt tot planktonbloei die zorgt voor een snelle groei en ontwikkeling van krill. Huidige klimaatmodelstudies suggereren een afname in het jaarlijks gemiddelde totale zeeijsoppervlak van maximaal 33 procent in 2100. Om te kunnen voorspellen hoe baleinwalvissen zullen reageren op lange termijn veranderingen in de fysieke omgeving dienen we de relaties tussen baleinwalvissen, hun prooi en de fysieke omgeving te begrijpen. Bas Beekmans ontwikkelde daarvoor ruimtelijke modellen die zijn gebaseerd op visuele waarnemingen door walvisonderzoekers op schepen op open zee.

De modelanalyses van Beekmans suggereren dat Antarctische dwergvinvissen vaker gevonden worden dichtbij de rand van het zeeijs, het continentaal plat en nabij sterke zeestromingen (fronten). Schattingen laten hogere aantallen dwergvinvissen zien in gebieden waar veel zeeijs smolt tijdens de lente en zomer. Deze bevindingen suggereren sterk dat de hoeveelheid oppervlak aan zeeijs, vooral de verandering hierin door de afwisseling van seizoenen, invloed heeft op populaties van dwergvinvissen op regionaal niveau.

Beekmans concludeert dat het lastig is om te voorspellen wat voor gevolgen veranderingen in de hoeveelheid zeeijs hebben op de walvissen. Op het eerste gezicht kan een afname van het jaarlijks gemiddelde totale oppervlak aan zeeijs op de lange termijn leiden tot een afname in de hoeveelheid krill en dus tot minder voedsel dat beschikbaar is voor baleinwalvissen. Dit hoeft echter niet per se het geval te zijn. Minder pakijs betekent meer open water, waardoor het foerageergebied toeneemt voor grotere baleinwalvissen zoals bultruggen en gewone vinvissen, die nauwelijks doordringen in het pakijsgebied. Verder kan het zeeijsoppervlak regionaal grotere seizoensverandering doormaken. Dat zorgt voor een grotere Marginale IJszone wat weer kan leiden tot een hogere primaire en secundaire productiviteit en dus tot een hogere dichtheid van baleinwalvissen op regionaal niveau.

Een beter begrip van het foerageergedrag van walvissen zal ons helpen om beter te voorspellen hoe baleinwalvissen zullen reageren op veranderingen in hun leefomgeving, aldus Beekmans. We weten bijvoorbeeld nauwelijks vanaf welke afstand baleinwalvissen de krillzwermen kunnen detecteren en hoe de baleinwalvissen foerageren in een driedimensionale omgeving. Recente ontwikkelingen in infrarood detectie en onderzoek naar geluid van walvissen zijn veelbelovend voor de opvulling van dit kennishiaat.

Het promotieonderzoek van Bas Beekmans vond plaats bij het Energy and Sustainability Research Institute Groningen met financiering van het EUR-OCEANS programma en de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkt nu als consultant bij DIKW Intelligence.