Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons

Onderwijs en recht

Onderwijs: iedereen heeft er mee te maken of mee te maken gehad. De zorgeloze dagen op de basisschool en vervelende toetsen en examens op de middelbare school. Het onderwijs wordt in Nederland gezien als iets wat grotendeels vanuit de overheid moet worden geregeld. Sterker nog, dit is zelfs in de grondwet vastgelegd tijdens de grondwetsherziening van 1917 in artikel 23. Artikel 23 is sindsdien niet veranderd en blijft tot op de van vandaag gelden zoals het in 1917 is opgesteld. Dat het al bijna 100 jaar van kracht is, betekent echter niet dat het artikel niet ter discussie staat. Leuk voor je profielwerkstuk!

Vrijheid van onderwijs

De vrijheid van onderwijs is opgenomen in artikel 23 lid 2 van de grondwet en is één van de belangrijkste elementen van het recht op onderwijs. Deze vrijheid houdt bijvoorbeeld in dat een school zelf mag kiezen of er ‘s ochtends uit de Bijbel wordt voorgelezen of dat er wordt gebeden. Ook betekent dit dat de school zelf mag kiezen welke lesmethodes zij volgt en of er bijvoorbeeld een citotoets wordt afgenomen in groep 8. Deze vrijheid is echter niet altijd zo geweest als hij nu is. In de 19de eeuw is in de beroemde schoolstrijd dit recht verworven en in de grondwet van 1848 opgenomen. Maar daarmee was het nog niet klaar: waar openbare scholen door de overheid werden gefinancierd, moesten scholen met bijzonder onderwijs hun onderwijs uit eigen portemonnee betalen. De schoolstrijd eindigde in 1917. Er volgde een nieuwe grondwetswijziging waarin ook de financiering van openbaar en bijzonder onderwijs gelijkgesteld werd.

In 1917 betekende de vrijheid van richting dat scholen les konden geven op basis van religieuze overtuigingen. De vrijheid van richting hield toen dus slechts in dat je een school mocht oprichten op basis van een geloof (bijvoorbeeld een christelijke school of een islamitische school). Vandaag de dag is er echter veel veranderd ten opzichte van 100 jaar geleden. Discussies laaien op over de meerwaarde van religieus onderwijs. Onder andere D66 wil het bijzonder (en dus religieus) onderwijs helemaal afschaffen. Ook op het pedagogische aspect van het onderwijs zijn veel meningsverschillen en dit is terug te vinden in het onderwijs. Bijvoorbeeld de mate van zelfstandigheid van de leerling: is het niet beter om de leerlingen een weektaak te geven en deze laten af te werken in plaats van veel klassikale lessen? Op sommige scholen gebeurt dit al in de bovenbouw, maar wat dacht je van groep 3 en 4? Als een school daar week- of zelfs maandtaken zou willen geven, zou daar dan ruimte voor moeten zijn? En waar trek je de grens, bij bijvoorbeeld Jenaplan-, Dalton-, Montessori- en vrije scholen? En heeft de autonomie op deze scholen eigenlijk betrekking op overtuigingen die maar door een kleine groep mensen worden gesteund? En zo ja, in hoeverre moet die ruimte dan geboden worden? Dit zijn lastige vragen om te beantwoorden, maar zeker interessant om te onderzoeken!

Wie mogen er scholen stichten?

Dat men het recht heeft op vrijheid van onderwijs, betekent niet dat zomaar iedereen een school kan oprichten en daarmee aanspraak kan maken op overheidsgeld. Dit zou namelijk kunnen leiden tot uitbuiting van het systeem en kwaliteit van het onderwijs. Dan zouden mensen een school kunnen oprichten met het doel om geld te verdienen! Dit is natuurlijk niet de bedoeling en daarom bevat artikel 23 van de Grondwet in de leden 1 en 2 de zogenoemde deugdelijkheidseisen. Dit zijn de minimumeisen waaraan een school moet voldoen om recht te hebben op overheidsfinanciering. Voorbeelden van deugdelijkheidseisen zijn verplichte vakken die elke school moet geven (zoals taal en rekenen) en een minimum aantal lesuren dat elke week moet worden gegeven. In lid 5 wordt echter gesteld dat de overheid met betrekking tot bijzonder onderwijs deze eisen wel moet toepassen met inachtneming van de vrijheid van richting. En daar wordt het ingewikkeld, want hoe bepaal je dat? Zou dat betekenen dat een islamitische school geen taallessen hoeft te geven in het Nederlands als zij aangeven dit niet te willen? Voor bijzonder onderwijs moeten de deugdelijkheidseisen dus anders worden toegepast dan voor openbaar onderwijs, maar hoe dit precies moet is lastig te bepalen. De vraag hoe deze eisen moeten worden ingevuld, is dan ook zeker het onderzoeken waard.

Waarom zijn er eigenlijk 'bijzondere scholen'?

De constructie die in Nederland is gekozen om het gekozen onderwijsstelsel te bewerkstelligen is niet eenvoudig en is in de loop der jaren verschillende struikelblokken tegengekomen. Zo zijn over de gelijke financiering van openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs ook debatten en vraagstukken met voor- en tegenstanders. Waar in 1917 eindelijk consensus was bereikt dat bijzonder onderwijs gelijkgesteld diende te worden met openbaar onderwijs, komen de meningen hierover steeds verder uit elkaar te liggen. Want waarom zou vanuit de kas van de overheid bijzonder onderwijs moet worden onderhouden?

Voornamelijk moslimscholen zijn het middelpunt van deze discussie en het onderwerp wordt nog regelmatig in de politiek met hevige woordwisselingen besproken. Ook centraal staat in deze discussie wat wij als Nederland nou eigenlijk willen met ons onderwijs. Buiten kijf staat natuurlijk dat we naar kwaliteit streven, maar wat nog meer? En wat is de plaats van bijzonder onderwijs in deze opvattingen? En speelt de scheiding tussen kerk en staat nog een rol? Bekijk ook eens onderstaand filmpje uit Zondag met Lubach. Heeft Arjen Lubach een punt?

Meer weten?

Als je nog vragen hebt over dit onderwerp, kun je ons altijd mailen op gammasteunpunt rug.nl. Vind je dit een leuk onderwerp? Neem dan eens een kijkje bij de studies van de Faculteit Rechtsgeleerdheid! Als je meer over de studies wil weten kun je een keer naar een Open Dag of Eén dag Rechten gaan, of een webklas volgen.

Laatst gewijzigd:09 april 2020 11:30