Skip to ContentSkip to Navigation
Expertisecentrum HRM&OB
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Expertisecentrum Human Resource Management & Organisational Behaviour Blog
Header image Expertisecentrum

Mensen lijken slecht in staat om een goed idee herkennen

Datum:18 juli 2017
Auteur:Bernard Nijstad
Mensen lijken slecht in staat om een goed idee herkennen
Mensen lijken slecht in staat om een goed idee herkennen

Hoe je het ook bekijkt, de iPad was een goed idee – er zijn er intussen 360 miljoen van verkocht. Gek genoeg was de eerste reactie op de iPad niet onverdeeld positief. Toen de iPad in 2010 werd geïntroduceerd door Steve Jobs waren er veel negatieve geluiden te horen, ook van experts op het gebied van consumentenelektronica en financiën: de iPad werd breed gezien als “teleurstellend”. Pas nadat de eerste verkoopcijfers bekend werden, herzagen veel experts hun mening dat de iPad nooit een groot succes zou worden.

Maar het is helemaal niet zo uitzonderlijk dat experts het mis hebben als het gaat om het herkennen van een enorm (verkoop)succes. J. K. Rowling ontving bijvoorbeeld 12 afwijzingen voor haar boek “Harry Potter and the Philosopher’s Stone” – de Harry Potter serie is intussen meer dan 450 miljoen keer over de toonbank gegaan. Decca Recordings heeft er waarschijnlijk nog altijd spijt van dat ze The Beatles niet hebben gecontracteerd toen ze de kans hadden. En waarom verkocht Vincent van Gogh maar één schilderij tijdens zijn leven?

Waar je ook kijkt, mensen lijken slecht in staat om een goed idee te herkennen. De vraag is hoe dit komt. Langzamerhand begint de wetenschappelijke literatuur aandacht te besteden aan deze vraag. Meer specifiek gaat het om de vraag of en wanneer mensen in staat zijn om creatieve bijdragen op hun waarde te schatten. En langzamerhand wordt het duidelijk dat dit een serieus moeilijk probleem is, omdat het probleem is geworteld in wat creativiteit eigenlijk is.

Over het algemeen is iets – bijvoorbeeld een product, een idee, een kunstwerk – creatief als het voldoet aan twee criteria: het is nieuw (origineel) én het is toepasselijk (bruikbaar, nuttig, uitvoerbaar). En in de combinatie van die twee criteria zit precies het probleem. Wetenschappelijk onderzoek laat namelijk zien dat iets wat nieuw en origineel is vaak wordt gezien als ontoepasselijk, niet bruikbaar, of onuitvoerbaar. Dat is in zekere zin ook logisch: iets wat nieuw is, is nog nooit geprobeerd, en dus weten we niet goed of het nuttig, bruikbaar of uitvoerbaar is. En als mensen denken dat dit misschien niet het geval is, dan hebben ze de neiging om het idee (product, kunstwerk) meteen af te wijzen. De consequentie is dat mensen vaak een voorkeur hebben voor saaie oude ideeën, omdat die gezien worden als nuttig en bruikbaar, terwijl ze opwindende, nieuwe ideeën afwijzen als onhaalbaar of onbruikbaar – ook als dat niet zo is.

Het is dus simpelweg makkelijker te zien dat een variatie op een oud (en succesvol) product ook een succes wordt, dan om te zien dat een compleet nieuw product een succes wordt. En dat is natuurlijk jammer, maar wat kun je er aan doen? Een praktische aanpak is als volgt:

  1. Allereerst is het van belang om bij het evalueren van ideeën niet meteen na te denken over de implementatie van ideeën – ga dus niet meteen nadenken over het ‘hoe’ van een idee, maar eerst over het ‘waarom’. Uit onderzoek komt namelijk naar voren dat de neiging om originele ideeën af te wijzen sterker wordt naarmate mensen meer nadenken over de realisatie van ideeën.
  2. Ten tweede, en misschien nog belangrijker, is het gevoel van ‘onhaalbaarheid’ misschien geen goede reden om een idee meteen af te wijzen. Het is namelijk makkelijker om een origineel idee zo verder te ontwikkelen dat het haalbaar wordt, dan het is om een haalbaar idee zo aan te passen dat het origineel wordt.

Kortom: koester en ontwikkel originele ideeën, ook als ze niet haalbaar lijken.

Zie ook een gerelateerde blog (door Yan Shao 20 juni 2017) over hoe managers hun werknemers kunnen stimuleren om hun beste ideeën te genereren.

Prof. dr. B.A. (Bernard) Nijstad (b.a.nijstad rug.nl) is werkzaam aan de Universiteit van Groningen, afdeling Human Resource Management & Organisatiegedrag. Met een team van onderzoekers bestudeert hij de ontwikkeling van ‘creativiteit en innovatie in organisaties’ (NWO VICI project). 

Literatuur:

Rietzschel, E. F., Nijstad, B. A., & Stroebe, W. (2006). Productivity is not enough: A comparison of interactive and nominal groups on idea generation and selection. Journal of Experimental Social Psychology, 42, 244-251.

Rietzschel, E. F., Nijstad, B. A., & Stroebe, W. (2010). The selection of creative ideas after individual idea generation: Choosing between creativity and impact. British Journal of Psychology, 101, 47-68.

Rietzschel, E. F., Nijstad, B. A., & Stroebe, W. (2014). Effects of problem scope and creativity instructions on idea generation and selection. Creativity Research Journal, 26, 185-191.