Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Religie, Cultuur en Maatschappij Nieuwsarchief Nieuws in 2012

Vrouwen voor het Voetlicht

Gerard Dou
In het Utrechtse Catharijneconvent is een expositie te zien van schilderijen en gebruiksvoorwerpen, stille getuigen van de vaak ondergeschikte rol die vrouwen in de kerk hebben vervuld.


Waar zijn toch de vrouwen binnen de geschiedenis van het christendom? Vaak zijn ze onzichtbaar en treden vooral mannen op de voorgrond. Toch zetten vrouwen zich op vele manieren actief in voor de 'goede zaak', zo illustreert de tentoonstelling Vrouwen voor het Voetlicht in museum Catharijneconvent in Utrecht.  Stovenzetsters, martelaressen, nonnen, diaconessen en majoor Bosshardt. Conservator Tanja Kootte  vond het hoog tijd om de rol van vrouwen binnen de kerk te belichten. "In ons schilderijendepot zijn vooral portretten van mannelijke geestelijken te vinden, die overdonderen nogal." 

Kootte wil bij deze tentoonstelling alles vanuit het vrouwenperspectief tonen. Mannen komen niet aan het woord over de rol van vrouwen binnen de kerk. "Luthers uitspraak over de brede heupen en het grote achterwerk, kom je niet tegen", zegt Kootte lachend. Hoewel er per ongeluk wel één kreet van een man doorheen is geglipt. "'Poetsengel', dat zullen vrouwen niet over zichzelf zeggen. Dat zei een pastoor ooit over zijn huishoudster."

Samen met Mirjam de Baar, hoogleraar cultuurgeschiedenis van het christendom (specialisatie: gender en religie) aan de Rijksuniversiteit Groningen loopt Tanja Kootte langs de tentoonstelling die morgen opent. Ze slenteren langs verschillende tijdsperioden die chronologisch laten zien hoe vrouwen zich voor hun geloof inzetten. Bij binnenkomst staat in een vitrine een staand naakt Christuskindje uit 1510. "Kijk, de nonnen speelden met zulke popjes", zegt Kootte terwijl ze naar het beeldje loopt. "Het werd verloot in kloosters, want iedereen wilde ervoor zorgen." De Baar: "Daar lieten ze al hun moederlijke gevoelens op los." Kootte knikt: "Ze kleedden hem aan en wiegden hem in slaap."

Even verderop aan de muur is het minder lieflijke veelluik te zien waarop de derde-eeuwse heilige Theodosia op allerlei manieren wordt gemarteld. Kootte: "Zij was vooral een inspiratiebron voor kloosterzusters." Elk luik toont een andere marteling: ledematen werden in opdracht van de keizer opgerekt, en ze werd aan haar blonde haren opgehangen. "Heldhaftige vrome vrouwen waren het, die martelaressen. Ze stonden voor hun geloof en ze konden zich door het christendom uit hun ondergeschikte rol ontworstelen. Zij werden vaak eerst nog opgesloten in de gevangenis om tot inkeer te komen", legt De Baar uit. Theodosia kwam niet tot inkeer, zij koos voor de marteldood. Net als de zestiende-eeuwse doopsgezinde martelares Maeken Boosers. In een vitrine ligt de herinnering aan haar tragische dood: een eivormig doosje met een zwart verpulverd peertje erin. "Zij zond dit peertje vanuit de gevangenis naar haar zoon. Die heeft het altijd bewaard en nu ligt het hier", zegt de conservator over het reliek.

Conservator Kootte vertelt dat het soms nog knap lastig was om de objecten voor de tentoonstelling bij elkaar te zoeken. "Het was een speurtocht." Cultuurhistorica en hoogleraar De Baar weet uit haar onderzoek dat vrouwen minder sporen hebben achtergelaten dan mannen. "In de zeventiende eeuw, bijvoorbeeld, hadden vrouwen geen maatschappelijk zichtbare functie. Zo waren ze geen diaken of ouderling." Wat dat betreft is er veel veranderd. "Vrouwen zijn vanaf het einde van de negentiende eeuw steeds meer op de voorgrond getreden, ook binnen de kerken", zegt de hoogleraar.

De conservator legt uit dat sommige aspecten wel in de geschiedenis thuishoren, maar niet worden getoond omdat er domweg geen object van is. "Veel vrouwen gingen in de Middeleeuwen naar een klooster om zich te ontwikkelen. Zoiets kun je niet laten zien. Je bent altijd afhankelijk van het materiaal dat voorhanden is. En dan moet het nog fijn zijn om naar de kijken", zegt Kootte. Twee derde van de stukken die in de tentoonstelling zijn te zien, komt uit de eigen collectie van het Catharijneconvent, de rest is geleend. Dat zijn vooral objecten uit de negentiende eeuw.

De expositie bestaat niet alleen uit schilderijen. "We hebben ook gebruiksvoorwerpen tentoongesteld, zoals het uniform van majoor Bosshardt. Dat maakt de tentoonstelling nog toegankelijker", zegt Kootte. Zij moest bij het inrichten van deze tentoonstelling ook goed op de verdeling tussen katholiek en protestants letten. "We hadden veel meer katholieke objecten." De tentoonstelling is breed opgezet. "We laten veel zien, maar er zal altijd wel iemand iets missen." Zo zijn de heksen bijvoorbeeld nergens te vinden. "Dat hebben we bewust gedaan. Dat is een onderwerp op zich." Het Catharijneconvent richt zich met deze tentoonstelling op een bepaalde groep mensen. "We vonden het  belangrijk om de doelgroep af te kaderen", zegt woordvoerder Douwe Wigersma van het museum. "Twintigers en dertigers zul je hier niet veel zien. Het zijn vooral vrouwen van vijftig jaar of ouder die een bezoek aan het museum brengen. De tentoonstelling sluit hierop aan, het raakt het hart van die doelgroep."

Verderop in een vitrine, naast twee dikke bundels met manuscripten, staan twee zwarte schoentjes, met hakken. Het zijn zeventiende-eeuwse kloppenschoentjes, van katholieke vrouwen. Hoogleraar Mirjam de Baar ziet ze staan en roept enthousiast: "Fantastisch." Het verhaal volgt gelijk. "Deze schoenen staan voor de rooms-katholieke vrouwen die eind zestiende en in de zeventiende eeuw ondergronds gingen, omdat de katholieke eredienst verboden was. Ze droegen een gewaad, waar deze schoenen bij hoorden. De kloppen waren vaak weduwen of ongehuwden die zelfstandig wilden blijven." De Baar zegt dat de kloppen vasthielden aan hun katholieke geloof en het zo verspreiden. Ze speelden orgel en verzorgden zieken. In totaal waren er zo'n 5000 kloppen." Kootte vult aan: "Er zijn nog veel manuscripten over hun levens."

Dicht bij de schoentjes, om de hoek, is een blinkende, hoge gouden monstrans uit 1760 te zien. Het oog wordt gelijk naar het voorwerp getrokken. Deze monstrans laat zien dat vrouwen zelfs hun eigen bezittingen aan de kerk doneerden. "Al de juwelen die je hier ziet, zoals diamanten en edelstenen, zijn door vrouwen geschonken", legt Kootte uit.

De twee vrouwen lopen verder, een volgende zaal in, waar de negentiende eeuw verbeeld wordt. Deze eeuw kenmerkt zich, volgens Kootte, door een sterke scheiding tussen de publieke en privésfeer. De Baar knikt instemmend. "Vrouwen mochten niet preken, maar moesten wel het geloof aan hun kinderen overdragen in de opvoeding", zegt De Baar. Ze vervolgt: "Het geloof werd in deze eeuw gefeminiseerd." Een bewijs daarvan is een schilderij waar de conservator op wijst. "Een vrouw die huilt om haar dode kind, maar tegelijkertijd weet dat het de Heer is'. Het geloof hielp bij het verwerken van zulke trauma's." Hoewel vrouwen vaak onzichtbaar waren, deden ze veel belangrijk werk. "Stoven zetten, de liturgische kleding strijken." Die activiteiten zijn op de schilderijen uit de negentiende eeuw te zien, net als het flaneren op zondag. In hun mooiste kleding gingen de vrouwen ter kerke.

Het grote verschil met vroeger is volgens De Baar dat vrouwen nu steeds meer naar de voorgrond zijn getreden binnen de kerk. "Vooral binnen de protestantse kerk is een feminisering te zien." Kootte wijst op de fotoserie van fotografe Lucia Ganieva. Daar komt dit goed naar voren, volgens haar. Ook Ganieva vroeg zich af: waar zijn toch die vrouwen? Kootte: "Op alle foto's zijn vrouwen te zien die actief zien in verschillende christelijke gemeenten. Wat mij toen opviel, was dat de Domkerk in Utrecht pas sinds 2006 een vrouwelijke predikant heeft. En binnen de Christelijke gereformeerde kerken is een vrouwelijke predikant nog steeds niet toegestaan." De Baar: "Maar toch, ze treden op de voorgrond, in de negentiende eeuw was dat nog niet aan de orde."

Cultuurhistorica De Baar concludeert dat vrouwen in de geschiedenis van het christendom altijd hun roeping en idealen hebben uitgedragen. "Ze zijn altijd belangrijke steunpilaren geweest. Langzaam zijn ze zichtbaar geworden en nu zijn er vrouwelijke voorgangers. Ze hebben uiteindelijk in veel kerken een positie verworven en bevoegdheden gekregen. En tot op de dag van vandaag zijn vrouwen actiever in de kerk dan mannen."

(c) Trouw, Karen Hagen

Te zien tot 24 juni

'Vrouwen voor het Voetlicht' is tot en met 24 juni te zien in museum Catharijneconvent, Lange
Nieuwsstraat 38 Utrecht. Op dinsdag t/m vrijdag geopend van 10.00- 17.00 uur Zaterdag, zondag en feestdagen geopend van 11.00-17.00 uur. Toegangsprijs: 12 euro. Met
museumkaart 2,50 euro.
www.catharijneconvent.nl

Laatst gewijzigd:12 juni 2023 20:17